Hoofdcategorieën
Home » Overige » Stand alones » zij en ik.
Stand alones
zij en ik.
De maan scheen en ik zat nog steeds op de schommel. Juist waar hij me had achtergelaten.
Mijn ogen waren niet zwaar, maar ik voelde me moe. Moe van al de leegte.
Langzaam liepen we de laan af, opzoek naar een stukje schaduw. Vluchtend voor de hete zonnestralen. Ik zag kleine zweetdruppeltjes langs haar nek naar beneden rollen. Van opzij bekeek haar: krullend zwart haar tot ongeveer haar middel, een klein neusje, blauw grijze ogen en een perfect gevormd gezicht. Hoe was ik ooit op zoveel schoonheid gestoten.
‘Was ik jou maar,’ had ze gezegd op een zwoele avond.
‘Nee, dat wil je niet.’
‘Maar jij bent zo mooi, zo..’ Ze eindigde haar zin met een kus op m’n mond.
We gingen zitten op een bankje, ik legde m’n hoofd op haar schouder en zij haar hoofd op de mijne.
Vaak werden we aangestaard alsof we een besmettelijke ziekte had, die ervoor zorgden dat we vreselijk pulserende zweren op ons hoofd hadden. Maar in feite waren we heel gewoon.
Ik stapte langzaam van de schommel af en ging zitten tegen een boom. Ik ging niet naar huis vannacht. Morgen was er weer een dag zonder haar. Het ging niet. Teveel herinneringen.
Ik kreeg het koud, ook al was het een warme avond.
September kwam en ging, maar het werd niet kouder. De tijd stond stil. De herinneringen werden levendiger en alles deed me aan haar denken. De zon stond voor haar glimlach en de twinkelingen in haar ogen. De bomen voor de rust die ze uitstraalde als ze met iets bezig was. De drukte in de stad als ze stond te dansen in een discotheek. Alles had zo zijn linken.
We staarden weer naar de voorbijgangers die ons nog steeds aankeken met die blik. Ik was eraan gewend. Op school werd me elke keer duidelijk gemaakt dat ik niet normaal was. Ik trok me er niets van aan. De meisjes van m’n klas keken niet meer naar me en bleven zo ver mogelijk uit m’n buurt.
Mijn ouders praatten niet meer met me, iedereen had zich tegen me gekeerd, behalve zij dan. Die ene die ik het meeste nodig had. De andere konden allemaal sterven.
Zij niet, als zij dood ging, stierf ik ook. De zon stond hoog aan de hemel en brandde in ons gezicht, ik had mijn zonnebril op en zij ook. We trokken ons van niemand iets aan en zoende wanneer we zin hadden.
Toen om half 8 nam ze de bus naar huis en liet me hier achter. Alleen.
Ik legde me op het gras, dat was nat van het vroege dauw. De maan, in al zijn glorie, scheen op me neer als een spotlight. Het was de perfecte spotlight. Niemand vond het vervelend als ie scheen en hij scheen net niet genoeg om je de volle aandacht te geven. Een beetje een niemandsdalletje. Iedereen kon beroemd worden, als je maar genoeg onzin kon verkopen en je talenten kon overdrijven. Ik rook het natte gras en de frisse avondlucht. Alles had zo zijn geuren. Zelfs het licht van de lantaarnpaal op de hoek kon je ruiken als diep genoeg de lucht in snoof. Het rook een beetje aangebrand. Ik sloot mijn ogen en onmiddellijk kwam haar gezicht tevoorschijn. Het zou nog een maand duren eer dat ik haar weer zag. Ze was ver weg in werkelijkheid. Maar in mijn fantasie lag ze vlak naast me.
Op een avond zei ze iets wat ik heel gek vond. Ik vond het gek dat ze het vermelde want ik wist het al.
‘Lara ik hou van je.’
Ik knikte een beetje schaapachtig en zei dus hetzelfde
‘Ik ook van jou Mina.’
We kusten in het ochtendlicht en vergaten dat we grond onder onze voeten hadden.
Reacties:
Er zijn nog geen reacties op dit verhaal.