Welkom op FanFic.nl

De Nederlandse website waar je fanfiction kunt lezen én schrijven.

Nu on-line: (0)

Home » Harry Potter » Unexpected Friendship » 41. The Explanation

Unexpected Friendship

28 juni 2010 - 20:23

1737

0

393



41. The Explanation

Dit hoofdstuk is geschreven door Yvonne (V0nneke). Het volgende hoofdstuk wordt geschreven door mij (Monika/Moonzzz).

Yvonne's P.O.V.

Ik stond bij de kassen van professor Stronk. Er was niemand te bekennen, zelfs professor Stronk zelf niet. Ik was steentjes naar de Tarantulla's aan het gooien, toen plotseling Cas verscheen. "Hoi." Zei hij. "Ha." Zei ik maar. "Luister, ik kan niet lang wegblijven. De andere Ravenklauwers willen een toverschaaktoernooi houden en daar wil ik graag bijzijn. Ze weten dat ik van toverschaken hou dus als ik wegblijf dan worden ze achterdochtig." Zei hij. Ik knikte, ten teken dat ik het begreep, en hij begon weer verder te praten. "Ik en Thomas waren vroeger goede vrienden. Thomas wist al dat hij kon toveren, maar ik nog niet. Op een normale schooldag zat ik in de klas. Iedereen was rekensommen aan het maken, maar ik was als enigste allang klaar. Ik staarde was voor me uit naar de uitleg op het schoolbord, tot er opeens een tekening op verscheen. Het krijtje dat nog geen seconde geleden op de rand van het schoolbord had gelegen, was opeens gaan zweven. Met open mond staarde ik naar het tafereel. Niemand leek wat te merken. Ik vroeg aan de lerares of ik even naar de wc mocht en dat was goed. Toen ik terug kwam was alles weer normaal, maar het was de dag dat ik zeker wist dat ik tovenaar was." Hij stopte even met praten. "En Thomas?" Vroeg ik toen. "Ja. Thomas. Dat is een ander verhaal." Hij keek even om zich heen. "Zullen we anders even op dat bankje gaan zitten?" We liepen samen naar het bankje en gingen erop zitten. "Thomas was vroeger heel aardig. Het was nooit te merken dat hij later bij Zwadderich zou horen, ook al waren zijn ouders wel zo. Hij had altijd ruzie met ze. Op een dag ging ik bij hem spelen en toen was dat weer zo. Zijn ouders vonden dat ik een slechte invloed op hem had. Hij ging tegen ze in. Op een gegeven ogenblik kregen ze zo'n ruzie dat zijn moeder haar toverstaf greep. Daar schrok Thomas van. Toen werd opeens alles donker. Alle meubels veranderde in vogels, die haar allemaal aanvielen. Ze heeft er nu nog littekens van op haar armen en benen staan. Ze is nu ook aan een oog blind, doordat een zo'n Ekster in haar oog heeft geprikt." Ik staarde uit het raam tegenover ons. Ik was blij dat er bij mij tenminste geen gewonden waren gevallen. "Ik rende gillend weg. Het zag er vreselijk uit. Ik liet de hopeloze Thomas achter, die door zijn vader ook nog eens geslagen werd ook. Dat heeft hij me nooit in dank afgenomen. Maar dat is niet de totale reden geweest waarom hij me gisteren heeft aangevallen." Ook hij staarde nu door het raam. "Ik was net ingedeeld. Ik snapte niet waarom hij bij Zwadderich zat, en hij had het me ook nooit verteld. Ik had altijd gedacht dat hij bij Griffoendor of Huffelpuf zat. Ik had gehoord dat je zelf een beetje kan bepalen waar je terecht komt, en ik dacht dat hij zijn ouders niet wilde teleurstellen. Die dag, bij het feestmaal, kwam ik erachter dat dat niet zo was." Ik keek hem nu aan, en hij keek terug. "Ik zat aan de Ravenklauwtafel, en ik besloot dat ik naar hem toe zou lopen. Gewoon, om hallo te zeggen. Ik zei hoi, en zijn vrienden staarde hem met open mond aan. Toen zei hij tegen zijn vrienden: 'Hé, wie is dat nu weer? Zeker zo'n gastje die denkt dat hij de Eksters aankan'. Iedereen lachtte, en een bepaald meisje het hardst. Ik meen dat haar naam Elke was. Ze leek me echt een kreng, maar Thomas leek indruk op haar te willen maken. Ik voelde me verschrikkelijk, maar ik gaf het niet op. 'Thomas, doe normaal. Normaal doe je nooit zo. Je weet best wie ik ben, en je weet ook best dat ik niet met je wil vechten of zoiets. Wie die Eksters dan ook mogen zijn.' Maar ik had mijn mond moeten houden. 'Hij weet niet wie de Eksters zijn!' Schreeuwde de lange blondje jongen naast hem ontzet. 'Dat zullen we hem dan maar eens leren!' Zei Thomas. En toen zei hij dat ik naar de ingang van de leerlingenkamer van Ravenklauw moest komen. De rest weet je zelf." Ik zweeg even, om het verhaal tot me binnen te laten dringen. "Dus hij liet je gewoon in de steek?" Vroeg ik. Ik was niet echt verbaasd, want ik vond het wel iets voor Thomas. Maar dat het op dí­e manier gebeurd was, was zelfs voor hém laag. "Ja." Zei hij met een verdrietige blik in zijn ogen. "Ja, dat heeft hij gedaan."

Ik en Cas hadden nog even over wat anders gepraat, en toen zei hij dat hij echt moest gaan. Ik besloot ook dat het genoeg was geweest, en ik liep naar de slaapzalen.

Het was eindelijk zaterdag. Dat betekende dat er geen lessen waren. Ik stond op met een opperbest humeur. Ik zou vandaag lekker voor het meer gaan hangen. Mijn huiswerk zou ik morgen wel maken, want zoveel had ik nu ook weer niet gekregen. Het was veel te mooi weer om binnen te zitten. Ik stond lekker laat op, zodat ik mijn ontbijt had gemist, maar dat maakte me niet uit. Ik opende een doosje chocokikkers en at de kikker op. De kaart gooide ik in mijn koffer. Ik spaarde ze niet echt, maar als ik ze bewaar konden ze nog van pas komen. Nog net niet huppelend stapte ik door het gat achter het wandtapijt. Toen liep ik naar het meer toe. Er was een blokkade voor me van mensen en ik vroeg me af wat er was gebeurd. "Laat me erlangs, laat me erlangs!" Schreeuwde een norse stem. Het was een maar al te bekende man. "Personeel!" Schreeuwde Vilder toen hij zo hard duwde dat er een klein meisje op de grond belandde. Ze krabbelde snel overeind om te zien wat er gebeurde. Ik duwde mezelf door de mensenmassa heen om beter te kunnen kijken. Daar, op de grond, lag Cas. Hij was bewustenloos, maar dat was niet het enige wat er te zien was. Hij bloedde verschrikkelijk. En dat stopte maar niet. Het was net alsof er een ridder was geweest met een zwaard die hem in stukken had proberen te snijden, alsof het een stuk vlees was dat hij graag op wilde eten. Het was verschrikkelijk om te zien. Vilder tilde hem op en bracht de nog steeds bloedende Cas naar de ziekenzaal. "Iedereen wegwezen! Hier is niets meer te zien!" Schreeuwde een andere stem, en toen ik me omdraaide zag ik dat het Anderling was. Ik liep achter Vilder aan, want ik vond dat ik het recht had om te weten wat er gebeurd was, en hoe het met hem ging. Ik wachtte tot Vilder de ziekenzaal uit was gelopen en ik liep naar binnen. Tot mijn verbazing stond er verder niemand aan zijn bed. Madame Plijster had haar werk goed gedaan en het zag er meteen al beter uit dan eerst. De wonden waren dicht, en het leek alsof Cas zijn ogen open wilde doen. Snel liep ik naar zijn bed toe. Langzaam opende hij zijn ogen. "Wie...Wie...?" Probeerde hij te vragen. "Ik ben het. Yvonne." Zei ik. Hij draaide zijn hoofd om. "Wie heeft dit gedaan?" Vroeg ik. Hij zei een tijdje niets. Ik zat al zeker 10 minuten te wachtten op een antwoord, en ik besloot het nog maar eens te vragen. "Cas? Wie heeft dit bij je gedaan?" Toen draaide hij zijn hoofd om. "Le...Leo...na" Wist hij eruit te krijgen. De woede die ik toen voelde was met geen woord te beschrijven. Met een ruk stond ik op. Ik wist waar ik Leona kon vinden. Ze was natuurlijk kijken naar de training van Fred. Ik zou haar vinden. En als ik dat zou doen, dan zou ze wraak krijgen. Ik zou haar vermoorden. Ik zou haar dit niet laten doen. Ze zou pijn krijgen. Zo onvoorstelbaar veel pijn, dat ze zou smeken om genade. Dit was het toppunt. Het was gedaan met haar.

En daar liep ze. Het verbaasde me niets dat ze naast Fred liep. Natuurlijk liep ze naast Fred. Het waren 5 personen, maar dat kon me niets schelen. Niemand zou me nu tegen kunnen houden. Ik sprong om de hoek vandaan en rende schreeuwend met getrokken toverstok naar haar toe. "Leona! Ik vermoord je!" Schreeuwde ik woest. De verbazing was in haar ogen af te lezen. Tuurlijk, ze had niet geweten dat ik Cas kende. Wat deed dat mens in Griffoendor? Zij was juist degene die in Zwadderich thuishoorde, niet ik! "Wat...Wat...Leona?" Vroeg de jongen rechts van Leona. Maar nog voor hij wat kon zeggen liep ik bijna door Leona heen. Ze was alleen niet op tijd met wegduiken, omdat ze tussen meerdere mensen inliep. Ik duwde haar op de grond en ging bovenop haar zitten. Ik duwde mijn toverstok op haar keel. "Waarom heb je dat gedaan?!" Schreeuwde ik. "Waarom!?" Ze keek me met grote ogen aan. De andere wisten niet wat ze moesten doen en staarde zwijgend naar het tafereel. "Waarom!?" Vroeg ik nog eens en ik duwde mijn toverstok nog dichter naar haar keel toe. Ik had haar nog nooit zo bang gezien. Maar ze verdiende het. "Wat? Wat gedaan?" Vroeg ze. "Doe nu maar niet of je van niets weet. Ik weet wel wat je met Cas hebt gedaan. En dat laat ik nooit meer gebeuren. Hoor je me? NOOIT!" Ik voelde een hand op mijn schouder en met een ruk draaide me om. Ik schreeuwde de eerste de beste spreuk die in me opkwam. "PETRIFICUS TOTALUS!" Het meisje dat me vast had gegrepen viel als een standbeeld op haar rug op de grond. Een ontzette Fred keek haar met grote ogen aan. Ik draaide me weer om naar Leona. "Luister Yvonne! Je moet me geloven! Ik heb hier niets mee te maken! Vraag maar aan iedereen! Ik ben niet eens in de buurt geweest van die Cas! Ik ken hem niet eens! Laat me met rust!" Schreeuwde ze helemaal in paniek. Ik kon haar wel wurgen. "O ja? En hoe verklaar je dan dat Cas dat zei?" Vroeg ik. "Wat zei?" Vroeg die jongen met bruine haren weer. "Leona, wat heb je gedaan?" De oorbellen van Leona, die eerst nog grijs waren geweest, werden opeens oranje. "Ja, Leona. Wat heb je gedaan?" Vroeg ik.


Reacties:

Er zijn nog geen reacties op dit verhaal.