Hoofdcategorieën
Home » Twilight » It's a secret » Number 5
It's a secret
Number 5
Ik hield de dampende mok in mijn handen, staarde verweesd naar het grote raam. Het donker maakte dat ik slechts mijn eigen weerspiegeling zag: een zombie, meer dood dan levend. Ik was gesloopt, Ryan had me kapot gekregen. Ik wist niet of dat zijn doel was geweest, maar vandaag had hij het hoe dan ook bereikt. Ik voelde me zo stom...
Carlisle zat naast me, Edward tegenover me en Japser aan mijn andere kant. Carlisle omdat hij mijn vriend was, Jasper om me rustig te houden en Edward om de anderen te alarmeren vanaf het moment dat ik weer eens gekke ideeën kreeg -zoals bijvoorbeeld van een klif springen, of onder een trein duiken en dat soort dingen. Er was geen enkele mogelijkheid om mezelf van kant te maken, hoezeer ik het op dit moment ook wilde. Niet met de vampieren in de buurt.
Mijn gedachten kregen een eigen leven, ik probeerde me voor te stellen hoe ik hen te slim af kon zijn. Niet. Hoewel, misschien wí s er een mogelijkheid...
Edward keek geschokt op.
"Je waagt het niet, hoor je!" Bingo, dat was het. Ik sprong recht, probeerde naar de keuken te rennen voor Edward of één van de anderen kon reageren.
Ik had hem niet gehoord, maar ik had van tevoren kunnen weten dat ik nooit sneller kon zijn dan hij. Edward hield me stevig vast, liet zijn greep geen moment verslappen. Hij deed me geen pijn, absoluut niet, maar de onnatuurlijke houding zorgde ervoor dat ik me voelde als een hulpeloos dier, gevangen in een strop, hopend dat er behalve mijn poot afknagen nog een manier was om vrij te komen. Ik voelde de tranen weer over mijn wangen stromen, ik zag vanuit mijn ooghoek de scherven van mijn mok op het tapijt liggen. Trekkend probeerde ik mezelf te bevrijden, tevergeefs natuurlijk. Het enige waar ik aan kon denken, was de schaar die ik door de deuropening op de keukentafel zag liggen.
"Je bent werkelijk erg pienter, maar ik vrees dat je menselijkheid je in de weg zit." Edward zei het zacht, liefdevol, maar het klonk zo vernederend in mijn oren. Ik voelde me waardeloos, een sukkel. Voor de tweede keer die dag had een man me in een hoek gedreven.
Woede kolkte door mijn aders, ik werd verblind door het rode waas. Ik sloeg, klauwde en schopte waar ik kon. Het kon me niet schelen dat hij er niks van voelde, dat ik alleen mezelf pijn deed. Het interesseerde me niet dat de anderen, Emmett, Rosalie, Alice en Esmé de kamer binnen kwamen om te zien waar het gestommel vandaan kwam. Mijn hart raasde in mijn borstkas, het leek wel of ik bezeten werd door de duivel zelf.
Ik raakte in ademnood, mijn zuurstof was op enkele seconden helemaal verbruikt. En opnieuw voelde ik me zwak en hulpeloos. Helemaal verloren.
Ik zakte snikkend in elkaar tegen Edwards borst, voelde Jaspers rust over me neerdalen. Hij had me ruimte gegeven om mijn frustratie te uiten, maar blijkbaar vond hij het tijd om in te grijpen.
"Ik wil het gewoon zo graag, Edward. Ik weet niet meer wat ik moet doen, het was de enige oplossing die ik zag, die ik nog steeds zie," zei ik hortend en stotend.
"En, zoals ik al zei, het is echt heel slim bedacht. Als ik er niet was geweest, was het zeker gelukt." Ik voelde zijn koude vingers geruststellend over mijn rug glijden, maar ondanks de rust die Jasper me meegaf, voelde ik me eenzamer dan ik ooit geweest was.
"Wat wilde ze doen?" Esmé klonk bedeesd, zwak, terwijl ik goed genoeg ist dat ze duizend keer sterker was dan ik.
"Ze wilde haar polsen openhalen, of een andere plek, net diep genoeg om haar bloed te doen vloeien. Ze bedacht zich dat dat het enige was waar we soms machteloos tegen staan. De geur van vers, stromend mensenbloed." Carlisle fronste.
"Inderdaad, goed bedacht. Godzijdank was je in de buurt, Ewdard." Ik jammerde klagelijk.
Was er dan niemand die besefte dat ik écht niet meer wilde leven?
ik vind het echt zielig
snel verder
xx melis
melding ?