Welkom op FanFic.nl

De Nederlandse website waar je fanfiction kunt lezen én schrijven.

Nu on-line: (0)

Home » Tokio Hotel » Het Leven van een Waterlelie » Deel 2

Het Leven van een Waterlelie

28 april 2010 - 16:03

1370

2

389



Deel 2

Ik gaf haar een lichte stamp op haar arm, en samen liepen we naar onze fietsen. ‘Je gaat toch met mij mee, hé?’ vroeg ik ‘Ik denk dat ik mijn ouders nu hoor te bedanken.’ ‘Natuurlijk ga ik mee, joh.’ Ik zocht mijn sleutel in mijn boekentas, maar die speelde blijkbaar liever verstoppertje dan mij naar huis te laten fietsen. Aaah, gevonden. Hij lag ergens diep beneden in mij boekentas. Nu moest ik juist dat slot nog open krijgen. En dat lukte -zoals verwacht- niet echt van de eerste keer. ‘Whaa, rotslot! Moest je leven zou ik je vermoorden!’ vloog ik juist iets te luid uit tegen mijn slot, want Sofie had mij gehoord en kon een lach niet verbergen. ‘Die gaat er echt niet van open gaan hoor.’ Reageerde ze. ‘’k Weet het wel. Maar proberen kan geen kwaad.’
En voila, het slot ging open. Moest het niet zo’n belachelijk zicht zijn, zou ik nu een kusje aan mijn slot geven. Gelukkig besefte mijn brein met matige opslagcapaciteit dat ik dat beter niet kon doen. Ik sprong op mijn fiets, wat ik eigenlijk beter niet had kunnen doen, want ik voelde dat ik door die plof een grote blauwe plek aan het krijgen was. En bijgevolg betrok mijn gezicht pijnlijk. En uiteraard zorgde dat dan weer voor een schaterende lachbui bij Sofie. ‘Dat is niet grappií¬í¬í¬g.’ Zei ik, geveinsd kwaad, maar zo geveinsd kwaad zijn lag helaas niet echt in mijn aard, dus een grijns kon ik moeilijk onderdrukken. ‘Stiekem wel.’ Lachte Sofie.
Ooooh, wat hadden wij toch een lachdag vandaag, ik denk dat deze dag een van de gelukkigste uit mijn leven was, maar dat dacht ik zo gemiddeld één keer per week. Maar grote kans dat ik er deze keer niet zoveel naast zat, ik bedoel maar wat is er op deze dag al niet allemaal gebeurd? Punt één: het was de laatste schooldag, dus twee maanden geen les, punt twee: ik had een mega goed rapport, punt drie: ik had de kans om naar mijn allerliefste favoriete groep ooit te gaan EN daarboven mocht ik van mijn ouders gaan. Meer punten zijn er al niet nodig om een zalige dag te hebben.
Sofie porde mij. ‘En zitten we weer in de wereld met de sprekende muizen en dansende koeien?’ ‘Nee, nu is het die met de sprekende koeien en de dansende muizen.’ Grijnsde ik. Samen fietsten we de straat op. ‘Wij gaan naar TH, wij gaan naar TH, wij gaan naar TH!’ riep Sofie en ondertussen wiebelde ze opgetogen met haar schouders heen en weer. Samen zongen we nog wat liedjes van Tokio Hotel, maar ja als ik in een gelukkige bui was kwam er soms nogal melige muziek uit mijn mond, zoals die van Kabouter Plop. Die overigens ook mega hip is. We waren weeral een paar straten en een paar liedjes verder toen Sofie vroeg: ‘Hoe begint ‘Der Letzte Tag’ nu ook alweer?’ ‘Der Letzte Tag’ was een van mijn meest geliefde liedjes die ik kende.

‘Jetzt sind wir wieder hier
bei dir oben auf'm Dach
Die ganze Welt da unten
kann von mir aus untergehen heute Nacht…’

Oooh, wat hield ik van dat lied. Pure realiteit zat er in dat lied verweven. Ik zong en zong en bleef zingen, Sofie viel in en zij zong en zong en bleef zingen. Ik keek naar Sofie en soms ook naar de grond, de weg was niet belangrijk. Ik had de muziek, en de muziek had mij. Opeens zag ik voor mij een grote truck opdoemen. Schrik gierde door mijn aderen. Ik zag het aankomen. De dood reed met die truck. Daar durfde ik voor wedden. Ik probeerde nog uit te wijken, maar dat lukte niet echt. Een knal en pijn. Alles deed pijn, maar wel maar even. Ik hoorde geroep in de verte, en toen was alles zwart en stil.

Ik opende mijn ogen, vermoeid keek ik om mij heen. Waar was ik, ik herkende het niet. Ik keek rondom. Een sirene klonk er in de verte, ik zag mensen wild heen en weer rennen. Ik liep wat meer naar voren en zag, ik zag mijzelf, en Sofie. We lagen daar op de baan. Mensen stonden in paniek om ons heen. Een man hurkte zich en voelde aan mijn pols. Ik zag dat er een stroompje bloed langs mijn rechter slaap liep. De man voelde een zacht geklop, nu hurkte er iemand anders bij Sofie. Sofie zag er minder erg uit als ik. Maar, maar waar was ik eigenlijk? Hoe was het in hemelsnaam mogelijk om jezelf te zien liggen en tegelijk gewoon, ja gewoon te staan kijken. Nee, dat kon gewoon niet, onmogelijk!
Het moest wel een soort droom zijn. Ja, dat zou het wel zijn, straks zou ik gewoon wakker worden in mijn bed thuis en zou ik weer gewoon naar school moeten gaan. Ik keek weer op, ondertussen was er een ambulance gearriveerd. Haastig stapten er een paar mannen uit. Eén liep naar Sofie en begon aan van alles te prutsen en te testen en weet ik veel wat nog meer te doen. Die doktersdingen zijn nooit echt mijn ding geweest, veel te ingewikkeld en al dat bloed, ieuw, ieuw dubbel ieuw! Dan hieven ze haar op een brancard recht de ziekenwagen in. Gevolgd door ikzelf. Want ja ondertussen waren ze natuurlijk ook met ‘mijn andere ik’ bezig, nogal een geluk ik zag het niet echt zitten om zo jong al te sterven.
Nu besloot ik ook maar om naar te volgen. De mensen buiten keken allemaal bezorgd. Help! Wat zou er gebeurd zijn? De deuren gingen dicht en de ambulance schoot ervandoor. Met loeiende sirene schoten we door de bochten, straat in en straat uit. Ik keek eens rond, de dokters waren met van alles en nog wat bezig, wat precies zou ik niet kunnen zeggen, want ja zoals ik al zei weet ik er niets van af. Sofie en ‘die andere ik’ lagen er rustig bij, je zou kunnen zeggen dat we gewoon sliepen, afgezien van wat bloed, schrammen, etc. plus al de spanning die rond ons hing, was alles doodnormaal.
Na een aantal minuten stopten we, of met andere woorden: we waren in het ziekenhuis aangekomen. De deuren gingen weer open en ‘ik’ werd als eerste naar buiten gerold. Enkele dokters en verpleegster brachten ‘mij’ direct weg, ik besloot dan maar ook om te volgen want, ‘dat ik-geval’ interesseerde mij toch iets meer dan Sofie. Misschien wel wat egoïstisch, maar ja het is maar een droom en het is dus ook niet echt. Wel een heel bizarre droom, maar ja echt kon het niet zijn. Daarvoor was het toch wel echt té bizar.
Ze reden met ‘mijn alterego’ de operatiezaal binnen. Amai, nu moest ik toch wel even bekomen, direct de operatiezaal binnen, dan was ‘ik’ er blijkbaar toch erg aan toe. Of was dat gewoon normaal, direct de operatiezaal binnengaan? Ik wist het echt niet. Nu ja, ik wou nu niet bepaald zien wat er nu precies met die ‘andere ik’ aan de hand was, dus besloot ik maar eens naar Sofie op zoek te gaan. Haar vond ik dan ook weer in een andere operatiezaal. Hemeltjelief! Hoeveel van die zalen hebben ze hier zo?! Oké, domme vraag nummer één, met als antwoord: veel natuurlijk. Piekerend liep ik door de gang, wat zou er nu gebeurt kunnen zijn. Eerst even de feiten opsommen.

Feit één: We worden geopereerd in het ziekenhuis. Slecht
Feit twee: Ik loop hier rond, MAAR lig ook daar in die operatiezaal. Slecht
Feit drie: Dat is toch wel opmerkelijk bizar. Neutraal
Feit vier: Niemand schijnt mij te kunnen zien. Slecht
Feit vijf: Ik weet niet meer wat er zou gebeurd zijn. Slecht

Niet goed, niet goed. Vier van de vijf feiten waren slecht. Dit moest dus wel een heel slechte situatie voorstellen.
Ik keek op mijn uurwerk. Er waren al twintig minuten voorbij gegaan. Ik slenterde nog wat verder door de gang. Zenuwachtig spring ik op en neer. Stel dat ‘ik’ het niet overleefde wat zou er dan gebeuren? Zou deze versie van ik dan verdwijnen? Zouden mijn ouders verdrietig zijn? Natuurlijk, domme vraag twee. Zou Sofie haar operatie wel overleven? Ik keek nog eens op mijn uurwerk. Veertig minuten waren er nu al gepasseerd.

Reacties? ;D


Reacties:


XxMangelBxX
XxMangelBxX zei op 20 mei 2010 - 21:48:
Whaaaaaaaaaaaaaaa!
*Isch nieuwschierig*


VampireHeidi
VampireHeidi zei op 28 april 2010 - 19:48:
OMG verder!