Hoofdcategorieën
Home » Twilight » Leave Out All The Rest » Hoofdstuk 04
Leave Out All The Rest
Hoofdstuk 04
Ondanks het feit dat sinds die bewuste nacht, die tot op de dag van vandaag nog steeds het onderwerp van de dag was, een waarschuwend signaal was afgegeven aan de bewoners van het kleine stadje en aan de bewoners van de omliggende steden en dorpen, stopte ik mijn jeep aan de rand van het bos. Even bleef ik weifelend in de jeep zitten, liet ik mijn blik over de groene bosrand glijden en over de donkere, onheilspellende lucht die er dreigend boven hing. Diep van binnen wist ik dat ik het onheilspellende noodlot op me af zou roepen als ik de waarschuwende woorden in de wind zou slaan, als ik ze zou negeren, als ik deed ze niet gehoord of begrepen te hebben.
Toch kon ik de aandrang het bos binnen te dringen, het natuur binnen te dringen, niet weerstaan. Niet jegens het gevaar die zich er verschool, jegens het avontuur dat zich daar bevond. Ik wilde enkel mezelf terugtrekken op een plaats waar ik jaren geleden voor het eerst was gekomen, waar ik daarna jaren later nog kwam om mijn gedachten vrij te laten en ze te ordenen, om mijn evenwicht en rust weer te hervinden als de chaos van het dagelijkse leven mij even te veel werd, als ik het idee had er niet meer tegen te kunnen.
Ik sloot voor heel even mijn ogen, waarna ik besloot het erop te wagen. Resoluut duwde ik het portier van mijn jeep open, stapte ik uit. Met een zachte klap viel het portier in het slot nadat ik het een duw had gegeven. Heel even keerde de twijfel terug, vroeg mijn geweten mij weer of het wel verstandig was te doen wat ik wilde doen, gezien niemand nog wist wie of wat het was dat in deze bossen rondwaarde. Ik schudde zacht mijn hoofd in een poging de gedachten van me af te schudden en duwde de sleutel in het slot om mijn jeep op slot te doen. Nadat ik dat had gedaan, duwde ik de sleutels veilig in mijn jaszak. Mijn blik gleed over de boomtoppen van de duizenden, miljoenenjaren oude bomen die hier stonden. De kruinen waren iets gebogen, leken het gewicht van de wind niet te kunnen dragen. Ik glimlachte, genoot met volle teugen van het aanblik en voelde diep van binnen dat ik er goed aan deed hier te komen, hier mijn gedachten op orde te brengen om te voorkomen dat ik volledig door zou draaien.
Nauwelijks had ik een stap in het bos gezet, of ik voelde hoe de rust vanuit de natuur als een deken over mij heen daalde. Langzaam bekroop mij het gevoel, het idee, een andere wereld binnengestapt te zijn. De duisternis die hier binnen het bos schuilde, werd hier en daar verjaagd door de zonnestralen die her en der het bladerdek hadden weten te doorgronden. Er was geen enkel ander geluid te horen dan mijn ademhaling, mijn gedachten. Geen enkel ander geluid dan die van de dieren die hier woonden, de vogels die hun lied zongen. Een zachte wind speelde met de bladeren van de struiken, met de bladeren van de bomen en deed hen langzaam ritselen. Onwillekeurig gleed er een glimlach over mijn gezicht. Het voelde allemaal zo vertrouwd, zo geruststellend. Het was te lang geleden dat ik hier voor het laatst was geweest. Door de drukte om mij heen was ik er niet in geslaagd om even tijd voor mijzelf te vinden, door de ophef over hetgeen zich enkele weken geleden hier had afgespeeld werd iedereen nauwlettend in de gaten gehouden. De politie had uren, dagen en uiteindelijk weken het bos in de gaten gehouden, angstvallig de bewoners die het wilden trotseren voor een wandeling geweerd. Nu het wat rustiger was, waren ze verdwenen en boden ze mij weer de ruimte mijn eigen, stille plek op te zoeken.
Diep in gedachten verzonken was ik op de omgevallen boomstronk gaan zitten. Ik staarde over de kleine, ronde open plek die ik al jaren als de mijne had toegeëigend. Ik wist zeker dat er niemand anders was die weet had van deze plaats. De meesten die besloten het bos te trotseren voor een wandeling, weken niet af van de paden die er jaren geleden in waren gesleten, leken het bos niet te diep in te willen. Ze wilden niets ontdekken, geen avontuur aangaan omdat ze bang waren te verdwalen. Ik glimlachte om die gedachten. Het was in mijn voordeel dat ze zo angstig waren voor de rust en de eeuwige stilte die ze hier vonden. Ze konden mijn enige toevluchtsoord nu niet van me afnemen.
Mijn gedachten keerden terug naar mijn familie, naar mijn verleden, zoals het altijd deed als ik me hier bevond en zonder daadwerkelijk iets te zien over de adembenemend mooie open plek staarde. Afgezien van de omgevallen boomstronk die zich te midden van de vlakte bevond, was er niets anders te zien dan een kleurrijke zee aan wilde bloemen die zich verscholen tussen het hoge, groene gras. De rij bomen en struiken om mij heen, schermden deze plaats af, leken te willen dat niemand zou weten dat het bestond.
Ik zuchtte, duwde de gedachten aan mijn familie weg toen ik besefte dat ik er helemaal niet over na wilde denken. Het deerde me niet dat mijn moeder al weken deed alsof ze niet meer wist dat ik bestond, alsof ze niets meer met me te maken wilde hebben omdat ik als enige voor mijzelf durfde op te komen, voor mijzelf durfde te denken. Ik had als enige mijn moeder de rug toegekeerd, geweigerd te luisteren naar de wensen die zij had en naar de eisen die zij stelde. Alleen daarom al had ik een plek gezocht die ver bij haar en mijn zussen en broer uit de buurt gelegen was. Ik wilde niet geleefd worden, wilde mijn eigen leven leven.
De beslissing die ik had genomen was goed. Ik stond er nog steeds achter, had er geen spijt van. Nooit zou ik er spijt van krijgen mijn leven elders opnieuw begonnen te zijn toen het door anderen was vernietigd. Nooit zou ik er spijt van krijgen niet geluisterd te hebben naar de onmogelijke wensen die mijn moeder stelde, alleen omdat ze zelfzuchtig was en niet dacht aan hetgeen voor anderen misschien wel het beste was. Ik schudde zachtjes mijn hoofd, duwde de gedachten zo ver mogelijk weg en sloot ze op om er zo lang mogelijk niet meer aan te hoeven denken.
Mijn blik gleed over de plek waar ik me bevond, mijn vingers streken over het vochtige, bemoste schors van de boomstronk waar ik op was gaan zitten. Mijn ogen gleden over het kleine, groene veld, over de vele gekleurde bloemen die zich er bevonden en die haast onzichtbaar ritmisch op de wind dansten. Een glimlach gleed over mijn gezicht. Het was goed hier te komen, hier weer even te zitten. Het leek me weer enigszins op te laden, hernieuwde energie te geven.
Voorzichtig kwam ik overeind, keek ik nog even om me heen voordat ik mezelf met een dubbel gevoel terug naar mijn jeep liet lopen. Het werd al laat. Ik wist niet hoe lang ik hier zat, maar wist uit eigen ervaring dat ik hier gerust een uur of twee, drie kon zitten. De tijd vloog wanneer je niets aan je hoofd had. Ik beet zacht op mijn onderlip, draaide het mooie stuk natuur de rug toe en dook onder een laaghangende tak door om mijn reis terug naar de bewoonde wereld te beginnen.
“Tot snel.”ť, sprak ik fluisterend over mijn schouder, waarna ik mezelf voorzichtig de steile heuvel af liet glijden. Ik moest nog een heel eind dalen voordat ik de uitgesleten paden weer kon volgen en de duisternis die langzaam haar intrede begon te doen, verontrustte mij wel een beetje. In mijn achterhoofd was ik nog altijd niet vergeten wat zich hier enige tijd geleden ergens had afgespeeld, welke maniakale gek zich op de onschuldige groep mensen had gestort en hen wreed had toegetakeld. Ik huiverde, voelde een rilling over mijn ruggengraat rollen en merkte dat de kleine haartjes op mijn arm overeind gingen staan. Ik schudde de nare gedachte van me af en vervolgde mijn weg zonder er ook nog maar een keer over na te denken.
De duisternis had dreigend haar intrede gedaan. Ik huiverde toen ik me bedacht dat ik me op een onwaarschijnlijk laat tijdstip op een plaats bevond waar ik misschien beter niet kon zijn. Ik beet zacht op mijn onderlip, probeerde mijn innerlijke, hervonden rust te behouden en ademde diep in terwijl ik mijn pas toch onbewust versnelde.
De gedachten aan hetgeen ik had gezien in het ziekenhuis, de beelden die op mijn netvlies stonden gebrand, doemden op en leken een soort panische reactie uit te lokken. Uit alle macht probeerde ik die gedachten, die beelden te verdringen, weer ver weg op de bergen, maar het leek niet te lukken. Ik beet op mijn onderlip, bijna tot bloedens toe en taste in mijn zakken naar mijn autosleutels.
Het duurde niet lang voordat ik mijn vingers rond het koude metaal liet sluiten. De sleutel liet ik tussen mijn vingers door steken. Het gaf me een vertrouwd gevoel toch enigszins een wapen te hebben. Voor het geval dat. Want ik wist maar al te goed dat je nooit moest zeggen dat iets jou niet zou overkomen. Het was een oude truc die ik van mijn vader had geleerd. Hij had het me bijgebracht toen ik voor het eerst naar de middelbare school ging. Voor de zekerheid. Voor het geval ik me moest verdedigen, om welke reden dan ook. Het was me altijd bijgebleven dat je met een wapen als sleutels alleen al veel verwondingen aan kon richten. En DNA kon vergaren voor de politie, zoals mijn vader me altijd vertelde.
Ik voelde de rust langzaam weer terugkeren. Het idee niet compleet weerloos te zijn hielp toch beter dan ik had gedacht. Ik haalde eens diep adem, liet de paniek en de angst varen en hield vol dat er al zo lang niets meer was gebeurt hier en in de omgeving, dat de dader naar alle waarschijnlijkheid naar een andere streek was getrokken om daar zijn of haar slag te slaan. Toch hield ik in mijn achterhoofd dat het goed kon zijn dat de dader zich een tijd koest hield, om ons te laten denken dat hij of zij weg was.
Vanuit de struiken naast mij klonk plotseling geritsel. Ik slaakte een gil, sprong opzij en trok mijn sleutels uit mijn zak om me te verweren. Maar er was niets anders te zien dan het grote, gapende gat voor mij. Mijn hart tikt luid in mijn borst en ik voelde hoe een brok van angst zich in mijn keel vormde. Mijn ogen sperden zich wijd open toen ik de bladeren weer hoorde ritselen, toen ik de takken zag bewegen. Behalve dat was er geen enkel geluid te horen. Mijn handen trilden en de sleutels die ik vasthield kneep ik haast fijn. Even wendde ik mijn blik, zag ik dat de afdruk van mijn sleutels in mijn hand stond. Voorlopig zou dat nog wel te zien blijven.
Het geluid en de bewegingen brachten me weer terug naar de situatie waar ik me in bevond. Ik beefde van angst, was als de dood voor hetgeen ik verwachtte dat plotseling vanuit het niets op me af zou stormen en me zou grijpen, me zou aanvallen. In mijn hoofd schreeuwde een klein stemmetje de longen uit haar lijf, schreeuwde het stemmetje dat ik moest maken dat ik wegkwam, dat ik moest rennen en pas mocht stoppen als in bij de jeep was. Maar mijn benen weigerden dienst. Ik was als versteend, staarde het duistere gat voor me in met een kleurloos gezicht en met wijd opengesperde ogen. Het ritselen klonk dichterbij, de takken bewogen heftiger heen en weer. Wat het ook was, het naderde me met grote snelheid.
Takken braken, bladeren werden ruw van hun takken ontdaan en mijn ijzingwekkende gil weerklonk door de lucht en leek door merg en been te gaan. Ik dook weg voor hetgeen ik vanuit de duisternis op me af zag vliegen, kneep mijn ogen stijf dicht en voelde hoe een ijskoude arm zich rond mijn middel sloot en me omver leek te trekken.
Reacties:
Oe, vampier!
Super en snel verder en weer een melding, please ;D
spanneeend!
mag ik een melding als je verder bent?
<'3