Hoofdcategorieën
Home » Lord of the Rings » Calleigh & Ramay » 21
Calleigh & Ramay
21
Ik slikte even.
'Nee, ik.. ik.. Ik ga naar Rivendell,'zei ik zachtjes, en ik steeg op Opaal (Zat i kdaar niet al op?), en draafde weg. Stiekem hoopte ik dat Legolas me achterna kwam. Maar dat deed hij uiteraard niet.
Ik haalde mijn schouders op en we reden het bos in. Toen het donker begon te worden, zette ik een tent op en maakte een vuurtje. Ik bond Esmeral vast aan een boom bij de tent en ging zitten. Ik staarde naar de vlammen. Ik zag mijn vaders van woede vertrokken gezicht in mijn gedachten. Hij snauwde iedereen in het paleis af. Hij zocht míj, al in 5 steden tegelijk. En het zou niet lang duren voor ze me hier ook kwamen zoeken. 'Hé,' zei Legolas verlegen, 'het komt wel goed.' Ik keek hem aan, maar door de vlammen kon ik niet goed zien dat hij rood werd.
Bij Rivendel hoorde ik iemand achter me aan lopen.
'Hey, wacht nou even! Lle anta amin tu?*' Ik keek om, en zag een manneljke elf staan.
'Nee,'gromde ik. 'En al helemaal niet van jou!' Ik spoorde Opaal weer aan, maar ze weigerde verder te gaan. De mannelijke elf liep naar me toe, en zei:'Ik ben Lindir, jij bent?'
'Calleigh,'zei ik met tegenzin.
'Okay. Mag ik je naar de stad leiden?'vroeg hij beleefd.
'Je doet maar,'gromde ik, totaal níet beleefd.
*heb je hulp nodig?
Ik bleef zitten tot de vlammen uitgingen en kroop de tent in. Ik trok de deken over me heen en lag in het donker naar het tentdoek te staren. Waar zou Calleigh nu zijn? Ik hoorde een geluid en zag Legolas binnenkomen. Hij ging aan de andere kant van de tent liggen. Na een hele tijd viel ik in slaap en droomde dat ik alleen in het bos liep en dat Ramay opeens kon praten en tegen Legolas stond te schelden.
'Weet je al waar je gaat overnachten?'vroeg Lindir. Ik schudde mijn hoofd.
'je kan wel bij mij blijven.' Ik keek hem nadenkend aan, en knikte toen. Een onderdak bij hém is altijd nog beter dan geen onderdak.
De volgende ochtend schoot ik de tent uit. Ik rende naar een beek en waste mijn gezicht. Ik viel op mijn knieën. Tranen drupten in het water. Legolas vond me leuk, mijn vader zocht me en Calleigh was heel ergens anders. Godzijdank had ik Esmeral nog, mijn maatje sinds ik jong was. We waren samen opgegroeid, we waren bijna altijd samen. Ik liep langzaam terug naar de tent en begon de spullen in te pakken zonder hem wakker te maken.
*grinnik*
Jeanine, weet je nog dat jíj Ramay was, en ik calleigh?? Volgens mijh aalj e ons doormekaar