Hoofdcategorieėn
Home » Tokio Hotel » The Eyes of a Stranger » Hunger
The Eyes of a Stranger
Hunger
Voor het eerst voelde ik mij als het bevroren standbeeld. Ik besefte mij gelijk dat ik hem hiermee ontzettend pijn deed. Het was de vest van zijn broer.. die hij had vermoord.
“Het spijt me, het spijt me zo ontzettend!”¯ De rits had ik al open gemaakt en was al bezig uit een mouw te komen, maar zijn hand greep naar het vest om mijn pols.
“Het maakt niet uit.”¯ Ongelovig keek ik hem aan. “Echt. En het staat je goed.”¯ Onzeker schoof ik het stuk stof weer over mijn schouder, maar liet hem toch voor de zekerheid openstaan.
“Zeker?”¯ Hij knikte enkel. Iets rustiger liet ik mij terug op bed zakken. Ik frutselde wat aan de rits en zei zacht: “Waarom doe je dit?”¯
“Wat?”¯
“Je kwelt jezelf, ik voel het.”¯ Een grom kwam net hoorbaar uit zijn keel. “Ik geloof nog steeds niet dat er een reden is dat jij zo lang gestraft moet worden, en dan vooral door jezelf.”¯
“Volgens mij had ik dat al verteld.”¯
“Dat weet ik, en het heeft mij laten denken. Waarom zou je zoiets doen? Ik zie aan je hoe pijn het doet dat je ze niet om je heen hebt. Zelfs mij doet het pijn, en dan ken ik ze niet eens.”¯ Nog steeds was ik te schijterig om hem recht aan te kijken. Ik was nu al zo’n emotionele trut, in zijn ogen kijken zou dat alleen maar erger maken.
“En toch heb ik het gedaan.”¯
“Doe er niet zo nuchter over! Ik ben mijn ouders verloren door twee klootzakken van een bewaking en ik ben met al mijn woede en agressie daar heen gerend om te laten zien dat ik er niet mee eens was!”¯ Mijn woede overwon mijn angst en keek hem aan, rustig keek hij terug.
“En wat bereikte jij daarmee?”¯ Gelijk hing mijn hoofd weer.
“Niets, alleen maar problemen. Bedankt trouwens dat je mij daaruit gered hebt.”¯ Het was stil, te lang stil. Verbaasd moest ik gewoon weer opkijken, hij staarde wat geschrokken naar mij. “Wat?”¯
Het was raar om te zien dat hij even niet meer wist wat boven was en wat onder. Hij had zijn mond half openstaan, sloot hem weer even en viel dan weer open.
“Wat heb je gezien?”¯ Hij deed er alles aan om kalm te klinken, het leek alleen nergens naar. Vragend trok ik een wenkbrauw op. Had hij echt gedacht dat ik niets wist van hem?
“Je denkt toch niet?..”¯ Even was ik te beduusd om verder te praten, maar ik herpakte mij vlug: “Stranger, ik weet wie je bent.”¯ Zijn ogen schoten vluchtig door de kamer, het maakte mij wat ongemakkelijk. “Toch?”¯
“Weet je dat wel?”¯ stelde hij dan terug. Het begon van binnen wel erg te twijfelen. “Weet je wel wie ik ben? En vooral wat ik ben?”¯
“Een vampier,”¯ murmelde ik klein.
“En wat doen die?”¯ Ik moest eerlijk tegen mezelf zijn dat ik dat helemaal niet wist. Hij was een jager, een verdomd goede jager, maar waar jaagde hij op? Wat stilde zijn honger? Ik was nooit zo ver gekomen met het boek, en ik bedacht mij nu dat het misschien toch wel slimmer was geweest om die eens goed door te lezen vooraleer ik naar hem toe ging. Maar daar was het nu te laat voor, veel te laat.
“Dat weet ik niet..”¯ Ik hoorde aan hem dat hij hier wat op wilde zeggen, gelukkig was ik voor: “-Maar wat ik wel weet is dat je niemand kwaad zal doen. Ik ben het levende bewijs!”¯ Puur uit het opwinden van mezelf, was ik dichter naar hem toegeschoven. Mijn nek had ik uitgestrekt zodat het topje van mijn neus naar die van hem wees, zoals de vingerstoppen van Adam en God naar elkaar wezen in het beroemde schilderij van Michelangelo, The Creation of Adam.
“Dit is fout.”¯ Hij sprak het zo uit, dat het leek dat hij het meer tegen zichzelf had dan tegen mij. Hij keek weg van mij om zijn vingers gefrustreerd in zijn haren te vlechten. Ik had hem nog nooit zo breekbaar gezien. Ik zag Stranger als een standbeeld die niet van zijn voetstuk te halen was. Hoeveel mankracht er ook touwen om zijn nek gooide, aan zijn armen en benen, hij bleef staan. Maar dit was Stranger niet, dit was Bill. Ik merkte dat Bill steeds onaangekondigd langs kwam. Kort, maar heftig. Het was als een fout in een diaserie. De dia draaide, maar omdat die zo oud was, schokte het beeld om de zoveel tijd. Stranger was oud, de jaren hadden hem van buiten massief gemaakt, maar van binnen was hij broos.
“Nee, dit is toegeven.”¯ Voorzichtig legde ik mijn hand op zijn knie. Hij keek er met een schuw gezicht aan. “Dit is Bill, laat Stranger los. Ik weet dat het moeilijk is, maar na al die jaren zo’n zwaar masker te dragen moet dit makkelijker zijn.”¯ Geruststellend kneep ik in zijn knie, het was alsof ik in een steen probeerde te knijpen. Hij bleef staren naar mijn hand die lichtelijk paarse gekleurd was bij de knokkels. Ik wist dat hij zichzelf weer de schuld gaf dat hij de oorzaak was dat ik het koud kreeg, maar dat interesseerde mij niet. Hij moest weten dat ik oud en wijs genoeg ben om de beslissing te nemen dat ik hem wilde aanraken, hoe koud hij dan ook mocht zijn.
“Er is geen Bill meer,”¯ herhaalde hij de woorden die hij eerder had gezegd bij de trap. “Dit masker zit vast gesleten. De jongen waar jij over spreekt is dood, gestikt onder dit masker.”¯ En Stranger was weer terug. Hij stond op zodat mijn hand van zijn knie gleed. Zo sierlijk als hij buiten liep, liep hij ook hier voor mijn neus. Ik wist niet waar hij heen ging, maar ik besloot om hem even zijn rust te geven. Hij kon zeggen wat hij wilde, maar ik wist dat hij het hier moeilijk mee had.
Het was een kwestie van een seconde dat hij mij alleen had gelaten, en wanneer die terug kwam rook ik een aangename geur. Verrast keek ik op; in zijn hand had hij een zilveren schaal met daar bovenop een deksel in de vorm van een koepel. Hij haalde deze eraf en reikte de schaal naar mij. Mijn ogen vergrootten bij het zien van de heerlijke maaltijd: aardappelpuree met jus, kippenpootjes en maïs, een oud gerecht die ik voor het laatst had gegeten bij mijn ouders, toentertijd mijn lievelingsgerecht.
“Hoe?”¯
“-Ik loop al wat langer rond dan vandaag.”¯ Hij had de schaal in mijn handen geplaatst en stak het bestek in de puree. Hij wilde weer weglopen.
“Wacht!”¯ De jongen keek terug naar mij om. “Heb jij geen honger?”¯ Voorzichtig trok hij zijn mondhoek op, hij zag hoe ik naar zij lippen keek.
“Waarom denk je dat mijn lippen deze kleur hebben?”¯ Ik haatte het dat hij nooit normaal antwoord gaf en altijd een vraag terugstelde, maar het liet mij wel denken.
“Maar waarom eet je niet mee?”¯ Te laat besefte ik mij dat ik de meest stomme vraag had gesteld. “-Wat eet je eigenlijk,”¯ vroeg ik er dan voorzichtig achteraan. Onzeker keek ik van onder mijn wimpers naar hem. Ik zag nu pas hoe doorzichtig zijn huid was en hoe paars zijn ogen, ik kreeg er de kriebels van.
“Bloed,”¯ sprak hij laag. “Mensenbloed..”¯ Hij grauwde dit laatste en verdween in een flits naar het raam. Ik wilde nog ‘nee!’ roepen, maar daar was ik te laat voor. In mijn snelst had ik de schaal met eten naast mij gelegd en rende naar het raam waar hij door was verdwenen. Door de grote adrenaline was ik totaal mijn gebroken hand vergeten en balanceerde met mijn hele lichaam erop, omdat ik zo ver mogelijk naar buiten wilde kijken om hem te vinden. Ik gilde het uit en liet het gewicht van mijn hand oplossen. Mijn balans verdween in het niets en ik voelde hoe ik daar ook in verdween. De schrik had mijn adem ontnomen, ik kon alleen maar met grote ogen naar mijn eindbestemming kijken; de stoeptegels.
Reacties:
... als je der vermoord ga ik huilen :'(
I WANT MORE MORE MORE WHEEEEEEE!
En em, toen kwam Stranger haar redden...
Toch?
Anders zou het vrij triest zijn eigenlijk...
Dan valt ze zomaar dood en is alles voor niets geweest x]
Het arme kind.
Wauwie, mooi deeel
Jep deze hep ik gezien, vorig school schooljaar toen we met edureis naar Rome gingen. Stond ik daar een uur lang naar het dak vande sixtijnse kapel te staren, Leuk dat je het erin hebt gestopt, ik zie het helemaal voor me nu. Ik hou zoiezo van alle beeldspraken en vergelijkingen die je erin gooit, heel origineel(:
sorry niej zo'n lange reactie vandaag, je weet toch wel dat ik goed vind
En ik vertrouw Bill wel dat hij haar opvangt, dus no worries, *hoop ik dan*