Hoofdcategorieën
Home » De Kronieken van Narnia » Welcome Home » Chapter 2
Welcome Home
Chapter 2
Hoofdpijn. Barstende hoofdpijn.
Ik lag op iets zacht. Het voelde vertrouwd en rook lekker.
Ik knipperde verwoed met mijn ogen om de hinderlijke zwarte vlekken van mijn gezichtsveld te halen en keek om me heen. Ik lag op een grote grasvlakte die aan de rand van een dennebos lag.
Ik probeerde recht te zitten en greep onmiddellijk naar mijn hoofd. Het voelde alsof iemand vanbinnen een drumconcert aan het geven was.
Waar was ik in godsnaam? Vroeg ik me af. Het laatste wat ik me herrinerde was een auto die met volle vaart op me afreed. Had ik dat gedroomd? Was ik op deze vlakte in slaap gevallen?
Ik stond recht en ontdekte dat mijn handtas weg was.
‘Onee!’ kreunde ik. ‘Robert zal me vermoorden!’ Ik stond een paar tellen bewegingloos en besloot toen ergens naartoe te stappen. Misschien had iemand mijn handtas nog gezien.
Ik ging op weg, naar de tegenovergestelde richting van het bos, naar een klein vlekje ergens aan de horizon.
Na een paar uur stappen in volle zon dacht ik dat het het allemaal niet meer waard was en ik beter gewoon aan de kant van de weg kon gaan liggen. Wachtend op het einde.
Ik liet me tegen een boom neerzakken en sloot mijn ogen.
‘Hallo, wie ben jij? Leef je nog?’ verdwaasd trok ik één oog open en zag dat er een jongen, eigenlijk bijna een man met blond haar over me heengebogen stond.
‘Ah, je leeft nog!’ zei hij, met een Brits accent. Ik mompelde wat en ging rechtstaan.
‘Aangename kennismaking, ik ben Peter Pevensie. En jij bent?’
‘Robine Black’ zei ik toonloos, terwijl ik op mijn benen wankelde. ‘Wow, kijk uit. In jou conditie val je zo meteen flauw.’ Zei hij met een bezorgde ondertoon in zijn stem. Ik keek hem kwaad aan. Wie dacht hij wel dat hij was, ik heb geen hulp of adviezen nodig!
Hij legde een hand rond mijn schouders om me te ondersteunen, maar die schudde ik er direct af. Geamuseerd keek hij me aan en vroeg toen: ‘Vanwaar kom je eigenlijk?’ ‘Van Amerika, New York.’ Antwoordde ik.
Ik zag dat zijn gezicht betrok en zich daarna weer ontspande. ‘O, wel, ik kom uit Finchley, heb je daar ooit van gehoort?’ ik knikte.
‘Weet je ook waar je nu bent?’ ik schudde mijn hoofd.
‘Hmmm, misschien ben ik niet de juiste persoon om dit uit te leggen.’ mompelde hij, meer tegen zichzelf dan tegen mij. Toen wendde hij zich tot mij en zei: ‘Wel, spring maar achterop. Dan breng ik je naar ons huis.’ Juist toen ik wou vragen wí í r ik precies op moest springen zag ik dat hij een groot wit paard bij zijn halster hield.
Met open mond keek ik hoe hij om het gevaarte sprong, het paard met gemak wendde en toen met zijn hoofd een teken gaf dat ik achterop mocht.
Ik werd lijkbleek en dacht aan manieren om eraan te ontsnappen. Ik had van mijn leven nog maar weinig paarden van dichtbij gezien, en had nog nooit op één gezeten!
De jongen merkte mijn angst op en grinnikte. ‘Wees niet bang, Silver zal je naar het einde van de wereld brengen als ik het haar vroeg!’ Ik wou niet als bangerik worden versleten dus ik stapte vastbesloten achterop, klemde mijn handen rond zijn middel en kneep mijn ogen dicht. ‘Ga maar!’ piepte ik. Ik hield mijn adem geschrokken in toen ik met een vaart naar voren werd geschoten en liet hem dan snel weer ontsnappen toen ik merkte dat de blonde jongen, Peter dacht ik, gelijk had.
Na een halfuurtje gereden te hebben kwamen we bij het dorpje dat mijn oorspronkelijke doel was. Maar ik zag dat ik niet veel hulp kon verwachtten. Het enige wat er nog over was van wat ooit een schattig dorpje moest zijn geweest waren smeulende ruïnes.
Ik keek vol afschuw om me heen, op zoek naar enig teken van leven, maar het enige wat ik hoorde was de drukkende stilte. Niet eens een vogel om het moment wat op te vrolijken.
‘Peter,’ vroeg ik angstig, ‘Wat is er gebeurd?’ ik voelde zijn lichaam inzakken en met die gebogen rug vond ik dat hij eruit zag als iemand die veel te vroeg al een geweldige last moest torsen.
‘Dit,’ zei hij, terwijl hij met zijn hand in de richting van de verkoolde ruïnes wuifde, ‘is het werk van de witte Heks, die uit de dood is opgestaan.’
Ik slikte.
We reden in stilte verder, want ik voelde dat Peter nu niet in de stemming was om te praten. Opeens hoorde ik iets. ‘Wacht!’ riep ik, en Peter hield zijn paard in en keek verbaasd naar achter.
Ik liet me snel van Silver zakken en rende naar de plaats waar ik het geluid had gehoord. Peter stapte ook af en liep me achterna.
Toen ik bij de plaats van het geluid kwam stokte mijn adem.
Op de grond lag een meisje van nog geen 12 jaar met gesloten ogen, te vechten voor elke ademhaling. Ik ging naast haar op de grond liggen en nam haar hoofd in mijn schoot. Haar ogen schoten en ze keek recht in de mijne. ‘Mama...’ zei ze met zwakke stem.
‘Wees maar niet bang, je zal straks bij mama zijn.’ Zei ik met verstikte stem. Ze keek me nog even aan, sloot toen haar ogen en glimlachte.
Ik voelde hoe haar lichaam slap werd en begon te huilen. Deze keer schudde ik de hand die Peter op mijn schouder legde niet af.
Ik liet het lichaam van het meisje uit mijn armen glijden en stapte zonder nog een woord te zeggen terug naar Silver. Peter liep een paar stappen achter me.
We stegen op en Peter gaf zijn paard de sporen. In galop reden we verder, zo snel mogelijk weg van deze vreselijke plaats.
Na een uur rijden kwamen we aan een verstevigde burcht. Peter leidde zijn paard dophaalbrug op en riep naar boven: ‘Open de poort! Ik ben het!’ na een paar seconden werd de poort centimeter per centimeter opengedaan, totdat de opening juist groot genoeg was om Silver erdoor te laten.
Toen we door de poort waren werd hij onmiddellijk weer gesloten en een paar mensen in legerkleding holden meteen naar Peter om hem van zijn paard te helpen. Ze keken eerst wantrouwig naar mij, maar toen Peter had gezegd dat het ok was lieten ze me verder met rust.
Peter besprak iets met één van de mannen en wendde zich toen tot mij. ‘Robine, ik moet vergaderen met mijn troepen, dus ik kan je momenteel niets uitleggen. Maar als je het goed vind zal ik mijn jongere broer vragen of hij het wilt doen. Is dat ook goed?’
Ik knikte, terwijl ik me afvroeg wat hij wou uitleggen. Maar voor ik nog één woord kon zeggen was hij al weg. Ik stond wat verloren op de binnenplaats en ging toen maar op de trappen zitten, terwijl ik naar de bedrijvigheid in het fort keek.
‘Hallo,’ zei iemand, ‘jij bent vast Robine!’
Reacties:
Leuk ^-^
Er zijn hier zo weinig Narnia-verhalen, helaas.
Maar jouwe is echt heel cool, nu al
Kleine kanttekening; de eerste paar werkwoorden staan in de tegenwoordige tijd ;]
Maar dat maakt niet zoveel uit ^^
Snel verder, please<3
xx
Niet stoppen! I love it. Melding?