Hoofdcategorieėn
Home » Tokio Hotel » Het zwanenmeer... maar dan anders. [TH] » 2.
Het zwanenmeer... maar dan anders. [TH]
2.
Met een smak gooi ik de deur dicht. Ook geef ik nog een extra trap tegen de deur aan en daarna loop ik door naar het raam. Ik open het raam en klim het dak op. Behendig klim ik naar het stukje dak, waar ik altijd zit. Als ik boos ben, verdrietig of juist vrolijk. Vaak ben ik daar te vinden. Ik ga zitten en trek mijn knieën op. Daarna leg ik mijn hoofd zuchtend op mijn knieën en ik staar naar de verlaten straten. Wat wil je ook als het tien uur ’s avonds is.
Ik denk weer aan het gesprek van net met Zoë. Ik kan Zoë soms gewoon niet uitstaan. Zoë heeft geen problemen, haalt goede punten op school en heeft een liefdevol vriendje dat haar nooit pijn zal doen. En ik, Cloë, haal de laatste tijd alleen maar slechte punten, maakt niet uit hoe hard ik er ook voor leer. Ik heb veel problemen met leraren, gewoon omdat ze mij niet kunnen uitstaan. En waarom dan? Omdat ik gewoon een flap uit ben. Sommige dingen floepen uit mijn mond. Daar kan ik toch niets aan doen? En dan komt er ook nog bij dat dat lieve vriendje van Zoë, Tom, hier iedere dag rond hangt. Iedere dag weer opnieuw hetzelfde gezwam van hem. “Ik houd van jou, Zo딯 “Ik wil jou nooit meer kwijt, Zo딯 “Een dag zonder jou, is een dag niet geleefd, Zo딯 En zo kan ik nog wel meer dingen bedenken die hij minstens tien keer per dag zegt.
Ik moet toegeven dat ik erg jaloers ben, maar Zoë gunt mij geen geluk. Ze daagt mij steeds uit, steeds meer en meer. Alleen maar om mij boos te krijgen en nog jaloerser. Ze is erop uit om mij een hak te zetten, om te laten zien, dat zij beter is dan mij. Om te laten zien, dat ik tegen haar op moet kijken en zij niet meer tegen mij, zoals het vroeger was. Vroeger was alles beter. Vroeger had ik geluk en Zoë niet. Maar deed ik ook zo gemeen tegen Zoë, zoals zij nu tegen mij doet? Ik dacht het toch van niet!
Ik haal mijn hoofd van mijn knieën af, als ik iets op straat zie bewegen. Het is een jongen, een erg lange. Een jongen met een raar kapsel. Gelijk als ik dat zie, rol ik met mijn ogen. Dat zal die broer van Tom wel zijn. Ik heb geen idee wat hij komt doen, maar ergens ben ik er wel benieuwd naar. Ik sta op en klim weer naar het raam, waar ik ook weer mijn kamer in ga. Ik loop mijn kamer uit, richting de trap die naar beneden gaat. Op het moment dat ik de trap afloop, gaat de bel. De laatste treden loop ik iets sneller en ik open al snel de deur. Daar staat precies de persoon dat ik verwacht had. Ik kijk hem aan en zeg: “Hoi.”¯ Het komt iets ongeïnteresseerde over dan ik bedoel, maar verbeteren doe ik mijzelf niet. “Hoi Cloë!”¯ zegt Bill, de broer van Tom, vrolijk tegen mij. Ik glimlach en zeg: “Ik ga Zoë wel halen.”¯ Eigenlijk wil ik me omdraaien en naar Zoë toe lopen, maar Bill zegt: “Nee! Niet Zoë halen, ik kwam eigenlijk voor jou…”¯ Ik trek een wenkbrauw op en een kort lachje ontsnapt uit mijn mond. “Wil je een stukje gaan rijden met mij? Straks hoort Zoë iets ervan en dat mag niet gebeuren van Tom..”¯ Ik lach weer en zeg: “Zo lang dit maar niet een versier truc is, vind ik het goed.”¯ Ik pak mijn huissleutel, mijn jas en loop met Bill mee naar zijn auto.
dat word wel vet <3, verder?