Hoofdcategorieën
Home » Harry Potter » Unexpected Friendship » 57. A Real Slytherin Doesn't Cry
Unexpected Friendship
57. A Real Slytherin Doesn't Cry
Yvonne's P.O.V.
Het was 2 dagen voor Halloween. Er was verder niets interessants meer gebeurd en er waren geen gewonden meer gevallen. Alles ging zijn gangetje. Ik ging steeds meer met Cas om en we moesten samen voor Toverdranken een flesje vergetelheidsdrank brouwen. Het was heel moeilijk, maar met zijn tweeën kwamen we er wel uit. Nou moesten we het drankje aan het einde van het jaar voor ons examen in ons eentje kunnen maken, maar daar had ik nog genoeg tijd voor om te oefenen.
Ik zat op mijn bed en las het boekje met aantekeningen. Ik pakte een stuk perkament en een ganzenveer. Ik stopte de veer in de pot inkt en schreef de kriebels die onder de aantekeningen stonden over. Ik wist wel dat ik te ver ging met de suggesties en dat de meeste toch niet klopten, maar dat maakte me niet uit. Ik was nieuwsgierig en bezorgd, en iedere dag maakte ik een kwartiertje vrij om na te denken. Al was het tijdens de lessen. Ik legde de ganzenveer neer en bekeek het resultaat. Het was niet veel, maar toch al iets. Ik pakte het stuk perkament op en duwde het in de binnenzak van mijn gewaad. Het was altijd handig voor als ik even vrij had. Plotseling ging de deur open. "Heey." Het was Lili. "Ha." Ik had Lili al heel lang niet meer gesproken en ik vroeg me af wat ze te vertellen had. "Luister, ik weet dat ik van Elke niet meer met Monika mag praten, maar eigenlijk kan het me niet zo heel veel schelen. Ik ben net naar haar toe geweest en het ging niet zo heel goed met haar. Nu weet ik dat je de laatste keren steeds meer met haar omgaat en ik vroeg me af of je misschien wist wat er aan de hand was." Ze had gelijk. Ik ging meer met Monika om. Dat leek me handig, omdat ik toch wel het vermoeden had dat zij veel meer van de zaak wist dan ze deed lijken. Toch sprak ik haar ook weer niet te vaak. Ik had haar gisteren en eergisteren niet één keer gesproken. "Nee, ik heb geen idee. Ik zal zo wel naar haar toegaan." "Oké, is goed. Maar zeg alsjeblieft niet dat je het van mij hebt, want ze vind het nooit zo leuk als ik het met anderen over haar heb. Zeker niet als ik niet zeker weet wat er aan de hand is." "Is goed." Lili liep weg en ik bleef nog even op mijn bed zitten. Ik vroeg me af waarom Lili zelf niet gewoon aan Monika vroeg wat er aan de hand was. En als ze daar een reden toe had, waarom zou ze het dan wel aan mij vertellen?
Ik had geen idee waar ik Monika kon vinden. De lessen waren allemaal al afgelopen en in de Grote Zaal was ze niet. Ook had ik al even bij de ingang van de leerlingenkamer gewacht maar daar kwam ze ook niet. Volgens andere Huffelpuffers was ze ook niet binnen. De enige plaats die ik nog kon bedenken was buiten. Misschien had ze weer met iemand afgesproken of zo. Ik liep de trappen af naar beneden totdat ik haar opeens zag staan. Ik weet niet waarom, maar ik sprong snel weer een trede omhoog zodat ik net om de hoek kon kijken, maar zij mij waarschijnlijk niet kon zien. Ze was alleen en zat op een bankje in de hoek van de gang. Ze leek behoorlijk van streek. Opeens kreeg ik een zet in mijn rug. "Hé, loop eens- Oh!" De jongen die me in mijn rug had geduwd liep haastig om me heen toen hij het teken op mijn borst zag. Zwadderaar zijn had ook wel zijn voordelen. Toch kon ik me niet langer meer voor Monika verbergen en dus duwde ik de jongen terug. De jongen draaide zich verschrikt om en struikelde bijna over zijn eigen gewaad, maar wist zich nog net overeind te houden. "Doorlopen!" Ik zag dat een groepje meisjes naar me keek. Omdat ik niet wist hoe ik moest reageren besloot ik me maar op hun af te reageren. "Waar kijken jullie naar?" Snel draaiden ze zich weer naar elkaar toe en gingen verder met hun gesprek. De hele tijd had Monika niet eens opgekeken. Ik liep naar haar toe en ging naast haar zitten. We zeiden allebei niets.
Zo zaten we daar een tijdje. We zwegen de hele tijd. Ik vroeg me echt af wat er in haar hoofd omging. Toch zei ik niets tegen haar. Ik vond dat ze zelf moest bepalen of ze het tegen me wilde zeggen, of ze me überhaupt wilde spreken. Maar als ze het zou willen was ik er, als ze het zou willen dan hoefde ze maar iets te zeggen. Opeens begon ze te huilen. Zomaar, uit het niets. Ik wist niet wat ik ermee aanmoest. Ik kende Monika niet als iemand die zomaar ging huilen. Ik vond haar meer iemand die haar gevoelens opkropte. Ik was helemaal niet goed in dit soort dingen. Voorzichtig legde ik mijn hand op haar been. "Het komt allemaal goed. Rustig maar." Suste ik. Ik had geen idee waarom ze huilde, maar het klonk geruststellend. Het komt allemaal goed. Ik zou willen dat het waar was. Ze bleef huilen en ik vroeg me af hoe ver ik kon gaan. Zou ik mijn hand om haar kunnen slaan? Of was ik dan geen goede Zwadderaar? Was ik dan misschien te lief voor haar en zou ze me dan wegduwen? Of moest ze zelf een knuffel geven? Nee, dat was geen goed idee. Dat sloeg nergens op. Langzaam legde ik mijn arm om haar heen en ze begon in mijn schouder te snikken. Ik wreef over haar rug heen. "Het is al goed, het is al goed. Het geeft niet dat je huilt. Het komt allemaal weer goed." Ik voelde me net een moeder, maar het maakte me niet uit. Ik voelde dat ik weer aangestaard werd door het groepje meisjes die me net nog die jongen zagen duwen. Ook dat maakte me niet uit. Niets maakte me meer uit. Helemaal niets. Ze konden me allemaal gestolen worden. Wat deed ik hier in de eerste plaats? Waarom ben ik naar Zwadderich gegaan? De hoed had me er niet eens in willen plaatsen. Ik wilde erheen omdat ik bij die jongen van de trein in de afdeling wilde zitten. Die zei dat het goed was. Hij leek me aardig, eerlijk. Ik hoorde er niet eens thuis. Ik was een onwetend modderbloedje, dat gewoon mee wilde doen met de rest. Hoe moest ik weten wat het beste voor me was? Nu begon ik ook te snikken, en ik voelde een traan over mijn wang heen stromen. Ik wist dat Monika dat moest horen, maar ze trok zich er niets van aan. In plaats daarvan probeerde ze mij ook te troosten, alsof het heel normaal was wat ik deed. "Kom," zei ze, "ik wil even weg hier." Ik wist dat ik bekeken werd, maar op het moment maakte het me niet uit waar ik was. Zolang ik maar niet meer alleen was. Ik volgde Monika gehoorzaam de trappen op, maar op de 6e verdieping veranderde ze haar richting. Ik had het amper door, ik volgde gewoon haar voeten. Ze bracht ons naar een wandtapijt en met een glijbaan gleden we naar de 2e verdieping. Ik liet me meeslepen naar de meisjes wc's van de 2e verdieping. Eenmaal daar keek ik eens goed om me heen. Het was een niet zo'n grote ruimte, met in het midden een hele grote wasbak. Links en rechts waren rijen en rijen met wc's. Er was een raampje bovenin, die dicht zat. Monika liep naar de wasbak toe en ging er tegenaan hangen. Ik liep langzaam achter haar aan. Op de wasbak waren slangen getekend. Langzaam gleed mijn vinger over de kraan. Het figuur was perfect gemaakt, ieder detail kon ik voelen. Ik voelde een rilling over mijn rug lopen. Deze plaats gaf me de kriebels.
Ik was alweer wat rustiger geworden en Monika leek ook gekalmeerd te zijn. Er brandde een vraag op mijn tong, maar ik verbood mezelf om het te vragen. Ik zou nieuwsgierig overkomen. Zij vroeg ook niet aan mij waarom ik huilde, waarom zou ik dat bij haar wel doen? Toch vroeg ik het me wel af. Ik zag dat Monika net wat wilde vragen, maar ik was eerst. "Waarom zat je daar eigenlijk alleen?" Vroeg ik. Dat vond ik een vraag die ik wel kon stellen. Ik bedoel, iedereen zou zoiets gevraagd hebben, toch? "Ik wilde alleen zijn." Ik knikte. "Waarom kwam je naast me zitten?" "Ik vond je er alleen uitzien. En ik was ook alleen. Alleen zijn is niet goed. Als je alles alleen op wilt lossen dan neem je veel te veel op je schouders." Het was weer stil. Monika haalde diep adem, alsof ze moed bij elkaar schraapte, deed haar mond open en… "AAAAAAAAAAAH!!!" Een hard, krassend geluid kwam vanuit de gootsteen omhoog en ik deed mijn handen op mijn oren. Opeens komt er een wit gedaante uit de wasbak omhoog en water spatte omhoog, zodat onze gewaden helemaal nat werden. De geest zweefde van de wasbak in één keer naar de wc in de hoek en daar vloog ze in. "Oké. Dat was raar," zei ik en ik begon te lachen. Monika lachte ook. "Inderdaad," zei ze. "Gaat het weer een beetje?" Vroeg ik haar. Ze knikte. "Met jou?" "Ja, ook wel." Ik slikte. "Eehm…Wil je weten wat er met me was net? Waarom ik huilde bedoel ik?" Vroeg ik aan Monika. "Je hoeft het niet te vertellen als je het niet wilt. En je hoeft ook niet bang te zijn dat ik het anders doorvertel. Zo ben ik niet." "Maar ik wíl het vertellen." Met grote ogen keek ze me aan. "Monika, ik voel me helemaal niet thuis op Zwadderich. Ik voel me alleen. Ik ben helemaal niet zo gemeen als ik me telkens voor laat doen en hoewel ik misschien een gemene kant heb, heb ik ook een aardige. Deze afdeling dwingt mij om me te gedragen als iemand die ik helemaal niet ben. Dat vind ik helemaal niets. Ik heb geheimen voor iedereen, en ik heb niemand om mijn hart bij uit te luchten. En dan ga je dingen opkroppen. Je kunt niet alles voor jezelf houden, dat kan niemand. Ik wil weer dat alles gewoon als vroeger was. Dat ik nooit had geweten van een wereld met tovenaars. Dat ik gewoon weer die pestkop was van vroeger. De pestkop die pestte om niet gepest te worden. Nu doe ik dat ook wel, maar nu doet het meer pijn dan ooit. Nu zie ik hoe het is als ik me gewoon normaal zou gedragen." Monika keek naar de grond. "Ik zie jullie gewoon vrolijk met elkaar opschieten. Griffoendors met Ravenklauwen, Ravenklauwen met Huffelpuffers, Huffelpuffers met Griffendors… En de Zwadderaars met de Zwadderaars. En de enige Zwadderaar die ik écht mag… Is Lili. En Lili overtreedt eigenlijk ook de regels. De regels die één bepaalde Zwadderaar opstelt. Ik kan er niet meer tegen. Ik wil gewoon weg. Ik wil een vriendin hebben die écht mijn vriendin is. Waar ik alles bij kwijt kan. Ik voel me alleen, Monika. Zo alleen heb ik me nog nooit gevoeld."
Ik vind het niet lief van jou dat je die aanhalingstekens en enters en alinea's en zo gewoon zomaar hebt veranderd