Hoofdcategorieėn
Home » Tokio Hotel » The Eyes of a Stranger » Maria
The Eyes of a Stranger
Maria
Tranen waren niet meer te bedwingen wanneer ik eenmaal op mijn bed was geploft. Alles wilde er tegelijk uit en hadden niet van netjes op hun beurt wachten gehoord. Luid snikkend drukte ik mijn natte wangen in mijn kussen, een poging mijn lange halen in toom te houden. Maar niets leek dit keer effectief te zijn en liet het dan maar zoals het was.
“Godverdomme!”¯ Het kussen onder mij werd mishandeld door mijn vuist. “Wat doet die gozer met mij?”¯ Ik haalde mijn hoofd omhoog om verwoed de tranen weg te wrijven. Even keek ik naar Silver die in zijn mand lag, maar die hield zich weer verdacht stil tegenover mij.
Met gebalde vuisten probeerde ik mezelf te vermannen. Het liet mijn tranen stoppen, vanbinnen liep ik alleen nog over. Ik ademde diep in- en uit en fatsoeneerde mijn haar weer wat wanneer ik dacht alles onder controle te hebben. De klok vertelde mij dat het ondertussen half acht in de ochtend was, en ik wist dat het voor de hond eens tijd werd om naar buiten te gaan. Ik besloot om een vale jeans aan te trekken met daarop een lichtblauw topje en een zwarte vest. Het was niet koud buiten, maar ik had iets in mijn hoofd wat mij zeker de rillingen zou geven, en daarom greep ik mijn sjaal ook nog van de kapstok.
“Kom, we gaan.”¯ De voordeur werd opengehouden voor Silver die er meteen uit stoof. Hoofdschuddend volgde ik en probeerde er allemaal niet bij stil te staan.
Daar stond ze. In haar laatste beetje glorie hield ze zich overeind. Haar houten geraamte was grotendeels blootgelegd doordat haar stenenbekleding zich niet meer staande kon houden. Maar ik vond haar mooi. Meer dan dat, ze was prachtig, op haar manier. Ik wist niet hoe ze heette, dus ik had haar Maria genoemd, de moeder van God die over ons alle waakte. Niets in mij geloofde, maar na lezen over haar, hoe ze als een sterke vrouw werd beschreven, werd zij, en zij alleen, mijn onuitputtelijke bron van kracht. Zachtjes legde ik mijn hand op de stenen wand. De kerk was net zo sterk al de Heilige maagd Maria. Na al die jaren stond ze er nog steeds, en weggaan was ze niet van plan.
Silver was eerder al van mij vandaan gelopen, zo liep ik alleen de kerk in. Het ochtendlicht scheen door het geraamte heen. Patronen van schaduw en licht waren op de vloer te vinden. Gebroken tegels, gesteente, balken, het lag allemaal op de grond. Houten banken zaten niet meer op hun plaats, de toebehorende beelden van de kerk waren verdwenen en elke raam was onteigend van zijn glas in lood. Alles zag er somber en verlaten uit, maar ik wist met mijn fantasie een beeld te maken van hoe het ooit had moeten zijn. Tegels, wanden en plafond waren beschilderd met religieuze verhalen. De eiken banken bestonden uit twee rijen, daar tussenin liep een paadje die ons begeleide naar de gekruisigde Jezus. Hij werd omringd met kaarsen, de bron van licht. Achter hem stond een orgel met zijn vele bronzen pijpen. En in een hoekje was een klein nisje waar het beeld van de Heilige maagd Maria stond. Een verering aan de vrouw die Jezus had verwekt.
Alles verdween bij het horen van gesteente die zich verplaatsten, en was ik weer terug in de verlaten kerk. Achter mij zag ik dat mijn hond de boosdoener was van het geluid die druk rondsnuffelde. Met een zucht liep ik naar een kleine houten trap die mij helemaal boven naar de toren zou brengen. Het miste wat trees, maar ik wist mij tot nu toe altijd boven te krijgen, zonder kleerscheuren.
De wind begon al aan mijn haren te trekken om mij boven te krijgen. Ik moest alleen nog een balk onderdoor en ik was er. Makkelijk wurmde ik overal langs en was eindelijk bij een van mijn favoriete plekjes. Stevig hield ik een balk vast die rechtovereind stond. Mijn voeten balanceerde op het geraamte onder hen. De toren was zijn dak kwijt, er stond nog wat steen op zijn plaats en een paar balken, de rest was allemaal verdwenen. Maar dat maakte het juist leuk, ik had het mooiste uitzicht over Berlijn en niemand wist mij hier te vinden.
De gedachte waarom ik hier in eerste instantie voor was, schoot mij te binnen. Mijn vest ritste ik wat verder dicht en trok mijn sjaal wat aan.
En zo zat ik op het houtengeraamte onder mij en begon te vertellen: “Hé, Stranger. Ja, zo heb ik je uiteindelijk maar genoemd. Ik weet totaal niet wie je bent, maar iets in mij zegt dat jij wel weet wie ik ben. Maar toch stel ik mij voor. Ik ben Lorraine Bonouvrie, maar noem mij maar Rain. Ik ben negentien en ik heb een hond die Silver heet. Ik woon boven de antiekwinkel van een oude vrouw, maar dat weet je denk ik ook al. Voor de rest zit ik bij een groep, Der Intuition heet het. We strijden voor vrijheid, gelijkheid en vereniging met andere landen.
En wie ben jij? Ik heb je hier nog nooit eerder gezien, tot sinds een paar weken. Is het toeval of probeer je iets duidelijk te maken? Je verward me, dat is één ding wat vaststaat. En je maakt me nieuwsgierig, heel erg nieuwsgierig. Ik wil weten wie je bent, waar je vandaan komt en wat je hier doet. Wat je met mij hebt en of ik je kan helpen. Ik help graag..
Het spijt me van vannacht. Ik wilde mij totaal niet bemoeien met je privéleven, laat staan je huis binnenvallen. Maar begrijp je dan wel wat je met mij doet? Ik kan alleen maar vreemd dromen, word overvallen door een ijzig koude wind en mijn hond heeft kuren en komt dan niet in mijn buurt. Wat moet ik dan doen? Alles negeren en doorgaan met het leven?
Zoveel vragen, en ik vraag mij af of jij ooit dit zal beantwoorden.”¯ Verzuchtend keek ik weg van mijn friemelende handen, nee, er was niemand te zien.
“Ik weet dat je er bent, kom gewoon te voorschijn. Die paar weken lijk ik een zesde zintuig aangemaakt te hebben, ik voel je gewoon. Vooral je ogen, maar ook je hele aanwezigheid. Geen idee of ik daar blij mee moet zijn, maar je hebt mij wel alerter gemaakt. Dus, bedankt?”¯ Ik stak mijn hand uit, dom wachtend op een hand die de mijne zou schudden, maar er was niemand, alweer. “Best onbeschoft om mij hier zo te laten zitten, en dan bedank ik je ook nog. Goed, dan ga ik maar.”¯ Even keek ik nog eens goed om mij heen, maar ik werd nog steeds teleurgesteld.
“Nu of nooit,”¯ fluisterde ik tegen mezelf. Roekeloos tipte ik over de balken. Met één hand hield ik de horizontale balk nog vast en zwierde er zo omheen. De wind danste met mij mee. Met een glimlach maakte ik mijn rondje af en keek toen om mij heen, niemand. En zo begon ik mijn tweede, derde, vierde, en ik werd steeds roekelozer. Mijn hand haalde ik van de balk af, ik keek niet meer waar ik sprong. Het zorgde ervoor dat ik moest armenzwaaien om niet achter of voorover te vallen.
“Stop daar mee,”¯ werd er beleefd gevraagd. Ik keek om en zag de jongen keurig in balans op een afgebroken versiering van de kerk staan.
“Houd mij tegen zou ik zeggen.”¯ En zo sprong ik weer op alle balken. Dit keer sloot ik ook nog eens mijn ogen en slingerde met beide handen op de lijnrechte paal een rondje.
“Straks val je.”¯ Hij bleef zijn kalme, rauwe stem bewaren. Een zee van pukkeltjes was al over mijn huid gespoeld. Maar ik luisterde niet en bleef doorgaan, mijn hoofd begon zelfs te tollen.
Geschrokken tuimelde ik bijna echt naar beneden, ik wist mij nog net aan de uitstekende balk vast te houden.
“Kijk uit!”¯ werd er op een lage toon gesist. Mijn grijns probeerde ik zo goed mogelijk te camoufleren.
“Rustig, er zal niets ge-“ Mijn woorden kapte ik af door een onverwachte gil. Een balk brak onder mijn voeten en voelde hoe de zwaartekracht aan mij begon te trekken. Alles raakte in versnelling. De zwartgeklede jongen sprong naar mij, greep de uiteindes van mijn sjaal en trok mij naar zich toe. Toen was de tijd terug bevroren, en zo ik ook.
Angstig ademde ik wolkjes. Mijn ogen stonden vastgepind aan die van hem. De geheimzinnig paarse vlam in zijn ogen woekerde fel om zijn zwarte pupillen heen.
“Wat doe je?”¯ sprak hij met een diepe stem. Het was een vraag die zelfs ik niet kon beantwoorden.
Reacties:
Die beschrijving was echt prachtig^^
En nu moet er echt een gesprek komen ofzo =D
En ik moet nu eigenlijk wiskunde doen
-Moeder komt kamer binnenlopen en is boos-
En deze reactie was best wel inhoudsloos :x
Sorry daarvoor!
<3
Echt zo een mooi en mysterieus stukje!!! ik kan al niet wachten op het vervolg!! man ik haat echt die cliffhangers!! maar langs de andere kant is dat ook het geweldige aan dit verhaal!
anyways! snel verder!! (zo snel mogelijk!! ^^)
x
Confrontatie, confrontatie, confrontatie - dat was het eerste wat er door mijn hoofd schoot toen ik het einde had gelezen. Ohmygod. *knaagt aan nagels*
De beschrijving van die kerk vond ik trouwens prachtig. Dat van -
Het ochtendlicht scheen door het geraamte heen. Patronen van schaduw en licht waren op de vloer te vinden.Ik zag het zo helemaal voor me, net alsof ik daar zelf liep. Prachtig. <3
En nu wil ik weten of het tot een echt gesprek komt tussen Rain & Stranger ._.
<3
Een nieuwe reactie, sorry, ik ben te lui om te gaan editen.
Weetje.
Ik weet niet wat ik moet zeggen.
Dit is naar mijn gevoel echt het beste vampier-verhaal, en ook naar mijn mening. En volgens mij klopt het ook, feitelijk gezien.
Oké, niet helemaal, want er zijn zoveel mensen op de wereld, net zoals vampier verhaaltjes.
Maar mag ik je zeggen dat ík dit veel beter vind dan Twilight. Twilight vind ik goed, dat zeker. Maar dit is nog beter.
Dit is de vampier [soort] waar ik eerder in zou geloven, realisme in zou zien.
En je verwoord dingen zo prachtig, soms zo pijnlijk mooi.
En Rain, wauw, en Stranger, nog wauwer.
You took my breath away, like you always do.
<3