Hoofdcategorieėn
Home » Tokio Hotel » The Eyes of a Stranger » Sorrow II
The Eyes of a Stranger
Sorrow II
En zo werd mijn angst waarheid, ik liep de jongens tegen het lijf. Dusk en River stoeide terwijl ze probeerde vooruit te komen, al leek dat er niet veel op; hun schouders en rug botste het meeste van de tijd tegen elkaar en de dichtstbijzijnde muur. Ty was diep in gesprek met Jader, en waarschijnlijk ook Cars, want die liet goed zien dat hij mee aan het luisteren was. Jader liep vrijwel in het midden, met zijn handen in zijn broekzakken en schouders opgetrokken met zijn neus naar de grond gewezen. Cars liep nog net niet hetzelfde, hij was namelijk de enige die voor zich uit keek en mij dus zeker had gezien.
“Hé,”¯ zei ik twijfelachtig en zacht. De jongens, behalve Cars dus, keken verrast op. Maar Jaders blik veranderden gelijk in argwaan.
“Wat doe jij hier?”¯vroeg hij.
“De hond uitlaten,”¯ beantwoorde ik zo luchtig mogelijk.
“Dus toch.”¯ Iedereen keek naar River - die zich eindelijk onder de arm van Dusk kon bevrijden. De jongen keek alleen mij met grote ogen aan. Het maakte me nerveus en gaf mij het gevoel dat ik iets ontzettend verkeerds had gedaan.
“Dude, waar heb jij het over?”¯ Dusk raakte de arm van zijn broertje met zijn vuist. “Je kijkt alsof je een geest hebt gezien.”¯ Dit liet River vlug anders kijken. Maar ik wist al genoeg en seinde hem dat hij zijn klep moest houden.
“Rain,”¯ blies Jader nog net niet. “Zeg mij alsjeblieft niet wat ik denk wat je gedaan hebt.”¯ Mijn bleke huid verkleurde naar lichtroze. “Rain!”¯
“Ja, wat?!”¯ vuurde ik vijandig terug. “Ik krijg van River te horen dat jullie even duidelijk gaan zijn tegen Venon, en dan moet ik maar afwachten? Nee, dat was geen optie voor mij. Ik ben bij hem langs geweest, problemen mee?”¯ Ik schrok van mijn reactie, zo had ik nooit tegen hen gesproken, en dan helemaal niet tegen Jader. En de jongens waren het hier volledig mee eens.
“Rustig. Jader heeft er ook geen problemen mee,”¯ hierdoor keek Jader Cars met een opgetrokken wenkbrauw aan, “hij heeft alleen maar het beste met je voor. Iedereen weet wie Venon is en waar hij toe in staat is, en daar willen wij je het meest voor behoeden. We straffen je niet, we beschermen je.”¯
De jongens hadden afgehaakt om naar Venon te gaan, voor mij. Ik moet toegeven, er viel een zware last van mij af. Ze wisten dondersgoed hoe ik over de manier van aanpakken dacht die zij in hun hoofd hadden, en ik was blij dat ze er niet de spot mee dreven en het juist respecteerde. Voor hoe lang had ik geen idee, het deed me in ieder geval al goed dat het voor nu was uitgesloten. Daarna ben ik gelijk naar huis gegaan.
“Silver, jongen, kom je lekker bij mij slapen?”¯ Ik hield mijn deken omhoog en wachtte op de reactie van hem; hij kwam uit zijn mand om mij te vergezellen. Silver rolde zich op tegen de holte van mijn rug. Zijn natte snuit raakte mijn huid en blies warme lucht uit. Glimlachend sloot ik mijn ogen om door de slaap overgenomen te worden.
Een grote groep mensen omsloten mij. Ze liepen ieder hun eigen kant op; lachend, kletsend, of zwijgend, met de persoon die hen volgde. Er werden plasticzakken meegezeuld gevuld met benodigdheden of presentjes die ze aan zichzelf hadden gegeven. Vele hadden een zonnebril op om de pestende zon te kunnen negeren. Het was een warme en heerlijke dag.
Gebouwen vervormden naar bomen, mensen waren in rook opgegaan. Het stadsgeluid had plaats gemaakt voor rustige natuurgeluiden; vogels floten, de wind die door de bladeren van de bomen ruiste en eenden die zich aan het wassen waren in een klein vijvertje. Het trok me aan en liet mij naar een gazon leidde.
Genietend had ik mij zittend tegen een boom laten leunen. Mijn knieën waren opgetrokken, mijn armen zaten er vertrouwd omheen en mijn kin balanceerde op mijn knieën; zo bekeek ik het vijvertje voor mij die de laatste rimpels probeerde weg te strijken, de eenden waren eindelijk weg.
Heel zacht, bijna onhoorbaar, hoorde ik violen en gefluister in de wind. Het blies in mijn oren en wervelde in mijn hoofd. Het schone geluid gaf mij een senang gevoel, en een gevoel van herkenning en betekenis..
Mijn ogen opende zich weer, knipperden herhalend bij het zien van het vijvertje, of eerder wat hij zag.
Een bleek gezicht staarde mij recht aan. De sterke kaaklijnen en vormen verraadde dat het een man was, een jonge man. Zijn donkere ogen weken niet van mij af, ze keken verontrust, waarschuwend en angstig. Voorzichtig wilde ik het water raken, zijn hand reek uitnodigend naar mij uit. Eén vingertop verbrak de rust in het water. Kringen werden steeds groter, en het water steeds roder. Benauwend bekeek ik mijn hand, er kleefde donkerrood bloed aan de vingertop die alles verstoorde. De jongen was verdwenen in het rood.
Schokkend werd ik wakker door de afschuwelijke beelden die mij uit mijn droom, of eerder heuse nachtmerrie, schopten. De beelden van een vijver vol bloed en zo ook de rest van de omgeving, flitsten nog voor mijn netvlies. Spastisch had ik nog over mijn rechterschouder gewreven, het idee hebbend dat er bloed op was gespat die van de hoogliggende bladeren kwamen.
Zwaar ademend keek ik om mij heen. Het was donker, kaal en zeker niet mijn kamer. Naakten bomen omringden mij, verdord gras zat onder mij en een uitgedroogd vijvertje lag voor mij. Dit was zoals mijn droom. Ik herkende het gelijk, alleen miste ik de dansende zonnestralen, al het groen, en leven.
Verward probeerde ik alles op een rijtje te zetten, maar mijn volle hoofd gaf mij geen kans. Ik was hier op een vreemde manier terecht gekomen, nog in mijn lichtblauwe nachtjapon, en ik had geen enkel benul wat hier was. Het enige wat ik wel wist was dat ik hier over gedroomd had, zelfs twee keer. En ik wist ook dat het een reden moest hebben, al moest ik daar eerst achterkomen.
Met een kleine rilling op mijn lichaam - in zo’n dun en mouwloze nachtjapon was niet zo verwarmend - stond ik op en keek een nog een keer naar de kuil waar een klein laagje water in lag. Er was geen spoor te bekennen van de jongen, het verbaasde mij ietwat dat ik zijn gezicht nog wist te onthouden na zo geschrokken wakker te zijn geworden.
Vastberaden liep ik van de overleden stukje natuur weg, ik had me bedacht dat ik misschien hier in de buurt wat kon vinden wat mij op weg kon helpen. Dit vijvertje had blijkbaar een betekenis.
"Pampampaaí¡m!"
Hierna komt [dat denk ik toch] een gróótse ontknoping.
en venon heeft wel een lieve kant hoor! =] daar geloof ik echt wel in ;d
Hij is gewoon niet zo'n vechtertje . Maar hij wil zich groot houden,
om stoer te zijn . .
Jaaa , ik ken zijn soort xd
grapje man .
Jouw verhaal is echt mega, geniaal!
Snelmeeeeeeeeeeeerr<3
x