Hoofdcategorieën
Home » Tokio Hotel » Coincidence doesn't exist » 14.
Coincidence doesn't exist
14.
Jamie
Toms neus kriebelt op mijn arm als ik het hoekje van de deken in mijn mond stop. Hoe kon ik ooit zo stom zijn? Ja hoor, ik ga met lekker naakt liggen rollen met de tweelingbroer van mijn ex terwijl mijn man dood is. Goed plan. Ik kuch zachtjes, gewoon om het idee. Tom mompelt iets, knuffelt mijn arm plat en legt zijn hoofd - inclusief open mond - op mijn schouder. Twee seconden later slaapt hij weer. Het valt me nu pas op hoe schattig zijn neus eigenlijk is. Nee, niet alleen zijn neus. Alles aan hem is schattig. Kon hij maar voor altijd blijven. Kon ik de tijd maar stilzetten. Kon ik maar van hem houden, en van hem alleen. Maar ik heb Ernst, en ik heb Bill.
Of eigenlijk - ik heb ze alle twee niet. Niet meer.
Ik zucht. Misschien is het tijd om op te staan. Misschien moet ik Tom maar wakker maken. Of nee - ik zou heel voorzichtig weg moeten gaan en dan een ontbijtje voor hem moeten maken. Koffie, sinaasappelsap, croissantjes - zoiets. Dat zou hij vast leuk vinden. Even zie ik zijn lach voor me, de lichtjes in zijn ogen, hoe hij zijn armen om me heen slaat. Een rilling loopt over mijn rug, alsof het me wil vertellen dat het een goed plan is - ontbijt maken voor Tom. Heel voorzichtig schuif ik mijn kussen onder Toms hoofd, trek snel mijn schouder weg.
‘Naaah, nog vijf minuutjes,’ mompelt hij zonder zijn ogen open te doen. Het kussen krijgt een aai, de topjes van zijn wijsvinger en middelvinger stopt hij in mijn mond. Ik gris een shirt van de grond zonder te kijken of hij wel van mij is en loop snel de kamer uit. Onder me kraakt een plank, maar ik ben er al zo aan gewend dat ik het nauwelijks hoor. Ik glimlach als ik Toms shirt over mijn hoofd trek en de deodorantgeur mijn neus in dringt. Het is sprookjesachtig stil in huis, maar misschien komt dat wel door het licht. Ik heb gisteravond de gordijnen natuurlijk niet dichtgedaan -én niet gestofzuigd, wat ik mezelf nog wel zo beloofd had. Ach ja, dat komt nog wel. Ooit, voeg ik erbij toe als ik de keuken in stap en mijn hand langs de kastjes laat glijden. Haast automatisch trek in een pan uit de la, en een bord, mes, vork, glas, de fles sinaasappelsap. Ik draai een rondje voor ik een pak afbakcroissantjes uit de kast pluk, en ik voel me net zo’n beeldschoon blond meisje dat in een bloemenveld hand in hand loopt met de meest perfecte jongen die je je maar kunt wensen. De croissantjes gaat uit het pak, op een schaal, in de oven. Ik tuur even door het raampje en ga dan op het aanrecht zitten, tussen de afwas en het koffiezetapparaat in. In trek mijn benen op, laat mijn hoofd op mijn knieën rusten. Mijn vingertoppen glijden langs mijn scheen, zoals die van Tom vannacht deden. Tom. Bill. Ernie. Bill. Tom. Bill. Ernie. Tom. Ernie. Bill. Tom.
Ik bijt op mijn vinger, trek aan mijn haar. Godverdomme. Waarom doe ik zo? Waarom kan ik gewoon niet van één persoon houden? En waarom houdt iedereen van mij? Ik ben niet mooi, ik ben niet knap, ik ben niet slim, ik ben niet lief, ik ben niet aardig. Ik heb geeneens gratis drugs. Waarom doen ze het dan toch? Er is helemaal niets aan mij dat wie dan ook leuk zou kunnen vinden. Ik ben gewoon mezelf. En dat staat gelijk aan totaal waardeloos. Hé, wacht eens. Dat heb ik al eens gedacht. Toen ik bij Bill wegging. Ik zei dat ik niemand meer pijn zou doen, dat ik maar het best dood kon gaan. En wat nu? Wat nu? Ik leef nog. En ik verpest het voor Tom. De oven piept zachtjes, mijn hoofd schakelt over op standje zombie. Niet denken is makkelijker dan wel. Een golf van warmte stroomt over me heen als ik het deurtje open doe en een theedoek om mijn hand sla om me niet te branden aan de ovenplaat. Zie je, je maakt ontbijt voor hem. Je houdt van hem. Eén voor één pluk ik de goudbruine stukjes deeg uit de hete lucht, terug de heerlijke koelte in. Zo moet de hel voelen, maar dan nog eens honderd keer erger. Twee op een bord, één in mond. En dat had ik beter niet moeten doen. Het is zo heet dat het pijn doet. Goed zo, bereid je maar voor. Later wordt het allemaal nog veel erger. Hou. Op. Met. Denken!
Sinaasappelsap in een glas, het glas op mijn geïmproviseerde dienblad, de snijplank. Het bord zet ik erbij. Misschien kunnen ze wel vriendjes worden, voor ze opgegeten worden.
‘Jamie? Waar is mijn T-shirt?’ schreeuwt Toms schorre stem. Mijn hart zakt een paar centimeter lager. Ik wilde hem wakker maken. Nu kan ik zijn lach niet meer zien. Nu kan ik niet meer bij hem komen liggen.
‘Jay? Hallo?’
Wat moet ik zeggen? Ik wilde hem blij maken, en nu kan het niet meer. Ik heb zin om ‘Tom! Snel! Ga weer liggen!’ te roepen, maar dat is te kinderachtig voor woorden. Stomme ik.
‘Oh, daar ben je - hè? Wat is dat?’
‘Voor jou. Maar je was al wakker,’ mompel ik tegen een beduusde, shirtloze Tom. Hij lacht niet. Hij vraagt zijn shirt niet terug. Hij trekt niet eens met zijn wenkbrauwen. Hij zegt alleen ‘Oh Jamie toch.’
En dan is het stil. Ik zou het liefst alles uit mijn handen laten vallen en hem om zijn hals vliegen, maar ik lijk het simpelweg niet te kunnen. Zachtjes schudt hij zijn hoofd. Het maakt me gek. Ik kan niet kiezen - ik wil hem slaan en zoenen tegelijk. Dilemmaseks, schiet er door mijn hoofd, maar anders dan normaal kan ik er niet om lachen.
‘Kom,’ zegt hij, zijn stem merkwaardig vast, ‘we gaan naar Bill.’
En wat precies doe ik hier?
Tom kijkt me aan, maar er kan geen lachje vanaf. Zijn mond is een streep en daar lijkt niets aan te kunnen veranderen. Hij haalt zijn sleutels uit zijn zak, maar maakt dan een ‘Mh’-geluidje en stopt ze weer terug. De deurbel gaat af onder zijn vinger. Mijn handen trillen, mijn maag eet zichzelf op van de zenuwen. Ik wil hier niet zijn. Ik wil hier niet zijn. Ik wil hier niet zijn. Ik wil hier niet zijn. Ik wil hier niet -
‘Tom? Waarom belde je aan? Waarom was je zo lang - ’
Hij ziet mij. Ik weet het. Voor het eerst dit uur ontglipt de grond aan mijn blik. Dí¡t is niet Bill. Dat is iemand met warrig, donkerblond haar, iemand zonder wenkbrauw piercing, zonder make-up, dat is iemand die zich beter moet leren scheren, iemand die meer moet slapen, iemand die zo mager is dat je hem het liefst meteen naar de McDonalds sleept. Dat is Bill toch niet?
Ik vraag het, maar ik weet het al. Ik heb het al gezien. Ik heb het al gemerkt. Het is Bill. Dat daar - dat is Bill. Of wat ik van hem gemaakt heb, dan.
waaaaah O__O
dit is idd Dilemma Sex XD!
hoe gaat ze dit in godsnaam oplossen
eerst man dood dan is Bill depri omdat ze hem verlaat
en nu is ze verlief op tom en slaapt met hem
als bill het weet x.x is Tom's begravenis alvast geplanned
omg ik wil meer !