Hoofdcategorieën
Home » Tokio Hotel » Your automatic heart » 008
Your automatic heart
008
In het park waren niet veel mensen, wie gaat er nu ook op een vochtige koude dag wandelen als je ook lekker binnen kunt zitten voor de Tv.
Mensen waren zo voorspelbaar.
we gingen op één van de weinige droge banken zitten, dicht bij elkaar. We keken voor ons uit en lange tijd zeiden we niets. Te bang voor elkaars reacties.
‘wil je het wel?’ Vroeg ik na een tijdje, die vraag brandde nu al een tijdje op mijn tong en nu floepte hij er uit.
Hij keek me aan alsof hij wilde zeggen, ‘hoe kun je daar nu aan twijfelen.’ Maar ik had hem zien twijfelen en ik wilde zekerheid. Dat hij tijd nodig heeft begrijp ik wel, maar hij hoeft niet de hele tijd zitten te twijfelen.
Het was weer stil en ik vreesde een beetje voor zijn antwoord.
Hij haalde diep adem ‘ja ik wil wel.’ Ik was opgelucht. Ik voelde me zo veilig bij hem. Ik was me er vaag van bewust dat hij absoluut noodzakelijk was voor de stabiliteit in mijn leven.
Als hij weg van me ging, zou alles weer aan het wankelen worden gebracht, zou alles weer vallen. Kon ik weer helemaal opnieuw beginnen, dit keer alleen.
‘Je hoeft niet bang te zijn dat ik je verlaat.’ Zei hij mijn gedachten lezend.
‘Ik weet het, maar ik zou het niet aan kunnen moest je toch ooit van gedachten veranderen.’
‘Dat doe ik niet, liefde is niet wat je van de ene op de andere dag verandert.’
Ik wist dat hij gelijk had. Maar zijn stemming was totaal anders dan in het begin van de week, hij was veel meer breekbaar en meer terug getrokken. Dit was allemaal mijn schuld, zoals zo vele dingen mijn schuld waren.
Ik keek voor me en probeerde de flashback te onderdrukken.
De blaadjes lagen nog in alle kleuren op de grond, het was einde herfst. Ik ging er van uit dat alles gepland was, dat alles gebeurde met een reden. Ik kon het niet begrijpen als iemand onredelijk was.
Ik zocht voor alles een oplossing en als ik die dan niet gevonden had verloor ik mezelf een beetje.
Ik keek naar de vogel die net voor ons was geland. Hij snuffelde wat in het rond op zoek naar een lekkere piering om op te eten. Ik glimlachte een beetje, het is zo belachelijk dat een stomme vogel mij al aan het glimlachen krijgt.
Ik zag hem van opzij naar mij kijken, hij bleef kijken en dat was een opluchting.
Het was fris maar nog dragelijk. Ik had mijn handschoenen uitgedaan en mijn handen in mijn zakken gestoken.
Hij pakte mijn hand vast en ik draaide me naar zijn gezicht. Het was prachtig om te zien dat ik zijn ogen had laten twinkelen. Ik wist zeker dat ik het was.
Zijn lippen kwamen dichterbij, ik wist dat hij van plan was me te kussen. Het kon gewoon niets anders zijn. Ik deed mijn ogen al dicht en ik had gelijk, zijn lippen gedrukt op de mijne alsof hij duizend boeken wou schrijven. Hij schreef drie woorden met die kus. Ich liebe dich.
Ik wist het, heb het altijd al geweten dat ik ooit gelukkig zou worden. Ik wist alleen niet wanneer en dat maakte me gek en onzeker.
Hij liet mijn hart sneller slaan en de zon scheen weer voor me.
Ik wist nu zeker dat mijn gelukkige periode snel zou komen, als hij er al niet was. Hij zat naast me.
Verstrengeld zat ik op zijn schoot. Dicht tegen hem aangedrukt, nog steeds kussend.
Ik voelde de vlinders tegen mijn buik botsen, schreeuwend om vrijheid. Sorry kleine vlinders, onze liefde hoort niet te worden openbaard. Ik vond het zo moeilijk om alles ingehouden te doen.
Vooral dat gerotzooi. Het was zo al moeilijk dat we werden gecontroleerd.
Het werd stilletjes donker, en eindelijk - niet dat ik het goedkeurde- stopte Tom met kussen en keek hij zo doordringend met zijn bruine kijkers in mijn groene.
Het werd stil aan donkerder en kouder. Ik had geen besef van tijd of ruimte. Tom haalde heel mijn organisch systeem in de war. Hij liet me vergeten dat er nog andere mensen op deze aarde liepen en dat we ons toch best verantwoordelijk gedragen.
‘Kom laten we naar huis gaan anders begint mama weer andere dingen te denken.’
Ik grinnikte ‘oké.’
we stonden op en liepen terug naar huis. De weinige mensen die op straat liepen, liepen ons gelukkig zonder omkijken voorbij. Hij keek de hele tijd naar boven. Alsof hij wat zocht. Maar blijkbaar was hij teleurgesteld, en net toen ik een vaag vermoeden kreeg naar wat hij zocht, scheen ze vlak boven ons. De maan. Prachtig rond en schijnend als altijd. De volle maan bedekte ons met haar licht en maakte me heerlijk zweverig.
‘Vind je het mooi?’ Vroeg Tom na een tijdje badend in het maanlicht.
‘Fascinerend.’ Hij knikte en we liepen door.
Nog een straat en dan waren we er. Ik was eigenlijk toch blij dat we er waren, het werd koud en mijn handen werden gevoellozer en pijnlijker.
Hij keek me vragend aan toen ik met mijn handen begon te schudden om het bloed beter te laten doorlopen.
‘Zo koud?’
‘IJskoud.’ Hij grinnikte en pakte mijn handen in de zijne om ze op te warmen. Zijn handen waren heerlijk groot en ruw, maar toch hadden ze ook iets zacht. Ze waren zo warm dat ze de mijne onmiddellijk opwarmde.
Ik glimlachte schaapachtig. Ik voelde me altijd zo stom als ik bij Tom in de buurt was, hij was in alles veel beter in mij, zijn houdingen maakte me onzeker. Hij straalde iets uit waardoor ik geen genoeg van hem kon krijgen.
Reacties:
Er zijn nog geen reacties op dit verhaal.