Hoofdcategorieën
Home » Tokio Hotel » Humanoid » Attention
Humanoid
Attention
Georg had zijn brommer in de garage neergezet om kwart na zeven uur ’s avonds. Hij stopte met werken om zeven uur, reed een kwartier vanuit zijn werk naar huis, en meestal ging hij dan meteen eten en slapen. De laatste dagen was die gewoonte hard veranderd. Sinds vorige week, hij kon niet geloven dat het zo dichtbij was, begreep hij dat hij - of Ven - achtervolgd werd. Vens verdwijning maakte hem er enkel nog meer paranoïde op. De plotselinge dood van meneer Philips gisterenochtend was ook een shock, hoewel de meesten zich meer op hun gemak voelden nu hij niet meer over hun schouders staarde.
Georg vertrouwde het niet. Hij deed zijn garage dubbel op slot, stapte toen behoedzaam naar de voordeur, en keek eerst vijf keer in het rond om te kijken of alles veilig was. Hij wist wel dat hij zich aanstelde, maar toch kon hij de drang om voorzichtig te doen - om aandacht te geven aan wat er rond zich gebeurde - niet negeren. Hij draaide zijn sleutel, bibberend, door het sleutelgat, en draaide hem twee keer om. Toen hij vlak daarna een vingerafdrukcontrole moest doen, drukte hij zijn vingers tegen het scherm. Hij zag een groen lichtje verschijnen, en keerde zijn blik, bang om in die groene gloed te kijken terwijl hij zijn vinger liet scannen. Drie vrolijke korte piepjes maakten duidelijk dat hij naar binnen mocht. Hij pakte zijn grijze oude rugzak die hij naast hem had neergelegd op, zwierde hem over zijn schouders en stapte met rustige passen naar binnen.
Het eerste wat hij deed was het licht aandoen, in de hoop Ven daar door een of andere reden aan te treffen, met of zonder verklaring van haar verdwijning. Natuurlijk werd zijn hoop altijd weer gevolgd door teleurstelling. Zijn lege woonkamer maakte duidelijk dat hij alleen in het huis was.
Althans, dat hoopte hij. Zo snel hij kon rende hij naar een kastje naast zijn voordeur, en drukte hij op de knop met de rode letter S. Een lage tuut vulde zijn oren, en hij tipte met zijn voet in afwachting tot de grote huisscan voorbij was.
Na tien seconden wierp hij een blik op zijn horloge, waardoor hij merkte dat hij de voordeur opengelaten had. Hij draaide zich om, drukte zijn handen tegen de koude metalen deur, en duwde hem dicht. De luide klap vulde de kamer, maar hij negeerde het, lettend op de lage tuut van het scanapparaat dat gevolgd werd door die dezelfde kortie piepjes als daarjuist.
‘Het huis telt slechts één menselijke levensvorm en een organisch wezen die zich in de keuken bevind,’ zei een metaalachtige stem. Georg, die zijn adem ingehouden had, zuchtte nu opgelucht. Hij smeet zijn rugzak neer naast de kapstok die zich rechts naast hem bevond, en hing hij zijn leren jas er ook aan.
Toen hij voorbij de telefoon liep, drukte hij op de rode knop om zijn berichten af te luisteren. Het was Jennifer die tien minuten geleden gebeld had.
‘Hé Gé, geen zin om vanavond nog eens iets leuks te gaan doen? Ik had een leuke avond laatste keer, en hoopte dat we nog zoiets konden gaan doen. Ik weet een goede tent, misschien komen we nog nieuwe muzieksoorten tegen, weet je nog?’ Dit werd gevuld met een zachte giechel. ‘Nou, ik hoop dat je me straks terugbelt, want ik weet dat je binnen vijf minuten terug bent. Vraag me niet waarom ik je dan niet gewoon vijf minuten later had gebeld, ik heb geen zin om daarop te antwoorden. Nou, hopelijk tot straks.’
Er kwam een kleine klik in de luidspreker, en toen helemaal niets meer. Georg zuchtte, keek op zijn klok. Het was twintig over zeven, en hij had eerlijk gezegd niet zo veel zin om uit te gaan. Misschien kon hij Jennifer gewoon uitnodigen om langs te komen? Dat zou ze wel leuk vinden.
Hij greep naar de telefoon, drukte het laatst gebruikte nummer in en zette de hoorn aan zijn oor. Langzaam stapte hij naar de keuken om iets eetbaars te pakken. Eerst vond hij niets dat hem beviel, maar hij kon Jennifer vragen iets mee te nemen.
‘Hallo?’ werd er gevraagd aan de andere kant van de telefoon. Jennifers stem klonk zalig in Georgs oren, maar de man wist niet waarom. Hij betrapte zichzelf erop de gedachte te hebben dat hij verliefd op haar was. Dan is het maar zo, was zijn enige reactie daarop.
‘Jen,’ begon hij, redelijk onzeker. Aan de andere kant was het stil. ‘Geen zin om vanavond langs te komen bij mij, dineren, filmpje kijken?’
Georg raakte bezorgd toen hij niets hoorde aan de andere kant. Wat als ze niet wilde? Wat als ze opeens andere plannen had gemaakt?
‘Nou, ik vind het goed,’ zei ze opeens op een vrolijke toon. Georg kon zich wel inbeelden dat ze gewoon in stilte aan het flippen was aan de andere kant van de telefoon.
‘Om acht uur bij mij?’ vroeg Georg, ietwat zekerder van zichzelf. Jennifer giechelde zachtjes, en maakte een goedkeurend geluidje. Georg kon het niet laten om op zijn lip te bijten.
‘Trek iets moois aan!’ waarschuwde hij haar. Weer was er enkel gegiechel aan de andere kant van de lijn. Geog begreep niet waarom hij zo grappig was. Toen schoot hem opeens een vraag binnen.
‘O, waarom belde je me niet gewoon vijf minuten later?’ vroeg hij plagend. Hij wist wel wat haar reactie ging zijn: valse irritatie maar werkelijke opfleuring omdat hij zich dat een klein detailtje nog herinnerde. Vlak voordat hij ophing zei hij nog snel: ‘Tot straks!’
En toen was hij weer alleen. Hij wilde opeens een heel diner samenstellen voor haar, en besefte dat hij daar nog maar veertig minuten voor had. Zo snel hij kon zette hij wat pannen klaar en goot er wat water in. Terwijl het water kookte, smeet hij er spaghettislierten in en had hij niet eens zin om te wachten tot ze begonnen te plooien. Hij pakte een zakje met snelmaak saus, scheurde ze open om daarna de inhoud in een kommetje te strooien. Hij goot er wat water bij in, zette ze naast de grotere kom op het fornuis, en rende toen naar boven om zich te kunnen wassen.
Hij vond het irritant dat hij zijn lange bruine haren moest drogen - toch eerder beschamend dan irritant - aangezien hij geen tijd had om ze zo te laten drogen. Na zijn douche pakte hij de lelijke haardroger uit de kast, wreef hij in zijn haren en wachtte hij af tot ze droogden. Toen ze min of meer droog waren, snelde hij naar zijn kleerkast om een mooi kostuum te zoeken. Hij vond een zwarte broek, een wit hemd, maar geen zwart jasje. Dan maar zonder.
Hij greep zijn strikje die hij nooit aandeed, draaide hem rond zijn kraag, en rende toen weer naar beneden om zijn spaghetti te kunnen bekijken. De slierten waren al aan het plooien, en de saus zag er intussen ook alweer eetbaar uit. Georg glimlachte in zichzelf. Hij besloot dat hij nu enkel nog maar kon wachten.
En Jennifer kwam al vlak daarna aabellen aan zijn deur. Georg rende ernaartoe, draaide zijn sleutel weer twee keer om, en keek toen in Jennifers grijze ogen. Haar bruine haren waren naar achteren gedaan, en in een dotje samengezet. Haar ogen werden omringt door een lichte zwarte lijn, en haar wimpers leken meer uit te komen dan normaal. Haar lippen zagen er donkerder uit, en vormden een glimlach op haar gezicht. Een glimlach waar Georg door werd aangestoken. Zijn lippen vormden meteen hetzelfde figuur, waardoor ze als twee glimlachende standbeelden tegenover elkaar stonden.
‘Hoi Jenn,’ zei Georg een beetje beschaamd voor zijn gedrag. Jennifer maakte haar glimlach enkel breder, toonde haar witte tanden, en reikte met haar hand naar zijn gezicht.
Georg vloog snel van de deuropening weg, waardoor Jennifers hand onhandig in de lucht bleef hangen. Haar ogen stonden lichtjes gekwetst. Ze liet haar hand zakken, maar deze werd door Georg vastgepakt.
‘Kom maar naar binnen, Jenn,’ zei hij, zich verontschuldigend voor zijn reactie. Hij voelde hoe haar huid op de zijne brandde alsof ze gloeiend heet was. Uiteindelijk was het gewoon zijn verbeelding. Georg trok Jennifer zachtjes mee naar binnen, draaide de sleutel weer dubbel om, en stelde voor om haar jas aan te nemen. Jennifer stemde toe. Ze deed de knopjes open, waardoor Georg een eerste zicht kreeg op haar bordeaurode jurk. Pas nu zag hij hoe mooi ze werkelijk wel niet was. Haar figuur werd duidelijker geäccentueerd in het kleed dat tot haar knieën ging. Haar benen leken te glanzen in het licht, en haar zwarte naaldhakken zorgden ervoor dat haar kleine voeten er nog schattiger uitzagen dan normaal. Georg realiseerde zich pas na tien seconden dat hij haar vollop aan het aanstaren was. Hij ging verder met de jas op te hangen, legde toen zijn hand op haar rug, en begeleidde haar naar de keuken, waar hij de borden al had klaargezet. Hij verwachtte dat Jennifer ging gaan zitten, maar werd verrast toen ze direct naar de ketel liep, en een vies gezicht trok.
‘Ik heb je nog niet verteld dat ik spaghetti niet geweldig vind,’ zei ze verontschuldigend. Georgs mond viel open, en hij schaamde zich diep. Hij had het natuurlijk moeten vragen of ze dat wel lustte. Hij had het eigenlijk al lang moeten weten; ze waren al bijna zes jaar bevriend!
‘En eigenlijk heb ik vlak voordat jij belde al avondgegeten,’ voegde ze nog aan haar bekentenis toe. Georgs beschaamd gezicht, klaarde een beetje op, tevreden dat ze de avond niet moest doorkomen met een lege mag. Hij draaide het fornuis dicht, liet de spaghetti en de saus daar maar staan, en stapte richting Jennifer. Jennifer draaide zich naar hem toe, met haar rug tegen de kast. Ze legde haar hand op de rand, en staarde met nog steeds een verontschuldigende blik naar Georg. Even liet ze haar tong over lippen glijden, Georg wist niet waarom. Hij ging voor haar staan, besefte dat ze minder klein was met de naaldhakken - waardoor hij niet meer naar beneden moest kijken om haar te zien. Ze waren bijna even groot.
‘Het spijt me, Georg,’ fluisterde Jennifer. Georg glimlachte enkel, schudde zijn hoofd en liet zijn vingers over haar wang glijden. Jennifer haalde diep adem, staarde hem in de ogen aan en wachtte af.
Toen Georg zijn lippen tegen de hare drukte, wist hij iets waar hij voordien nog over twijfelde.
Hij was verliefd.
De volgende morgen was een chaos. Zowel Georg als Jennifer waren te laat opgestaan omdat ze de wekker genegeerd hadden. Dan was het nog een drama om haar kleren allemaal te vinden, dat ze uiteindelijk gewoon Georgs kleren hadden gepakt, en ze daarmee naar haar huis gingen om eigen dingen te pakken. Terwijl Jennifer met haar auto naar haar huis reed, zat Georg naast haar, haar rijtechnieken bewonderend. Tegenwoordig waren brommers zo in de mode dat auto’s meer iets voor de taxi-chauffeurs waren. Het leek opeens een hele eer nu hij naast een echte auto-chauffeur mocht zitten.
Het werk leek niet vooruit te gaan. Hun nieuwe baas - een kleine vrouw met een schelle stem en onnatuurlijk rode haren - kon maar niet stoppen met bevelen te werpen. Georg vroeg zich af hoe het hem in vredesnaam gelukt was om haar nog nooit eerder gezien te hebben op het bureau.
En weer was Georg klaar om zeven uur met zijn werk. Hij werd wegens gebrek aan eigen vervoer door Jennifer naar huis gereden, werd hevig gekust toen ze afscheid namen, en rende toen - tot Jennifers grote verbazing - voor zijn leven naar de voordeur. Hetzelfde ritueel deed zich voor hier. Sleutel twee keer in het slot, vingerafdruk, en, eens binnen, de indringersscan. Georg wenstte maar dat die vreemde paranoïde bui ooit over ging.
De scanner meldde dat er een menselijke levensvorm was, maar de organische ontbrak. Georg vroeg zich af of zijn huisbot misschien het huis verlaten had. Waarschijnlijk inkopen gaan doen, aangezien zijn voorraad flink verdund was sinds die achtervolgingswaanzin. Georg hing zijn jas weer op zoals gisteren, smeet zijn rugzak neer, zoals gisteren, en stapte naar de telefoon... inderdaad, zoals gisteren.
Er waren geen berichten deze keer. Georg nam niet eens de moeite om het ding nog aan te raken. Hij stapte met een rommelende maag naar de keuken, deed het licht aan...
En hij trof er zijn huisbot Joshua, in stukken op de grond.
Georg besefte meteen dat Joshua dat niet zelf gedaan kon hebben. Op het metalen gezicht van de robot waren er diepe krassen gekerfd, en zijn oog was eruit getrokken. Georg kon zien dat zijn hoofd was losgerukt van zijn lichaam. Het lag een meter van elkaar.
Georg voelde hoe zijn hart als een gek tekeer ging. Hij legde zijn hand erop, in de hoop te kalmeren. Waarschijnlijk... neen, wat kon dit anders zijn?
Eerst Ven, dan Philips, en nu hij.
Hij had opeens zin om de politie te bellen, om te zeggen dat er ingebroken was geweest, maar wat konden die doen? Vierentwintig uur aan een stuk controle houden in het huis opdat er niemand nog binnenkwam?
Neen, er moest nog een andere mogelijkheid zijn. Hij kon vluchten. Hij kon naar Jennifer gaan, doen alsof hij hier nooit gewoond had. Doen alsof hij nooit zo getreiterd was geweest.
Georg graaide naar de sleutels die op de tafel lagen, draaide zich terug om naar de voordeur en rende de duisternis in. Zijn identiteitsbewijzen had hij altijd bij zich, en zijn geld lag ook veilig in de portefeuille in zijn achterste broekzak. Alle rest kon hij later opnieuw kopen, of misschien op een andere dag terug komen ophalen.
Buiten was het al donker beginnen worden. Er hing een koude wind in de lucht waar Georg kippenvel van kreeg. Hij wenstte dat hij zijn jas maar had meegenomen, maar hij wilde niet terug gaan naar die verschrikkelijke plek. Het leek alsof zijn hele huis - was het nog zijn huis? - bezeten was van de terminatie van Joshua. Georg voelde zich schuldig, terwijl hij niets had gedaan.
Eens hij de sleutel in het contact had gedaan, en de motor had opgestart, ging zijn mobieltje af. Het was een beveiligd nummer, waardoor hij die later niet kon achterhalen.
Als er dan een later is, dacht hij in zichzelf. Ietwat onzeker nam hij op, en hij wenstte meteen dat hij dat niet gedaan had.
‘Hallo?’
‘Georg, hoe gaat het met je?’ vroeg een vriendelijke stem aan de andere kant van de telefoon. Vreemd genoeg klonk de stem dichterbij dan mogelijk was. Georg antwoordde niet, zat vol argwaan van de hele situatie. De stem begreep het.
‘Ah, dus je hebt ons door?’ vroeg de man. Georg voelde hoe zijn greep om het mobieltje steeds sterker werd. Als hij niet oplette ging hij hem nog breken.
‘Wat wil je?’ vroeg hij, nerveus. Hij hoorde hoe zijn stem oversloeg, en het laaste woord was niet meer dan gefluister. Er klonk een rustgevende lach aan de andere kant van de lijn. Georg slikte even.
‘Luister, ik ben Benjamin Parker, en ik weet op dit moment waar je bent en wat je allemaal aan het doen bent,’ antwoordde de stem. ‘En weet je hoe ik dat allemaal weet?’
Georg wilde er niet eens over nadenken. Hij draaide onwillig zijn hoofd om naar het raam, en zag opeens iets dat hij niet wilde zien.
De man, Benjamin Parker, stond aan het raam, met een microfoontje aan zijn mond. Zijn zwarte ogen zagen er dodelijk uit in het duisternis van de nacht. Georg begreep meteen waarom de stem zo dichtbij klonk. Voor hij er erg in had liet hij zijn mobieltje vallen, draaide hij als een bezetene aan de koppeling, en gaf hij gas. Hij raasde als een gek de duisternis in.
Georg wist wel dat vluchten onmogelijk was. Deze man reed vlak achter hem, deed niet eens moeite om hem in te houden. Als Georg nu naar Jennifer zou gaan, bracht hij haar enkel in gevaar. Hij moest in de buurt van de politie zien te komen. Opeens klonk een permanente bewaking zo goed in de oren. Georg gaf nog meer gas in de hoop het snelheidslimiet te verbreken, hoewel hij er - zonder dat hij het wist - al over was. Parker had er geen probleem mee, hij gaf ook gas, minder dan Georg, en reed nog steeds een meter van hem af.
Toen Georg een geweerschot hoorde, besefte hij dat Parker geen zin had in een achtervolging, maar in een onmiddelijke terminatie. Hij sloeg zo snel hij kon rechts af zonder echt te zien waar hij was. Hij draaide zich even naar achteren, merkte dat Parker afstand had gemaakt, en zuchtte opgelucht.
Maar toen voelde hij zich wat vreemd in zijn borst, alsof hij door iemand gepord was geweest. Met een hand greep hij ernaar, liet hij zijn vingers glijden over de witte t-shirt, en voelde hij iets vochtig. Toen hij er in de duisternis naar probeerde te kijken, kon hij enkel zien dat het donker was. Donker vloeistof.
Georg besefte het niet eens wanneer zijn brommer slipte en zo over de grond verder gleed langs de zijkant. Hij besefte het niet wanneer zijn huid open werd geschaafd toen hijzelf over de grond gleed.
Hij besefte het zelfs niet wanneer hij zijn ogen sloot.
o.o
Eerst Philips die dood is, en dan Georg die wordt gevolgd en aangevallen. o.o'
Hij is toch niet dood hé?
Dat zou ik echt erg vinden! Laat hem maar mooi leven.
Het was zo leuk met Jenn, maar toen...
Buh.
Het moet maar goed komen weetje! o.o