Hoofdcategorieën
Home » Twilight » Zwarte schaduw » Hoofdstuk 2 Bloedrode ogen
Zwarte schaduw
Hoofdstuk 2 Bloedrode ogen
Helaas gebeurt en precies wat ik dacht zodra we buiten gehoorafstand van meneer zijn. ‘Victoria! Was dat nou nodig!’ Met een onschuldige blik kijk ik haar aan. ‘Sorry Sophie, maar ik vind hem zelf best geinig.’
‘Ja, ja, ja. Heel geinig.’ hoor ik haar woedend mompelen. ‘Waar is je nieuwe vlam?’ vraag ik, in een poging om het humeurspijl hoog te houden. En inderdaad klaar haar gezicht meteen op. ‘Had ik al verteld dat hij kleurlenzen heeft?’ Ik schud mijn hoofd. ‘Nou bij deze, hij heeft kleurlenzen.’
‘Welke kleur?’
‘Rood. En als je hem persoonlijk wilt ontmoeten, en komt er nu aan.’ Mijn ogen speuren de mensen menigte af, en inderdaad zie ik een persoon die aan haar beschrijvingen voldoet. Zijn huid is spierwit en zo glad als marmer, zijn ogen zijn vuurrood, en hij ziet er geweldig uit. Terwijl ik dat nog even op een rijtje zet in mijn hoofd, krijg ik opeens een bijzonder nare ingeving. Zou het kunnen. Nee, het was onmogelijk, maar toch. Dan maar de grote test aangaan. Ik haal diep adem, en doe een stap naar voren.
‘Hoi, ik ben Victoria.’
Ik steek aarzelend mijn hand uit, en hij doet precies waar ik op hoopte. Ook hij doet nu een stap naar voren en legt zijn hand in de mijne. ‘Hoi, ik ben Jason.’ Even schudden onze handen elkaar, maar vervolgens trek ik hem snel uit de zijne.
Ik knik, ten teken dat ik het begrepen heb, maar in mijn hoofd werken alle radertjes al op volle toeren. Knap. Bleek. Koud. Dat kon maar een ding betekenen. Alleen van die lenzen snap ik niet helemaal. Ik waag het erop. Ik hef mijn hoofd op, en kijk ik hem recht in de ogen. Nope, geen lenzen te zien. Nu wist ik het zeker.
‘Ik ga naar huis. Voel me niet zo lekker.’ Sophie knikt, mar hangt met een heimelijke blik in haar ogen aan zijn bleke arm.
‘Beterschap Victoria, ik zie je vast nog wel eens.’ Ik moet toegeven, zijn stem klinkt prachtig, misschien wel mooier dan zijn uiterlijk. Ik knik, terwijl mijn hoofd allang met andere dingen bezig is.
‘Nou, dan zie ik je morgen Sophie.’ Geen reactie. Ik draai me om en loop met stevige passen de school uit. Ik heb -waarschijnlijk- net een soortgenoot ontmoet, en nu al een regel overtreden, Nóóit een onbekende de rug toekeren. Nou ja, hij kan toch niks uithalen als hij hier op school is - hoop ik. Maar wie zegt dat hij niet weet waar ik woon… of waar Sophie woont. Ik slik mijn brok weg, en voel een stekende pijn. Ik zucht. Eerst jagen - daarna het vampierkwestie.
Ik loop naar buiten, en besef dan pas dat ik geen vervoer heb. Ik zucht - hoe vaak kan een mens zuchten in één dag! - en besluit dat ik wel naar huis ren. Eerst sjok ik het schoolplein over, steek de straat over en verdwijn in het bos.
Onmiddellijk daarna schakel ik over van dagelijks leven naar vampier leven. Ik vlieg door de bossen, als een bal uit een katapult. De blaadjes aan de bomen bewegen amper als ik langs stuif en mijn voeten komen zacht neer.
Plotseling trekt een sterke geur mijn neus binnen. Ik trap op de rem, en sla mijn hand over mijn neus en mond. Snel bedenk ik wat nu het beste idee is. Óf nu gaan jagen en mijn jas verpesten, of eerst jas ophangen en daarna gaan jagen, met als risico dat de beesten hem dan gesmeerd zijn. Even sta ik besluiteloos stil, en druk mijn hand nog wat steviger om mijn mond.
Laatste optie. Ik sprint er weer vandoor, en schakel er nog een tandje bij op het moment dat ik vlak langs de beesten spurt.
Ik ontwijk de bomen moeiteloos die nu overigens al verder uit elkaar staan. Het bos houd op en ik minder vaart. Op menselijk temp ren ik nu naar binnen en hang mijn leren jas op, Meteen daarna sprint ik weer -op menselijk temp- naar buiten in de hoop dat de edelherten er niet vandoor zijn.
Ik krom mijn rug terwijl ik door de bosjes het jong aanschouw. Hij staat een eindje buiten de kudde. Perfect. De steken in mijn keel worden heftiger terwijl ik met een grote boog de kudde probeer te omzeilen. Het jong heeft niks in de gaten en graast gewoon verder. Mijn benen spannend zich aan, klaar voor de grote sprong. Smachtend naar het zoete bloed sprint ik uit de bosjes. Het jonge beest tilt met een schok zijn hoofd op, en gaat ervan door. Kansloos.
Hij rent angstig de rivier over terwijl het water om hem heen spat.
Mijn ogen speuren naar de bekende steen. Gevonden. Ik ren met een noodgang op de platte steen af, en spring met een reuze sprong over de rivier en land precies op het jong.
Zijn hoeven zijn als washandjes waarmee ik geaaid word, hij heeft geen schijn van kans. Ik buig me voorover alsof ik hem wil kussen - integendeel.
Ik zet mijn tanden in zijn vel, en laat het heerlijke bloed door mijn lichaam stromen. Langzaam voel ik de dorst wegtrekken. Zodra het dier ‘’leeg’’ is, duw ik het van me af, en sta op. Ik loop rustig naar de rivier en bekijk mezelf in het weerspiegelende water.
Geen vlekje bloed te bekennen op mijn witte T-shirt. Tevreden loop ik naar huis. Een geslaagde jacht.
De volgende dag hoor ik Sophie uit over Jason. Ik vraag haar alles, hoe laat hij opstaat, welke lessen hij heeft, waar hij woont - alles. Het verbaasd me dat ze ook braaf op alles antwoord geeft.
Ik houd Jason de hele dag van onder mijn wimpers in de gaten maar ik zie hem niks verdachts doen - nog niet.
Aan het einde van de dag rijden Sophie en ik samen naar huis. Ik rijd, aangezien Sophie het te druk heeft me het friemelen aan haar nieuwe ring -natuurlijk van Jason- . Het regent en het is glad op de weg. Ik houd mijn ogen geconcentreerd op de weg.
‘En weet je wat hij toen zei, Victoria,’
Ik schud vermoeiend mijn hoofd.
‘Hij zei; ‘’Jij bent nu mijn leven Soof’’.’ Onopgemerkt maak ik een kotsbeweging. Wí¡í¡rom moet ik toch altijd dat geslijm aanhoren van Sophie en haar vriendjes. Terwijl we de scherpe bocht omrijden, die toegang geeft tot onze woonwijk, schiet er een zwarte auto de bocht om - aan de verkeerde kant van de weg.
Ik geef een geschrokken schreeuw, en een ruk aan het stuur. Blijkbaar is de andere rijder een natuurtalent, want hij geeft precies op het zelfde moment een ruk aan het stuur, dezelfde kant op.
Angstig kijk ik toe hoe de zwarte auto dichter en dichter bij komt. ‘Hou je vast Sophie!’ gil ik terwijl ik de auto recht op de weg probeer te houden.
Het busje schiet ons voorbij en de chauffeur geeft nog één ruk aan het stuur. Met een noodgang knalt het busje frontaal tegen ons aan.
Ik hoor Sophie gillen terwijl de auto de berm in knalt. Mijn ogen schieten naar de achteruitkijkspiegel en vangen nog net een bleek gezicht met een grijnzende lach en bloedrode ogen op. Vervolgens rammen wij met een grote vaart tegen een grote boom op en en de auto komt met een luide knal tot stilstand.
Ik wil net opgelucht ademhalen maar dan ruik ik de heerlijke bloemachtige geur van mensenbloed.
Reacties:
LEUUKKK
‘’leeg’’
Dat kan je ook zo doen:
"Leeg"
xx' Snel meer ,e nmg ik ook een melding?
Heel erg leuk goed geschreven verhaal <333
Schrijf alsjeblieft snel verder!!
Mag ik een melding ??
xxxxx
Wauw, ik vind het nu al geweldig
Haha, en ik ben nu heel toevallig Bella's lullaby aan het luisteren
Misschiend dat ik zometeen toch ook maar weer eens twilight moet gaan kijken
Anyways, leuk verhaal. Ik hoop dat je snel verder gaat
Stuur je me weer een melding?
xx Leona
Ik las het net allemaal en je kunt echt SUPER schrijven
echt geweldig verhaal (L)
ben er nu al verslaafd aan