Hoofdcategorieėn
Home » Tokio Hotel » Tom in Wonderland » Hoofdstuk 2
Tom in Wonderland
Hoofdstuk 2
Met een luide krak gaf de deur mee, maar de tuin was spoorloos verdwenen.
Tom liep door de deur en kwam terecht in een groot woud vol immens grote bomen en planten. Zelf het onkruid is super groot; vond Tom. Mama krijgt een hartverzwakking als ze dit zou zien.
Hij lachte bij de gedachte.
Maar dan bedacht hij dat het woud waarschijnlijk zo groot leek doordat hij zo klein was.
Hij draaide zich om en zag dat de kleine deur verdwenen was.
Toen hij weer voor zich keek, stond hij plots op een knalroze paadje.
“Gek,”¯ dacht hij, “maar ik heb al gekkere dingen meegemaakt sinds ik dat konijn ben gevolgd.”¯ En hij liep door.
Pas toen hij op een open plek kwam, merkte hij dat hij werd gevolgd door twee rare verschijningen. Ze kwamen voor hem staan en versperden zo het roze pad.
“Mag ik passeren, alsjeblieft?”¯ vroeg Tom beleefd.
Hij zou ook rond hen kunnen lopen, maar dan liep hij niet meer op het pad en zijn moeder had hem vaak gezegd dat hij altijd de paadjes moest volgen en hij had haar raad al genegeerd door dat konijn te volgen en kijk waar hij nu was beland. Dus nu deed hij alles volgens de regeltjes.
Pas dan zag hij hun gezicht.
“De Olson twin?!”¯ vroeg hij verbaasd. Hij herkende wel degelijk hun gezicht, maar ze waren veel kleiner dan de originele, dat wist hij zeker, want hij was veel kleiner dan een normaal persoon en de tweeling was ongeveer even groot als hijzelf. Ook was hun lichaamsvorm totaal anders, ze waren net een springbal met een gezicht op. Een heel raar zicht, vond Tom.
“Ik heb geen idee wat je daarnet brabbelde,”¯ zei de linkse.
“Maar het bewijst wel dat je gek bent,”¯ zei de andere.
“Ik ben Olsondee.”¯
“En ik ben Olsondum.”¯
“Euhm… Oké, Olsondee en Olsondum, kunnen jullie me helpen? Ik ben een beetje verdwaald, denk ik.”¯
“Olsondee, weet je waar me dat aan doet denken?”¯
“Ik weet precies wat je bedoelt Olsondum.”¯
“Jij krijgt de eer om het te vertellen, Olsondee.”¯
“Dat is heel vriendelijk, Olsondum, maar doe jij het maar.”¯
“We doen het te samen. Er was eens een jongentje genaamd Jan en hij was verdwaald in een groot bos.”¯
“Tot hij opeens een weg zag.”¯
“En hij volgde die weg en kwam zo terecht bij een klein huisje.”¯
“Hij klopte aan en een mooi meisje genaamd Elisa, deed open.”¯
“Hij vond ze zo mooi dat hij haar ten huwelijk vroeg.”¯
“Ze trouwden en leefden nog lang en gelukkig.”¯
“Einde,”¯ het laatste zeiden ze ter zelf der tijd met beide tranen in de ogen.
Tom was in de war en vroeg wat het moraal van dat verhaal nu was.
“Het wat?”¯ vroeg Olsondum, “Het staat vast.”¯
“Hij is gek.”¯
“Welkom bij de groep.”¯
“Groep?”¯ vroeg Tom nog meer in de war.
“Had je nog niet door dat we hier allemaal gek zijn?”¯
“Jawel, een-”¯ maar hij kon zijn zin niet afmaken, want ze waren al verdwenen.
“Wel dat ze gek zijn staat vast.”¯ Dacht hij en liep verder.
Reacties:
Er zijn nog geen reacties op dit verhaal.