Welkom op FanFic.nl

De Nederlandse website waar je fanfiction kunt lezen én schrijven.

Nu on-line: (0)

Home » Tokio Hotel » The Eyes of a Stranger » Conversation

The Eyes of a Stranger

6 aug 2011 - 21:04

1165

13

941



Conversation

Een grote ijsklomp, dat waren mijn hersenen op dit moment. Mijn systeem was totaal afgesloten, de lichten uit, iedereen die mij bestuurden waren weggelopen. Zo voelde het nu te minste. Ik kon hem alleen maar stom aanstaren, en het verschrikkelijk koud hebben. Hij leek er het minst last van te hebben, maar staren deed hij ook, en hij was er ook nog eens goed in.
Minutenlang bestudeerde ik zijn merkwaardige ogen. Het woeste paars wat rond zijn pupillen kolkte werkte als een hypnose. Ieder ander mens zou voor zijn leven rennen, maar het verliezen van mijn leven was het laatste wat in mij opkwam, het trok mij juist aan.
Hij verbrak de chemie die tussen ons en rond ons speelde door de uiteindes van mijn sjaal los te laten, pas toen merkte ik hoe strak die om mijn hals zat. Mij verlossen van die verstikking deed ik niet, ik kon alleen maar kijken naar zijn bleke handen die mijn sjaal hadden losgelaten. Ze waren ieder in bezit van lange vingers, wat ze uiterst elegant maakten. Ze waren perfect. Ik had nooit gedacht dat er iets was wat met perfectie vergeleken kon worden, maar hij leek er ver boven te staan.
Zijn nagels waren trouwens zwart. Van dat diepe zwart waarvan je zou denken dat elke nagel een eindeloos gat was en je het gevoel zou geven je vinger ernaar uit te steken om te kijken of je er inderdaad in kon.
Maar zijn handen bekijken duurde maar kort, al leek er geen eind aan te komen, en zag tot mijn grote verbazing het stofje van mijn sjaal waar hij zijn handen aan vast had gegrepen helemaal hard was. Om het te checken greep ik ernaar, ik had nog nooit zo snel iets losgelaten; het was zo koud dat het pijn deed. Met een bedrukt gezicht keek ik omhoog om zijn ogen te zoeken. Ze keken donker, gepijnigd, kwaad? Ze zaten te vol met emoties, ik werd er niet wijzer van.
“Waarom?”¯ Even was ik stil. “-Waarom steeds die kou? Telkens wanneer jij maar in mijn buurt komt, word ik omarmd door kilte, bedekt met mist en geslagen door de wind. Wí¡t ben jij?”¯ Het was eruit. Het was eruit voordat ik er erg in had. Het brandden al zoveel dagen op het puntje van mijn tong, en nu was het eruit. Ik had gedacht opgelucht te voelen, maar voor in de plaats voelde ik mij juist schuldig. Alsof je een moeder vroeg die net zijn kind was verloren: Hoe is het leven? En hij gaf precies het antwoord die ik van zo’n moeder verwachte; een blik die je neerbliksemde met allemaal vervloekingen er in mee gezonden.
“Sorry,”¯ piepte ik dan, dit liet de intense kou heel wat zakken. “Wees niet zo vreselijk nieuwsgierig, Rain,”¯ verweet ik mezelf en liet mijn hoofd mismoedig hangen; hij had dezelfde gympen aan als toen ik hem voor de eerste keer écht goed zag, daar bij die boom.
“Waarvoor?”¯ Mijn hoofd schoot als een vuurpijl omhoog. Zijn gezicht was nog altijd hetzelfde; strak, bleek en wonderschoon. “Je hebt het recht nadat ik je telkens heb lastiggevallen,”¯ gaf hij toe. De vertrouwde kleine pukkeltjes waren weer op mijn huid te vinden, ik had echt iets met zijn stem, of het was omdat ik nog steeds hoog in de toren stond en de wind hier aardig aanwezig was, dat kon ook.
Even was ik te perplex om antwoord te geven. Hij had nog nooit zoveel woorden gebruikt in één zin. Niet dat hij een of andere randdebiel was die geen lange zinnen kon zeggen, verre van, ik was zijn kortheid zo gewend.
“Wil je het dan wel uitleggen?”¯ Door een moeilijke frons brak zijn gladde huid zoals je stille wateren kon breken. “Het hoeft niet,”¯ zei ik er dan onzeker achteraan. De Rain die iedereen kende, die ikzelf kende, was met de noorderzon vertrokken, een onbekkende en zeer onzekere Rain was er voor in de plaats gekomen.
“Het valt niet uit te leggen,”¯ kwam er grommend uit. “Ik moet gaan.”¯
“Nee!”¯ Uit pure automatisme greep ik naar zijn hand. En hij was weg. Met een krachtige sprong had hij zich naar achteren laten vallen. Ik was te onthutst om te schreeuwen, te huilen of om überhaupt te bewegen om te kijken of hij in orde was. Ik kon alleen maar mijn warme bloed uit mijn handpalm richting mijn mouw voelen sijpelen; mijn hand hing nog steeds zwak in de lucht om de bleke hand te stoppen van weggaan, maar hij was al te laat.
Zeker tien minuten had ik zo gestaan tot dat ik begon te klappertanden door de wind. Het mocht dan zomer zijn, vandaag was geen dag voor tanktopjes.
Hoofdschuddend had ik mijn wazige ogen terug actief gemaakt en hees dan mijn brandende hand op. Opgedroogd bloed was er al te vinden, daaronder was nog te zien hoe mijn huid was opengetrokken, net zoals die keer dat Jader mijn naam riep en ik uit schrik overeind was geschoten. Zijn vingertoppen botsten tegen mijn wang. De huid van mijn wang en hand was vastgevroren, zoals het puntje van je tong kon vast vriezen aan een te koud waterijsje.
Veilig op vaste grond had ik Silver vrijwel meteen gevonden; hij lag te maffen op een kerkbankje die nog aardig in tact was. Bij het bekende fluitje was hij er meteen vanaf om naar mij toe te sprinten, maar bij de laatste meters stond hij vol op de rem.
“Jaja, ik ruik vreemd, nu weet ik het wel,”¯ bromde ik en wapperde naar de hond dat hij moest lopen. Dit deed hij ook, op een veilige afstand.
Ik had ondertussen wel de link gelegd dat wanneer ik maar een beetje in de buurt was van hem, of andersom, dat Silver zich dan vreemd ging gedragen. Hij had dit ook bij alle leden van Der Taifun, dus vreemd was het niet. Het enige wat wel vreemd was, hij kende de jongen totaal niet, had hem nog nooit gezien en had hem dus ook niet kunnen besnuffelen om hem dan met ‘kwaad’ te bestempelen, zoals hij dat bij onze vijanden deed. En die vijanden hadden hem ook een litteken bezorgd die hij nooit zou vergeten, en die jongen niet, toch?

Bij thuiskomst zag ik dat al het bloed op mijn hand helemaal opgedroogd was. Maar om infecties te voorkomen, hield ik hem in de badkamer even onder de kraan. Een flashback kwam uit het niets opdagen; Silver die in mijn hand beet tijdens onze afleiding. Daar begon het zo ongeveer, dat gedoe met Silver dan. De ontmoeting met de jongen was een avond - of eerder gezegd nacht - ervoor. Zijn ogen die werden weerspiegeld in de scanner vergat ik nooit meer.
Terug in de kamer liep ik regelrecht naar mijn hoofdkussen. Daar onder vandaan haalde ik het boek The Eyes of a Stranger eruit.
Eens kijken of jij wel antwoord geeft.

Deze wil ik aan onze vampire freak Mak geven!
Omdat zij í¡ltijd van die ontzettend lieve reacties geeft die mij automatisch een grote grijns bezorgen.
Thank you<3


Reacties:

1 2 3

Sjuultje11 zei op 14 juni 2010 - 14:21:
ohh man, jij ben snel met posten, ik kan het amper bijhouden, niet dat je mij hoort klagen hoor, na een dramatische bio toets kan ik wel een beetje afleiding gebruiken, en ohhhh ze hebben een gesprek gevoerd! naja iets wat erop leek dan, Bill is nog steeds even spraakzaam als een plant, maar ze gaan vooruit

<Niet dat hij een of andere randdebiel was die geen lange zinnen kon zeggen, verre van, ik was zijn kortheid gewoon zo gewend.>

Hier ging ik echt stuk, het stond er gewoon zo droog^^ (dat quoteding doet het nog steeds niet bij mij)

maare ik vond het echt een lief stuk, (lief jaah), ik hou ervan dat Bill vaag doet, en Rain niet zo goed weet wat ze nou eigenlijk met hem aan moet, en naja ik wil gewoon meer, want ik hou van dit verhaal, (goh dat is een schok, volgens mij heb ik dat al 1000miljoen keer gezegd)
dus: snel verder


xNadezhda zei op 14 juni 2010 - 13:37:
Ik word elke keer weer zo stil van dit verhaal. & ik weet niet hoe ik je ga moeten uitleggen waarom. De sfeer, de beschrijvingen, de vampier, damn. Meesterlijk.

Stiekem wil ik de antwoorden weten. Maar stiekem heb ik het idee dat antwoorden krijgen betekent dat het verhaal eindigt. En dat wil ik dan weer niet. :x

<3


LxKaulitz zei op 14 juni 2010 - 9:33:
“Jaja, ik ruik vreemd, nu weet ik het wel,”¯ bromde ik en wapperde naar de hond dat hij moest gaan lopen. Dit deed hij ook, op een veilige afstand.

hihi die silver.

Echt, die interactie tussen rain en paarsoog dit keer.
Genius.

Hij verbrak de chemie die tussen ons en rond ons speelde door de uiteindes van mijn sjaal los te laten, pas toen merkte ik hoe strak die om mijn hals zat. Mij verlossen van die verstikking deed ik niet, ik kon alleen maar kijken naar zijn bleke handen die mijn sjaal hadden losgelaten. Ze waren ieder in bezit van lange vingers, wat ze uiterst elegant maakten. Ze waren prefect

I love it. Het was zo spannend omdat Rain zó dichtbij kon komen.. o.o naja, je snapt wel wat ik bedoel.
Hmmmm, goed begin van de dag