Welkom op FanFic.nl

De Nederlandse website waar je fanfiction kunt lezen n schrijven.

Nu on-line: (0)

Home » Het Huis Anubis » Here We Are! - Anubis » Aflevering 1 t/m 10

Here We Are! - Anubis

16 okt 2010 - 12:59

10840

2

1458



Aflevering 1 t/m 10

Hee allemaal!! Ik heb het eerste gedeelte van mijn verhaal online staan! Hope you like it! :D Laat je wat achter? Liefs, Sharon

Afl. 1: Break-ups

Nienke: Ik loop rustig door de gangen van een appartement. Mijn hakken tikken op de vloer met elke stap die ik nam. Mijn voeten voelen verdoofd, alsof ze niet van mijzelf zijn.
Aan het einde van de gang die je nu eeuwig lijkt te kunnen belopen, staat Fabian. Hey, zeg ik. Abrupt sta ik stil, zelfs zo stil dat het eng werd.
Hoi, zegt Fabian.
Ik ga, zeg ik, koeltjes.
Is goed.
Doei, dan.
Doei.
Ik loop uit de deur, terwijl ik alle moeite doe mijn emoties onder controle te krijgen. Waarom loop dit tegenwoordig nou altijd zo? Die gesprekken tussen ons verlopen zo stroef, alsof alle liefde totaal is opgebrand, dat er niets meer uit te halen valt.
Ik vind het zo verschrikkelijk dat het zo loopt, hoe kpn ik er ooit op geloven dat Fabian mijn ware was? Dat ik nooit met iemand anders kon gaan en mijn leven lang gelukkig zou zijn met Fabian.
Maar niet dus. Al hoop ik het nog steeds, dat alles een happy end zou krijgen.

Joyce: In mijn appartement is het doodstil, alsof ineens iedereen buiten heeft besloten niet meer te bewegen en zo geluid te produceren. Het geluid is totaal weg. Ik durf zelf ook niet goed meer te bewegen, bang dat ik iets heel speciaals zal verstoren.
Pas als ik voor mijn appartement langs een vrachtwagen hoor rijden, durf ik op te staan van de sofa. Ineens valt me al die rommel om me heen op. Ik zucht, rol met mijn ogen en begin op te ruimen.
Misschien moet ik vanavond weer eens uitgaan, dat is al zo lang geleden. Ik weet niet wanneer de laatste keer was geweest, zo lang is het alweer geleden. Vroeger ging ik altijd uit met Patricia, maar de laatste tijd niet meer. Ze is heel druk bezig met het tijdschrift van haar en Robbie, dat steeds populairder wordt. Patricia wordt ook in de spotlights gezet en laatst heeft ze me gebeld met de melding dat ze voor het eerst op straat is herkend door iemand. Daarna gebeurt dat veel vaker en Joyce vind dat het teken dat ze beroemd aan het worden is.
Misschien moet ze Patricia eens bellen, om weer eens wat af te spreken. Nee. Niet bellen. Ze neemt toch nooit meer op, daar heeft ze het véél te druk voor. Het te druk hebben voor je beste vriendin, hoe gemeen.
Nou ja, mailen moet ook goed zijn, toch? Daar moet ze wel tijd voor hebben. Ik neem plaats achter de computer en start hem op. Nerveus tik ik op de G van het toetsenbord zolang ik wachtte. Eindelijk is ie opgestart.

Hee Peet!

Hoe gaat het met je? Ik ben de hele tijd alleen thuis, erg gezellig is het niet.
Ik dacht, misschien kunnen we weer eens wat gaan doen? Een dagje shoppen, naar het strand? Als je wilt, mag Robbie er ook bij zijn.

Die laatste zin haal ik weg. Nee. Dit moet een vriendinnendagje worden, zonder mannen.

Ik dacht dat het wel gezellig zou zijn. Je telefoon neem je ook nauwelijks nog op Ik mis je een beetje, Peet. Nee, ik mis je heel erg. Ik verveel me dóód zonder je.
Dus, alsjeblieft, alsje-, alsjeblieft, geef antwoord op deze mail. Ik mis mijn beste vriendin heel erg.

Dikke kus,
J.

Ik lees de mail nog een keer over en verstuur hem toen. Hopelijk zal ze antwoord geven. Ik mis haar echt. Het is heus niet gelogen of zo. Ik wil haar weer spreken, haar weer omhelzen, met haar kletsen over jongens, over koetjes en kalfjes, over de nieuwste hunks en wie echt niet kan.
Stop, zeg ik tegen mezelf. Dit wordt echt niet beter op deze manier. Misschien heb ik wat afleiding nodig. Misschien is dat wel eens goed.

Jeroen: Ik ga zitten op de grond in mijn nieuwe appartement en zucht. Dit is zo gelopen. Zo verschrikkelijk als het is. Ik kan niet geloven hoe een relatie zo in één klap - pats, boem - ineens stopt met bestaan, alsof er nooit iets is geweest. Alsof de liefde met de wind mee is gewaaid naar Verweggistan.
In mijn nieuwe huis heb ik nog geen tv, laat staan internet. Dat moet allemaal nog worden aangesloten. Net als het meubilair, dat moet ook allemaal nog maar deze kant op komen. Noa heeft nog wel een hele hoop spul in haar kamer, ze moeten alles verdelen. Noa krijgt de bank, ik de twee bijbehorende zitstoelen. Noa krijgt de pc, ik de tv. Noa krijgt de koelkast, ik de vriezer. En zo door.
Nu ik over haar naam nadenk, voel ik weer steken in mijn buik. Het gevoel dat ze nu niet meer binnen zo komen met haar gebruikelijke Ik ben thui-huis! doet pijn. Nee, niet gewoon pijn, het breekt me. Totaal.
Ik haal een zak chips uit de keuken, uit het keukenkastje en begin te eten. Normaal is het iets voor Appie om zijn dag te beginnen met chips, maar nu volg ik hem op de voet.


Afl. 2: Na regen komt

Amber: Het gevaar van een stuk onbenul als Appie is dat je zomaar ineens een pantoffel naar je hoofd gegooid kan krijgen, als je naast hem in één kamer ligt en terwijl je rustig je schoonheidsslaapje doet. Bedenk daar trouwens niets bij, bij ons is het meer haat-liefde-verhouding dan dat er echt vonken overspringen. Al kan ik denk ik ook niet meer zonder hem, maar op een andere manier, snap je? Laat maar, ik praat weer eens in mezelf. Doe ik vaker tegenwoordig, trouwens. Levenloos, ik weet het, maar toch. Ik blí­jf het doen.
Oké, nu moet ik echt ophouden.
Ap, houd je kop! Ik smijt zijn pantoffel terug als hij begint te snurken. Maar zijn enige reactie is dat hij even een beetje bromt en over zijn neus wrijft alsof er iets over heeft gekriebeld. Maar hij slaapt (en snurkt) rustig en moeiteloos door.
Ik grom en zucht. Met een plof val ik weer terug op mijn matras. Ik probeer mezelf af te leiden van het gesnurk, maar ik val er telkens weer op terug. Dan draai ik me met mijn rug naar Appie toe en trek het kussen onder mijn hoofd vandaan om het vervolgens zo stijf als ik kan over mijn hoofd heen te trekken. Oh, ik wil dat mijn vader hem niet had uitgenodigt om hier te komen logeren.
Ja, want dat is wat er gebeurd is. Mijn pappie heeft eerst mij uitgenodigt om bij hem te komen logeren omdat Victor de hele groep uit huis heeft gezet. Ik heb wel mijn eigen appartement, maar daar zit ik helemaal alleen, dus ik kom hier aan en wat denk je? Hij heeft Appie óók uitgenodigt, omdat hij een heel zielig verhaal heeft opgehangen dat hij anders bij het huis van zijn ouders buiten moet slapen. Maar ik weet wel beter. Hij vindt het geweldig om bij iemand in de buurt te zijn die volgens hem rijk is. Dat vindt ie super, geen idee waarom.
Ik duw het kussen nog harder tegen mijn oren aan, want ik hoor het nog steeds, alleen gedempt. Na tien minuten zo hard duwen als ik wil, geef ik het op. Appie is gewoon een snurkend, of beter gezegt; een tetterende olifant. Rotzak.
Ik sta op en blik nog even op de wekker. Kwart over 8, in de vakantie. Oh, wat heb ik toch een hekel aan die jongen, verzucht ik terwijl ik de overloop op loop om mijn ontbijt klaar te maken.

Mick: Mijn wekker gaat s ochtends vroeg alweer op. Ik zucht even en heb weer eens geen zin om mijn bed uit te komen; ik ben (schijn)dood.
Dan bedenk ik het me ineens weer: vandaag heb ik training! En niet zomaar een training, nee, met de Nederlandse bondscoach atletiek. Een bondstraining dus!
Ik spring snel op en schuif zo soepel als ik kan in mijn kleren. In mijn kleine appartementje is het heel smal en krapjes allemaal, dus troep op de grond gooien kan eigenlijk praktisch niet meer. Maar aan die regel die ik met mezelf heb gemaakt, houd ik me eigenlijk niet. Nee, ik houd me er helemaal niet aan.
Ik prop snel wat eten naar binnen, omdat ik me zojuist heb gerealiseerd dat het al best laat is. Ik ren naar de voordeur en daarna over het paadje van de flat waar ik woon. Ik ren door naar de lift en gooi mijn tas rennend op mijn rug.
Helemaal buiten regent het behoorlijk, het miezert. Maar ook daar wordt je behoorlijk nat van. De wind blaast ook stevig tegen mijn lijf aan, vooral als ik begin te fietsen. Geweldig; ik heb wind tegen.

Noa: Ik sta op uit bed en kijk op de wekker-radio op het nachtkastje naast mijn bed. Het is 10 voor 6, maar ik kan nu al niet meer slapen. Vannacht ging ik om half 3 naar mijn bedje, maar ik sliep pas een uur later. Dus in totaal heb ik nog geen twee uur geslapen, en ik voel me verschrikkelijk.
Ik wens/smeek/hoop stiekem nog steeds dat Jeroen en ik weer bij elkaar komen. Maar aan de andere kant denk ik: Rot op, gozer, ik haat je! Dit kun je toch niet maken!?
Jeroen is een schatje, maar met een ander meisje afspreken als zij samen hadden afgesproken om naar de film te gaan? Ze was destijds zó boos op hem, toen ze Stella (want zo heet dat meisje waarmee hij had afgesproken) en Jeroen samen op zijn bed vond. Jeroen had een arm om haar heen, hij zat halfnaakt (ontblote bast) en Stella had enkel een hemdje aan. Ze zag de blik in zijn ogen telkens in haar hoofd weer veranderen in angst, schuld en een pijnlijk gevoel van het niet weten wat te moeten kiezen, of zoiets.
Ze staarden daar met zijn tweeën minutenlang naar elkaar, Jeroen en zij. Stella lag met haar hoofd op Jeroens schouder en had haar ogen gesloten. Ze merkte niet eens dat ik er was, op het eerste gezicht.
Toen gilde ik ineens: Bitch!! Hoe durf je!? Maar in werkelijk was en ben nog steeds woedend op Jeroen. Stella wist niet eens dat ik een relatie met Jeroen had (had), want dat hield Jeroen voor haar verborgen.
Ik merk langzaamaan dat ik begin te huilen. Ik sla mijn handen voor mijn gezicht en veeg mijn tranen weg. Oh, ik snap gewoon niet waarom ik telkens nog verdrietig ben en waarom ik nog steeds verdrietig ben om hém. Om die rotzak die zomaar vreemdgaat en niet eerlijk tegen me is.
Ik schrik op van de deurbel. Ik frons even als ik opkijk. Het is zes uur s ochtends, wie kan dat nou zijn?
Ik loop richting de deur, terwijl mijn frons nog steeds zichtbaar is op mijn gezicht. Als ik door het kijkgaatje in de deur kijk, verdwijnt mijn frons en maakt plaats voor een verbaasde uitdrukking. Ik check snel nog even mijn kleren, mijn nachtjapon. Nou ja, wat boeit het ook, zeg ik dan maar tegen mezelf. Met een grijns trek ik de deur open.


Afl. 3: Liefde is iets verschrikkelijk moeilijks

Noa: Joyce? Wat doe jij hier? De verbazing overvalt me en is volgens mij duidelijk hoorbaar in mijn stem en haar toonhoogte.
Ehm. Ik wilde even met je praten.
Om 6 uur s ochtends?
Ik kon niet slapen vannacht.
Ik weifel even en sta aan de grond genageld. Maar - Oké, kom binnen. Ik houd de deur voor haar open en met gebogen hoofd loopt ze naar binnen, waarnaar ik de deur achter haar sluit.
Ik haal haar in als we naar de woonkamer lopen, waar we beiden plaats nemen in ieder een aparte zitstoel. Die zitstoelen gingen straks met de verhuizing naar Jeroen. Ik slik. Denk ik weer aan Jeroen.
Goed, wat is er? vraag ik aan Joyce, om mijn gedachten wat af te leiden.
Joyce geeft geen antwoord.
Joyce? Gaat het wel?
Nee, zegt ze gesmoord. Haar hoofd is nog steeds voorover gebogen, zodat ik haar gezicht niet zie. Ik voel me zo klote.
Hoezo dat? onderbreek ik haar verhaal, omdat ik het niet kan geloven. Joyce is normaliter altijd happy-de-peppy, heeft altijd lol, is superoptimistisch, danst en zingt zon beetje de hele dag door, etc. Dat ze zich klote voelt is niks voor haar.
Pee is alleen nog maar bezig met Robbie en met haar blad. Mick heeft een vriendin en ik heb niemand.
Je hebt mij toch? Ik ben ook vriendloos tegenwoordig, zeg ik droog. Joyce kijkt eindelijk op en glimlacht slapjes naar me.
Ik sta grijnzend op en ga naast haar op dezelfde stoel zitten, terwijl ik mijn armen om haar heen sla. Niet meer verdrietig zijn. Ik wil de blije Joyce terug.
Joyce kijkt op. Ja, dat is waar. Sorry.
Geeft niet, ik begrijp het. Weet je wat? Als je nou je spullen haalt, dan kom je hier logeren. Dan steunen we elkaar en zijn we niet meer zo alleen. Mijn stem stokt bij het woord alleen. Het klinkt zo eenzaam en net iets te single.
Is goed, stemt Joyce lachend in. Ik omhels haar en daarna vertrekt ze naar haar appartement, nog een paar minuten voor half 7 s ochtends.

Fabian: Ik word de laatste tijd s ochtens altijd wakker met zon onheilspellend gevoel in mijn maag, alsof er iets gaat gebeuren wat niet mag gebeuren vandaag. Dan draai ik me om - net als nu - en zie ik dat Nienkes deel van het tweepersoonsbed leeg is. Wacht eens dat zie ik niet elke ochtend!
Ik spring op en ren de kamer uit. Waar is Nienke? Heb ik haar gisteren horen thuiskomen? Is er misschien iets gebeurd?
Ik ren door naar onze living. Er staat er bank met een bruine deken eroverheen, een paar stoelen en twee bijzettafeltjes. Niets ongewoons, zo staat de living er altijd bij.
Fabian? Ik hoor een stem, zekerweten die van Nienke, maar ik weet niet waarvandaan.
Nienke? Vragend kijk ik om me heen.
Ik ben hier, hoor. Een tikkeltje belediging lijk ik in haar stem te horen. Dan valt het me op: de deken van de bank is op de grond gevallen en in plaats daarvan is Nienke onder de deken vandaan gekropen en zit ze nu op de bank.
Wat doe jij hier? vraag ik verbaasd. Ik loop wat dichter naar haar toe, maar ik houd het bij een anderhalve meter van de bank.
Ik woon hier, zei Nienke droog.
Ik herstel me om haar logische antwoord. Weet ik, weet ik. Maar ben je hier in slaap gevallen?
Ja. Nienke kijkt me aan met een kille, levenloze blik. Na gisteren had ik even geen zin om met jou één bed te slapen. Haar grijns doet me rillen; waarom doet ze zo gevoelloos, alsof het haar niets kan schelen?
Maar. Nien. Ik ga ook op de bank zitten, maar wel met nog een halve meter afstand van haar.
Wat? vraagt ze, maar niet nieuwsgierig, integendeel.
Ik denk een tijdje na voor ik praat. Nienke wacht geduldig, al begrijp ik niet waarom. Nien, ik wil je niet kwijt. Terwijl ik dit zeg, pak ik haar handen en kijk haar zo doordringend mogelijk aan.
Maar waarom gebeurt dit dan?
Ik weet het niet, wist ik het maar, zeg ik. Wist ik het maar. Waarom ik het herhaal, weet ik eigenlijk ook niet.
Ik schrik een beetje als Nienke ineens tegen me aan komt liggen. Mijn lichaam schokt licht, maar dan voel ik haar warmte door mijn huid heen dringen. Het voelt weer als vroeger, als toen we nog zo verliefd waren.
Nienke? vraag ik.
Ja? Haar stem klinkt zwak, gebroken.
Ben je Ik wacht even voordat ik verder praat en kijk op naar de open haard. Ben je nog verliefd op me?
De tijd die ik moet wachten op haar antwoord is killing voor me. Wat nou als ze nee zegt? Wat als ze zegt dat ze al tijden niets meer voor me voelt en dat ze wil dat ik wegga, het liefst vandaag nog?
Ik weet het niet. Nee, dit antwoord helpt, zeg ik tegen mezelf. Maar ik dwing mezelf om kalm te blijven, om het gevoel van onrecht en machteloosheid te controleren.
Wat bedoel je daarmee?
Dat ik het niet weet. Lichte frustratie bloeit op uit haar stem.
Maar wil je nog wel samen blijven?
Ze trilt, ik voel het nu pas. Haar stembanden trillen ook, maar de emotie die ik hoor in haar stem kan ik niet vertalen in mijn eigen taal. Normaal lijken we dezelfde taal te spreken, maar nu vloeit dat gevoel totaal weg uit mijn lichaam.
Misschien, zegt ze rillerig. Als we samen weer gelukkig kunnen zijn, dan wel. Maar anders is het misschien beter als we uit elkaar gaan. Het laatste gedeelte van de zin is zo zacht, dat ik het nauwelijks versta.
Mijn adem stokt in mijn keel.
Hoe heb ik het ooit zover gebracht dat ze zoiets tegen me zegt? Hoe kon ik ooit zo dom zijn geweest, zo onverantwoordelijk en onverschillig?
Nee. Ik kan gewoon niet meer zonder je.
Vanaf mijn schouder voel ik hoe haar lichaam zich rustig van mij altilt, alsof mijn lichaam wordt bevrijdt en losgelaten en het niets. Vanuit mijn ooghoeken zie ik haar verschrikkelijk verontrustende blik, die mijn gezicht in zijn blikveld kregen en nooit meer konden loslaten.
Maar op dit moment wist ik echt even niet wat te doen, wat te zeggen. Waarom moest ik deze beslissing nemen, de knoop doorhakken? Waarom ik?


Afl. 4: Wie wint van de tijd?!

Fabian: De seconden tikken voorbij. Om eerlijk te zijn ben ik niet echt voorbereid op wat Nienke verder zal zeggen als ik antwoord geef. Of eigenlijk ben ik dat helemaal niet.
Ehm Ik wil wel met je verder, zeg ik zacht. Ik kijk haar aan, maar dat blijkt niet wederzijds. Ze staart doods uit het raam.
Ik weet het niet. Als er een manier is De zin klinkt alsof deze onbeëindigt is, maar Nienke stopt wel met praten. Dan kijkt ze me aan. Zo strak dat ik ervan schrik en vlug wegkijk.
Misschien is dit wel het einde. Terwijl haar stem dit uitbrengt, breek ik. Ineens weet ik niet hoe ik haar nog moet overhalen.
Misschien is dit een teken - als we beiden twijfelen - dat dit niet langer kan. Ze kijkt me aan met intense bedroefdheid makkelijk in haar ogen te onderscheiden van wat het normaal is. Echt, Faab. Ooit dacht ik dat we nooit, maar dan ook echt nóóit, van elkaar zouden worden gescheiden. Wat er ons ook te wachten stond. Maar nu.
Ik gaap haar aan. Ik weet niet zeker of het ongeloof en verdriet op mijn gezicht te lezen valt en eigenlijk weet ik ook niet of ik dat wel wí­l. De moed zakt me letterlijk in mijn schoenen.
Nienke komt weer wat dichterbij zitten en buigt zich voorzichtig voorover. Even denk ik dat ze me gaat zoenen, maar ze houdt het bij een klein kusje op mijn wang. Teleurstelling overvalt me, in een vlaag van horror. Ik voel haar adem over mijn nek en wang glijden en realiseer me dat dit de laatste keer moet zijn dat ze me zoent.
Ik denk dat ik ga pakken, dan, zegt Nienke en ze staat op. Ik voel me zo machteloos als ik een zwakke windvlaag over me heen voel glijden wanneer ze wegloopt. Ik breng niet eens de kracht op om haar tegen te houden en tegen haar zeggen.
Hoe intens veel ik nog van haar houd.

Joyce: Ik heb net mijn spullen naar Noa gebracht. Het aantal spullen heeft nog wel meegevallen, want ik heb verwacht dat het veel meer zou worden. Nadat ik ze binnen heb gebracht, zijn we beiden nog 3 uurtjes gaan slapen. Gelukkig is me dat toen wel gelukt.
Ik sta nu op van Noas logeerbed en vraag me af waarom ze dat bed eigenlijk nog heeft. Zal ze misschien verwachten dat Jeroen hier ooit nog langs zal komen of zo? Ik grijns bij mijn eigen gedachte en verlaat de kamer.
Noa is al in de keuken ontbijt aan het voorbereiden. Ze begroet me met een glimlach. Nog wat geslapen?
Ja, gaat wel, antwoord ik. Jij?
Ja, nog een beetje. Niet heel erg, hoor.
Ik knik instemmend en wacht even af met praten. Ondertussen schenk ik een glas melk voor ons beiden in. Heb je hier een laptop?
Yup. Wil je erop?
Ja, graag, zeg ik glimlachend.
Ehm In de huiskamer, daar staat een wit kastje, en daarvan de bovenste lade.
Ik knik, dankbaar lachend, en loop de living in. Het gebroken witte kastje valt me meteen op, en ik loop erop af. Er zijn 3 enorme lades, waarvan ik de bovenste naar me toe trek. Ik schuif wat spullen opzij, zodat ik de laptop uiteindelijk vind. Ik zoek een plaatsje op de bank en zet hem op hem mijn schoot. Dit alles terwijl de laptop al opstart.
Als internet is geladen, ga ik meteen door naar mijn mailbox. Misschien heeft Peet nu wel geantwoord? Ik hoop het zo.
Ik heb één nieuw mailtje - ja, van Peet! Ik ben benieuwd. In het onderwerp staat alleen: RE: Meidenavond, van de mail die ik haar zelf heb gestuurd.

Haay!

Ik geef nu antwoord, oké? Dan kan ik weer gaan J

Sorry, grapje. Maar het gaat wel goed, hoor. Maar ik denk dat ik wel kan. De eerst volgende keer dat dat lukt, is over een paar weken, denk ik. Maar voor een uurtje, maar dat moet genoeg zijn op weer bij te praten, toch?

Ja, sorry, BF van me <33, maar ik heb het superdruk! Je wil niet weten HOE druk!
Oh shit, ik moet gaan. Maar we mailen nog wel, ja? En over die telefoon: ja, voor onzinnige dingen neem ik hem even niet meer op. Er zijn misschien wel belangrijkere mensen die bellen. Niet dat jij niet belangrijk bent, maar je begrijpt me wel.

Nou, doeidoei,

Dikke kus,

Patricia. (en van Robbie ook een knuf!)

Mijn onderlip trilt. Ik kan niet geloven wat ik zie, wat ik lees. Ik neem de telefoon niet meer op voor onbelangrijke dingen. En: Nee, je bent niet onbelangrijk voor me, maar je begrijpt me wel. Nee, natuurlijk begrijp ik het niet!! Pee wil dus blijkbaar haar carrière maken en als ze haar vrienden daarbij hard laat vallen; het zij zo!
Ik klik mijn mailbox weg en doe de laptop uit. Ik krul me op als een bolletje en staar naar de salontafel. Onbewust rollen er een paar tranen over mijn wangen.

Nienke: Ik beloop dezelfde gang als gisteren, als elke dag het laatste halfjaar, maar dit keer voelt het anders. Het voelt eenzaam. Al weet ik niet goed hoe het precies te omschrijven.
Ik bijt op mijn onderlip als ik Fabian zie. Ik mag niet huilen. Niet nu. Maar ik zie opgelucht dat Fabian dezelfde strijd met zichzelf voert.
Moet ik nu niet iets zeggen? Dat het me spijt dat ik zo heftig reageerde, dat ik hem zeker wel wil, nog steeds? Ik weifel. Alweer.
Ga je nu al? vraagt Fabian. Ik gok erop dat hij dit alleen zegt om maar iets te zeggen. Ik knik. Zon gesprek wil ik niet met hem aangaan.
Ineens schrik ik. Wat denk ik bot! Wat doe ik bot! En als laatste: ik zeg ook alleen maar botte dingen, die ik niet wil zeggen.
Sorry, Fabian. Het spijt me.
Waarvoor? Hij kijkt me aan, maar ik kan zijn emotie niet aflezen van zijn gezicht.
Ik zucht. Voor alles. Dat dit zo gelopen is. Ik wilde het ook niet, echt niet.
Hij kijkt verdrietig naar zijn schoenen. Oh.
Ik schrik van mezelf. Nee! Niet zo! Ik ehm Ik wilde dat het niet zo gelopen was, bedoel ik. Maar dat ik ooit jou als mijn vriend heb genomen, is de beste beslissing die ik ooit maakte.
Fabians ogen schieten omhoog en ontmoeten die van mij, wat me nerveus maakt. Echt?
Ik lach. Ja. Ik kijk zo echt als ik maar kan. Ja, echt.
Hij lacht ook. En als dat is gedooft, voel ik de stilte doordringen tot op mijn botten. Mijn koffers staan nu op de grond, en ik pak ze op. Dit moment wil ik niet meer uitstellen.
Ik ga. Mijn stem is zo zacht, dat hij nauwelijks hoorbaar moet zijn voor Fabian. Fabian - mijn ex.
Maar hij antwoordt niet, dus ik loop naar de deur. Hij opent hem voor me en ik loop door de deurpost. Ik til mijn voeten extra hoog op, om te voorkomen dat ik struikel over de drempel.
Doei. Ik vraag me nu ineens af waarom ik niet gewoon vaarwel zeg, dat klinkt een stuk definitiever en echter dan dit. Maar.
Ineens duikt Fabian als een speer naar voren. Ik schrik zo dat mijn koffers uit mijn handen glippen. Hij pakt mijn hoofd stevig - maar niet pijnlijk - vast en drukt zijn lippen op de mijne, met zoveel emotie als hij nog nooit heeft gedaan.

Afl. 5: (Mis)communicatie



Mick: Ik ben nog maar net op tijd voor de training, de coach staat al ongeduldig op zijn horloge te tikken. Waarom ben je zo laat?

Ik ben precies op tijd; kijk, het is negen uur, zeg ik bijdehand en ik wijs naar de klok die boven de deur hangt. De man gromt en stelt zich voor als meneer Klok, een behoorlijk bijpassende naam voor dit moment, al zeg ik het zelf.

We zijn in een grote sporthal en er zijn nog drie anderen, maar die waren al in de kleedkamer. Twee jongens die ik niet kent en Tomas en Stef schenen te heten, en mijn vriendin Enine. Ze is mijn vriendin sinds een maandje nu. Ik heb haar ontmoet op de sportvereniging waar we beiden zitten. Ze viel me meteen op vanwege haar sportieve, lieve en knappe uiterlijk. Ze is lichtblond, heeft een lichaam als dat van een model en een onzekerheid van hier tot Tokio, wat ik zelf totaal onnodig vind.

Ik kom de kleedkamer binnen, waar ik enkel mijn trainingsbroek en mijn jas uitdoe, want mijn sportoutfit (een korte sportbroek en een shirt) zit daar al helemaal onder. Enine komt ook een keer met een grijns op haar gezicht de kleedkamer binnen zetten.

Hey beauty, zeg ik grijnzend tegen haar, terwijl ik mijn veters opnieuw strik.

Hoi, zegt ze, terugglimlachend. Ze komt springerig op me aflopen en gaat met haar benen wijd op mijn schoot zitten om me eens een goede zoen te geven. Soms begrijp ik haar echt niet; de ene seconde is ze nog zo onzeker en de andere is ze ineens zelfverzekerder dan Jennifer Lopez.

Maar ik zoen toch terug, probeer mijn best te doen.

Na de zoen - waarin de andere twee ons hebben aangegaapt als zombies - gaan we terug naar de sportzaal waar we beginnen met de intensieve training.



Nienke: Tot mijn eigen verbazing zoen ik terug. Ik wil dit helemaal niet, ik kan dit helemaal niet meer! Ik heb onze relatie opgezegd (dat klinkt net als een abonnement voor een tijdschrift opzeggen), en nu is het over. Punt.

Maar toch zoen ik hem terug. Mijn geest wil dit niet meer, maar het staat ineens onafhankelijk van mijn lichaam, die het juist wél wil. Met mijn mond zoen ik hem, niet eens met tong, en met mijn armen glijd ik door naar zijn rug.

Dan ineens lijken mijn lichaam en geest weer verbonden te zijn en ik duw mezelf weg, en daarmee ook Fabian, die met een doffe klap tegen de voordeur achter hem aankomt. Ikzelf struikel over de koffer die achter me staat, al weet ik me nog wel staande te houden.

Ik kijk op op hetzelfde moment als Fabian. We kijken elkaar aan alsof we elkaar voor het eerst zien, nietsziend. Mijn maag rommelt als een tierelier (voor zover dat mogelijk is), alleen weet ik niet wat ik daaruit moet opmaken. Mijn hersenen willen hier weg, weg van het-wat-niet-meer-kan, maar opnieuw mist de communicatie tussen mijn hersens en benen.

Ik merk met gemengde gevoelens dat ik tril: mijn onderlip, handen en mijn benen shaken ook. Fabian staart me nog steeds aan. Ligt dat nou aan mij of is hij een stuk bleker dan voor de kus?

Ik moet gaan, zeg ik. Ik heb geen controle meer, ook niet over mijn stem. Het is net alsof ik dit niet ben, alsof een geest mijn lichaam heeft overgenomen en mijn geest probeert te verwarren. Ik zou praktisch niet weten wie die geest was; Fabian of ikzelf.

Nu al? vraagt hij, zonder enkel zijn mond te bewegen.

Wat? vraag ik, maar niet bedoelt als vraag. Toch wacht ik, op een mogelijke reactie die niet komt. Wil je dat we nog een halfuur naar elkaar gaan staren, of zo? Mijn botte reactie maakt hem zichtbaar slikken.

Is het dan nog niet duidelijk? vraagt hij met een zachte stem. Hij neemt een stap naar me toe. Dreigend, gevoelig.

Ik denk van niet, zeg ik. De vermoeide toon in mijn stem overheerst.

Niet? vraagt hij. Een korte draai met zijn hoofd en een knikje. Hij loopt langzaam richting de achterkant van mijn lichaam; waarom? Ik voel me nu een gans waar een leeuw rustig omheen cirkelt om te worden verorbert.

Ik slik.

Nee, niet, zeg ik nogmaals, frustratie komt gewild op in mijn stem. Nee, echt niet! En Faab, laat me nu gaan. Je maakt het alleen maar moeilijker. Ik sluit mijn ogen terwijl ik dat zeg; hij kan mijn gezicht toch niet zien van achteren. Ik merk dat ik onmens graag wil weten wat hij daarachter doet. Besteelt hij me, grabbelt hij geluidloos in mijn koffers? Gaat hij me aanraken?

Nee, dit klinkt totaal niet als Fabian, niet zoals ik hem ken. Maar zal ik de verkeerde persoon kennen, een persoon met een masker voor zijn felblauwe ogen?

Schrik niet, hoor ik zijn stem in mijn oor. Zijn uitgeademde lucht strijkt van achteren langs mijn oorschelp. Het volgende moment voel ik zijn handen en armen voorzichtig (en irriterend langzaam) langs mijn rug naar opzij glijden, naar mijn heupen. Ik trek mijn handen op en laat hem zijn gang gaan, al twijfel ik enorm aan die beslissing.

Zijn handen zijn koel, maar niet onaangenaam. Ze gleden door naar voren, waar ze elkaar vastpakten. Hij duwde zijn neus zachtjes in mijn haren en onbewust lift ik mijn hoofd een stukje.

Wat voel je, nu? vraagt hij naar een tijdje.

Je bent zon flirt, Faab. Ik zeg het nu om hem te beledigen, te kwetsen, maar ik wil eerlijk zijn met wat ik voel. Ik voel aan zijn ademhaling in mijn haar en in zijn romp - die zich tegen mijn rug aan bevindt - dat hij lacht.

Dat was geen antwoord op mijn vraag. Ik zal bijna zeggen: Hij speelt met me. Op een manier die ik niet begrijp.

Ik voel dat jij een flirt bent, zeg ik na een tijdje stellig. Fabian antwoordt niet meer. Ik weet niet zeker of ik hem hiermee beledigd heb. Hij begint zachtjes met mij heen en weer te dansen, waardoor ik me nogal opgelaten voel.

Ik voel een schokje door mijn hand, arm en nek gaan als hij met zijn handen wat naar boven beweegt, voor mijn gevoel nét iets te hoog voor iemand die er niets mee bedoelt.

Houd je van flirters? vraagt hij ineens. Het is eigenlijk een wonder dat ik het versta, hij praat zo zacht, meer een briesje van de wind dan werkelijk een zin.

Ik denk lang over mijn antwoord en grijns als ik het uitspreek. Soms.

Soms? Wanneer wel, wanneer niet?

Wel als ik de flirter leuk vind, zeg ik. Ik weet zeker dat ik hem nu behoorlijk begin te irriteren, door telkens van die onpeilbare antwoorden te geven.

En nu? Vind je deze flirter leuk? Zijn stem verschiet wat van toonhoogte.

Ik wacht, en wacht, voor ik mijn antwoord geef. Ja. Mijn stem is zacht en ik betwijfel of hij me heeft gehoord. Hij geeft geen reactie, geen teken. Hij blaast enkel tegen mijn oor aan, wat kriebelt.

Ga je mee naar ons balkon? Het woordje ons voelt me weer verbonden en ik hoop zo verschrikkelijk dat ik geen spijt ga krijgen van deze beslissing.


Afl. 6: Linten breken en groeien niet meer aan



Fabian: Ik ben zo blij. Zo immens blij, alleen wil ik dat totaal niet aan Nienke laten tonen. Ik denk dat dat komt om mijn al niet zo stoere imago nog een beetje stoer te houden. Als ik ga gillen van blijdschap, zal ik dat niet erg meewerken.

Ik durf haar hand niet te pakken als we naar het balkon lopen. Misschien gedraag ik me als een mietje, maar het zij even zo. Ik ga vlak naast haar staan als ze met haar handen op de leuning leunt. Ik voel haar bovenarmhuid tegen de mijne aan.

Wat gaan we doen? vraag ik, als eerste.

Nienke kijkt op naar de zon en sluit haar ogen. Ik vind haar nu zó mooi. Ik weet het niet.

Ik kijk van haar weg, naar voren. We hebben prachtig uitzicht over de gehele stad Amsterdam. Beneden ons rijden autos, spelen kinderen en komen allemaal geluiden voort. Dit is prachtig.

Wat? vraagt Nienke verbaasd. Een tikkeltje frustratie denk ik te horen in haar stem. Het uitzicht of de situatie waar wij inzitten?

Ik kijk haar aan, probeer haar te doorgronden met mijn blik. Maar ik faal en draai mijn hoofd weer naar voren. Het uitzicht - de situatie waar we inzitten is niet zo fantastisch eigenlijk.

Nienke glimlacht in stilte. Dit is klote. Het is de eerste keer dat ik haar hoor vloeken, maar in theorie voel ik hetzelfde.

Ik weet het, ik weet het. Ik herhaal mijn zin zonder er werkelijk over na te denken. Maar er moet iets gebeuren - zo kan dit niet langer.

Bedoel je onze relatie? vraagt Nienke. Ze kijkt me niet aan, maar ik schrik om deze opmerking.

Nee, nee, helemaal niet. Maar de manier waarop het nu loopt. Ik bedoel: er komt geen normaal woord meer uit tegen elkaar. We doen verschrikkelijk onaardig, we hebben geen normale gesprekken meer. Ik twijfel of ik het volgende ga zeggen, omdat ik niet wil dat ze me ziet alsof ik haar als slet gebruik. Toch zeg ik het. Ze moet het weten; ik wil eerlijk tegen haar zijn. En. We zoenen nooit meer, liggen nooit meer echt bij elkaar, tegen elkaar. We hebben geen seks meer. Het laatste komt er zacht uit. Ik kijk uit mijn ooghoeken naar haar reactie.

Nienke kijkt naar beneden. Haar gezicht vertrekt een beetje, de kleur wordt iets lichter en ze bijt zichtbaar op haar lip. Voordat ze een reactie geeft, denkt ze diep na. Ik zie het, wanneer ze dat doet. Ze speelt met haar vinger met de afgebladderde verf van de rand van het balkon. Weet je. Ik mis het wel.

Een vlaag van opluchting, blije gevoelens vliegt in een waas door mijn lijf. En blijft rondzweven, dat ook.

E-echt? vraag ik, voor de zekerheid.

Ja, echt. Maar toch. Ik weet niet of ik op dit moment mijn hart moet volgen of mijn verstand.

De vlaag vliegt zo weer mee met de wind. De gevoelens zijn in één klap weer verdwenen, door haar woorden.



Mick: Ik kus Enine nog een paar keer voordat we beginnen met de volgende oefening. Een conditietest, de enige opdracht is: zoveel rennen als je kan. Simpel zat, maar makkelijker gezegd dan gedaan.

We starten het rennen allemaal tegelijk, maar op ieder een andere plek in de zaal. Je mag niet stoppen met rennen, even gaan lopen of gaan zitten. Dan ben je simpelweg af.

Het fluitsignaal klinkt en we beginnen met rennen. Ik doe mijn best om Enine in te halen. Ze rent vlak voor me en als ze doorkrijgt dat ik dat probeer, mindert ze vaart. Met een grijns op mijn gezicht kom ik naast haar lopen.

Hee schatje!

Hee, lekker ding! zegt ze met een grijns.

Er klinkt een hard fluitsignaal door de zaal. ZEELENBERG!!!! HAAL HAAR IN, OF LOOP DOOR! KLETSEN DOE JE MAAR IN JE VRIJE TIJD!!

Ik hef met handen op, uit quasi-onschuld. Ik knipoog naar Enine als ik achter haar ga lopen.

Daarna lopen we door, in allen hetzelfde tempo, dus inhalen komt niet voor. Ik denk na, over mijn lekkere chickie met haar lichtblonde paardenstaart. Oeh, wat heb ik toch weer eens een lekker wijf gescoord.

Enine is de derde - na de eerste twee conditieloze jongens - die afvalt. Ik geef haar nog een klap op haar achterhoofd, waarna ik een tong naar me uitgestoken krijg. Ik grijns en loop hijgend en vermoeid door. Ik moet nog wel een paar minuutjes halen.



Amber: Goedenmorgen, pap. Heeft u lekker geslapen? Ik open de koelkast om er vleeswaren uit te halen. Mijn vader komt gapend de keuken binnen.

Ja, gaat wel. Jij?

Ik niet, zeg ik chagrijnig. De ondertoon van mijn stem moet hem wel duidelijk vertellen dat ik het hem kwalijk neem. Appie snurkt. Ik spreek de woorden hard, duidelijk en langzaam achter elkaar uit - mijn vader is een beetje potdoof aan het worden.

Ah, slaapt hij nog?

Ja, HIJ wel! Met een klap zet ik de jampot op het aanrecht neer. Ik hoor mijn vader aan de andere kant - bij het kookeiland - grinniken. Is dit grappig?!

Appie is een goede jongen - is hij niet iets voor jou, Amber? vraagt mijn vader doodleuk.

Pap, hoe durft u! Ik wil niets met hem, nooit gewild ook. Gadver, hij is een smeerpoets. Geen idee waar ik dat laatste woord vandaan haalde.

Ach, dat valt toch wel mee?

Hij moet eens weten

En hij is zeer vriendelijk, goed opgevoed. Ãâ°n hij is de enige die niet klaagt over mijn kookkunst.

Ja, maar dat telt niet. Appie keurt alles goed, al zou je hem een bord regenwormen voorzetten. Ik zucht en smeer wat boter op mijn brood en leg er vervolgens een paar plakjes salami op.

Misschien, maar mijn kookkunst is heus wel beter dan regenwormen, zegt mijn vader beledigt. Ik grijns.

Pap, het spijt me, maar ik vrees voor je dat de meningen daarover flink zijn verdeeld! Ik geef hem een schouderklopje en loop de keuken uit met twee boterhammen in mijn hand.



Afl. 7: Gevangenen



Joyce: No? Mijn eigen stem rukt me uit het tijdschrift wat ik aan het lezen ben. De letters komen stuk voor stuk mijn werkloze brein binnen, maar geven geen betekenis. Er blijft geen spoor werkelijk achter, wat ervoor zou moeten zorgen dat ik weet wat ik lees.

Noa komt vanuit de keuken aanlopen (en ik smijt snel het magazine op de grond, zodat hij voor haar onzichtbaar wordt). Haar uitdrukking op haar gezicht staat bevreemd, alsof ze eraan moet wennen dat ik in haar huis zit. Voorgoed.

Nou ja, voorgoed. Dat klinkt weer zo definitief. Zonder vrijheid, vastgekleefd aan een paal in de woestijn vol leegte.

Ja?! Noa klinkt wat geïrriteerd, blijkbaar staat ze daar al een tijdje. Ik zie wat haar irriteert - niet mij, maar ze heeft een kan thee in haar hand en de thee druipt langs haar arm naar beneden.

Weet je wat?! I dont care. Ze zucht en loopt terug naar de keuken. Vermoeid sta ik op. De honing trekt me terug aan de bank, maar ik ruk me los. Ik wil niet meer gevangen zitten.

Mijn voeten trekken me mee naar de keuken. Ik voel me zo gevangen in mijn lichaam. Ik wil eruit! Ik wil eruit! gilt mijn geest tegen mijn lichaam. Maar het is als een kabouter in zijn paddestoel - dit is waar ik hoor te zijn.

Dan schiet de gedachte door mijn hoofd. Ik schrik van mezelf en stuiter op mijn voeten. Mijn knieën knikken.

Er is een manier om uit dit lichaam te ontsnappen, maar dat was zo aangrijpend dat mijn keel ineens verstopt lijkt te zitten. Om te ontsnappen van dit lichaam was er maar één oplossing. En dat was de ziel scheiden van het lichaam waar het tot toebehoord. Moord. Zelfmoord.

Shit! Ik vloek hardop. Noa schrikt als ze me ziet staan en schrikt nog harder van het feit dat ik ineens - uit het niets - vloek.

Shit, shit, shit!! Ineens vliegen de tranen in mijn ogen en duizenden onzichtbare handjes grijpen me bij mijn keel, alsof ze de lucht eruit proberen te knijpen. Om me te helpen.

Maar ik wil niet. Ik wil niet! Ik probeer het te schreeuwen, ik probeer te gillen, maar de handjes bedrukken me.

Ik zwiep met mijn handen om de handjes wat weg te wapperen.

Joyce?! Noas stem komt van ver. Ik concentreer me alleen op die handjes, zodat ik niet zie dat het beeld van haar begint te draaien en waziger begint te worden. Het verandert steeds sneller, maar ik registreer het niet, merk het nauwelijks.

Joyce! Joyce, wat is er? Noa klinkt paniekerig en haar stem klinkt versloomd. Ik merk dat de handjes nu ook een uitwerking krijgen op mijn hersenen en mijn gehoor. Noas stem klinkt alsof iemand hem wegdraait, versloomd en verzwaard.

De klok in mijn hoofd tikt. Helpt me, om afscheid te nemen van wat er is, om me heen.

Mijn hart klopt in mijn keel als ik een laatste poging doe om adem te halen. Twee handjes verschijnen in mijn blikveld, vlakbij. Ze werpen een schaduw op mijn netvlies.

En dan - voor de allerlaatste keer - adem ik uit.

Maar niet meer in.



Nienke: Dwang-neurose, ooit van gehoord? Dat is een ziekte waarin je iets moet doen van jezelf, hoe vreemd dat iets ook is. Het lijkt me een bedrukkend, gevangen gevoel. Je moet die straatlantaarn tien keer zo hard slaan als je kan met je linkerhand, anders ga je dood. Binnen een halve minuut.

Maar wat nou als de lantaarn aan de andere kant van de weg is, je moet oversteken en de weg is hartstikke druk? Wat dan? Ga je dan gewoon dood, voor je gevoel? Dat is toch verschrikkelijk?!

Ik weet niet waarom ik dat nu ineens denk. Ik voel de aanwezigheid van Fabian achter me. Naast me. Of een combi van die twee.

Wat boeit het. Ik moet nu een beslissing nemen die fataal kan zijn voor mijn geest. En voor de zijne. Kies ik 1) voor hem. - Nu. Morgen. Overmorgen. Zoenen, verliefd zijn, en seks -, of 2) voor de vrijheid. - Je nergens aan hoeven te binden. Uitgaan, zoenen met de leukste jongens, knappe jongens die je nauwelijks kent. Onenightstands, bla, bla, bla.

Maar keuze 2, ben ik dat? Onenightstands, gadverdamme. Ik had er ooit eentje gehad, maar dat heb ik nooit aan iemand verteld. Dat was met, iemand die nooit in beeld is gekomen, Olivier. Een jongen die ik al heel lang kende en als vriend beschouwde. Hij begon me op een avond te zoenen en daarna belandde ik op zijn bed. We hadden heel lang gevreeën, maar ik vond het destijds verschrikkelijk.

Ik zucht diep en zet me af van de balkonrand. Waggelend op mijn onzekere benen loop ik door. Naar de deur, maar het lijkt onbereikbaar. Ik til mijn hand op, span me ertoe in, maar er beweegt geen spier. Is dit wel mijn lichaam?

Alsjeblieft Ik smeek en voel me bijna gehandicapt.

Nien Fabian pakt me hard bij mijn arm, maar ik voel het niet - was ik misschien écht verlamd? Ik wil niet dat je gaat, hoor je me?

Dat is niet aan jou om dat te beslissen. Mijn stem was koel, koeler dan het weer buiten. Mijn ademhaling komt naar buiten in stootjes. Ineens voel ik zijn hand op mijn arm en en met mijn andere hand sla ik de zijne weg. Hij geeft een krimp van pijn, maar geen geluid.

Word ik ook al doof?

Ik sla mijn handen voor mijn ogen en begin te huilen. Ineens komt het, de tranen. Dit is hét. Hét moment. Sorry, Fabian. Het spijt me zo.

Wat? Lachend komt hij naar boven, kijkend naar zijn arm. Deze plek wordt gewoon blauw, niets ergs. Ik Hij strekt zijn lichaam als hij me aankijkt.

Hij schrikt zich dood, zichtbaar. Zijn gezicht verandert in een fractie van een seconde van glimlach naar lijkbleek.

Wat spijt je? vraagt hij, zijn stem zacht en bijna onhoorbaar.

Ik kijk hem aan, maar ik verlies de moed en draai mijn ogen weg. In mijn hoofd schieten de mogelijkheden van deze zin door mijn hoofd. Hoe, wat, wanneer? This is it.

Michael Jackson. Hij lijkt niet echt alsof hij heeft nagedacht over deze uitspraak.

Nee, zeg ik. NEE! Ik sla over. Of in ieder geval: mijn stem. Dit is t, Fabian. The End. Helaas. Geen Ik haal diep adem en blik naar de deur als ik hard op mijn tong bijt. happy end. Ik kijk hem aan en voel het schuldgevoel me omarmen.

Maar ik kan niet toegeven.

Nee

Hoe is het mogelijk dat een woord - bestaande uit twee letters - zoveel moeite vergt om uit te spreken? Hoe is het mogelijk dat het zoveel emotie met zich meebrengt, je om de hals grijpt? Hoe is het mogelijk dat het woord een nieuw begin betekent, een nieuw hoofdstuk, een nieuw boek?

Een frisse wind blaast in mijn gezicht en ik sluit mijn ogen. Ja. Ik spreek het uit, het lukt me om mezelf zover te krijgen.

Nee Hij herhaalt zijn zin, maar ik word er alleen maar pissiger van. Irritant, levenloos en onbetekenend. De tranen in zijn ogen stoppen de mijne.

Ja, Fabian. Mijn stem spreekt zijn naam zacht en heel snel uit. Ja! Geloof je me? This is it, again. Stop met nee zeggen, het helpt niet. Mijn besluit is vast. Ik ben niet gek, mijn hersenen werken perfect en ze zeggen dump die gozer. Dump hem, meteen!

Ik slik. En ik gehoorzaam.

Fabian staat duidelijk met zijn mond vol tanden. Hij probeert woorden te vinden, maar hij faalt. Ik zie in zijn ogen dat hij dit niet wil, dat hij van een flat af kan springen uit ongeluk. Maar het maakt me niet uit.

Nee. Natuurlijk maakt het me wel uit. Maar niet nu. Het gaat nu over mij, en over niemand anders. Dit is mijn beslissing.

Fabian spreidt zijn om hem te omhelzen, maar in plaats daarvan geef ik hem een klap. Pats! Het geluid doordringt mijn hoofd en echoot door.

Goodbye. Ik stap door de deur heen naar binnen en ren door naar de voordeur. Als ik hem opentrek, ruik ik de lucht van de vrijheid.

Eindelijk.



Jeroen: Het is half 2 s middags en ik loop richting de bar. Doelloos. Onwetend wat er gebeurt in de wereld op dit moment.

Ik kan niks anders bedenken om te doen dan dronken te worden in een bar. Dit is de beste bar die ik hier in de buurt ken, het gezelligst, dus ik ga erheen. Het maakt me niet uit dat het er misschien een beetje vroeg voor is.

In de bar De Reebok is het rustig. De muziek staat zachtjes op en er is alleen een drietal jongens van mijn leeftijd aan het poolen. Ik ga achter de balie zitten en de barman begroet me met een onverstaanbare groet. Bij wijze van teruggroeten geef ik hem een knikje.

Wat bestellen?

Doe mij maar een Heineken.

Hij pakt een glas van achter en plaatst hem soepel onder de tap. Nu al dronken worden? Hij grijnst. Zijn tanden zijn geel, vies, onverzorgd.

Alhoewel, ik zal er ook niet beter uitzien vandaag.

Ja, moet toch wat doen, hè?

Hij lacht kort. Humorloos. Nee, daar voel ik me beter van, wil ik zeggen, maar ik houd me in.

Hier. Hij plaatst het natte glas voor mijn neus. De vieze geur van bier dringt mijn neus in. Oh, wat haat ik bier toch enorm. Dapper neem ik zon enorme slok dat het glas nog maar halfvol is.

Nee, wacht. Halfleeg.







Afl. 8: Killing

Nienke: Hoe voelt vrijheid? Hoe voelt het om überhaupt vrij te zijn, om niet meer gevangen te zijn in de armen van je geliefde? In de armen van je destijdse Romeo, terwijl je je Julia voelt?
Ik loop over de stoep van de straat terwijl de afstand van het appartement en Romeo aan me trekt, alsof de armpjes me proberen terug te krijgen. Maar ze zullen falen. Ik blijf net zolang terugtrekken, ik blijf net zolang mijn tranen tegenwerken tot ze krachteloos zullen zijn.
Maar ook ik faalde.
Ik veegde driftig de tranen weg die langs mijn wangen liepen. Is dit wat ik wilde, is dí­t wat ik voelde?
Shit, waarom twijfelde ik toch zo aan mezelf? Ik wilde niet meer twijfelen, ik moest zelfverzekerd zijn en doorgaan, mijn leven oppakken, ook al wilde mijn hart me tegengaan.
Waar moest ik eigenlijk heen? Ik had geen huis meer, ik had mezelf eruit gezet. Ik kon nu teruggaan naar Fabian en mijn spullen vragen, maar dat leek me niet zon goed idee. Ik wist zeker dat mijn tranen al zichtbaar waren en nu was dat niet zon goed idee. Maar waar dan? Ik kon ook niet naar.
Jawel. Amber.

Noa: Joyce?! Ik laat plots alle zooi die in mijn handen ligt op de grond donderen. Mijn onderlip trilt als ik naast Joyce neerkniel.
Joyce!? Mijn stem klinkt alles behalve hoopvol. JOYCE! VERDOMME, WORD WAKKER! Ik schud aan haar arm, maar het voelt verlamd aan. Verlamd.
Nee Ik kreun. Ik heb ooit mezelf voorgenomen mezelf nooit in een situatie te wringen waarin ik 112 moest bellen. Maar ik kon ook nooit een belofte met mezelf afsluiten die ik niet breek, net als dit keer.
Ik sta op en pak me trillende handen de telefoon.

Mick: Wat ga je straks heen dan? vraag ik Enine, na de afbeulende training. We zitten in de kleedkamer en Enine staat voor me terwijl ik mijn shirt uittrek.
Gasten, kunnen jullie ergens anders gaan praten. Ik wil douchen en heb wat privacy nodig. Eén van de jongens kijkt geïrriteerd, ontbloot bovenlijf en enkel een boxer met een bobbel erin.
Ehm Nee? zeg ik, onbeschaamd. Nou? Ik draai me weer naar Enine.
Naar een vriendin - dat zei ik toch? Naar Gaby.
Gaby? Moet ik die kennen?
Jongens, serieus. Enine, donder op.
Enine kijkt hem arrogant aan; zijn verdiende loon, de zeikerd. Jezus Mina. Echt, wat een zeikerds heb je hier, zeg. Als je wil douchen, doe je eerst je broek uit en als je dat niet wil, dan ga je daarmee onder de douche staan. Kies zelf maar.
Ja, inderdaad, val ik haar bij. Schatje, kan je ECHT niet met me meekomen? Ik pak haar vast bij haar heupen en trek haar dichter naar me toe. In dezelfde beweging sta ik op en vervolgens glijd ik met mijn beide handen over haar kont; ik weet dat ze dat leuk vindt.
Nee, sorry, schat. Ik zou heel graag willen, maar
Vanavond? suggereer ik.
Ze kijkt me diep aan en slaat haar om mijn nek. Ze moet wel hoog reiken, want erg groot is ze niet. Vanavond, bevestigt ze en ze zoent me terwijl ik mijn handen via haar rug naar voren glijd - onder haar shirt - en haar borsten streel. Ze zoent me heerlijk en ik geniet.

Nienke: Ik druk hard op de bel, hopend dat het niet breekt met de kracht. De deur wordt bijna meteen geopend.
Hey. Ik begroet mijn beste vriendin die ik veel te weinig zie de laatste tijd.
Nien? Verbijstering leek haar te overvallen.
Ja, ik ben het.
Het wordt even stil, maar dan begint Amber te juichen. Ze staat nog in haar ochtendjas en springt naar me toe om me te omhelzen.
Hoe gaat het met je? En met Faab? Waarom ben je hier? Ga je trouwen? Amber overvalt me met vragen, maar raakt bij alle vier de vragen de gevoelige snaar, die met de vragen mee gevoeliger wordt.
Het gaat verschrikkelijk, Amber. Nee, we gaan niet trouwen, we zijn net uit elkaar gegaan. Mijn toon is hard, bot en verschrikkelijk moeilijk voor me om het uit te spreken.
Amber weifelt in de deuropening en deinst onwillekeurig achteruit. Nee Dat meen je niet.
Wel. Kort, té kort; dit antwoord.
Shit, hé! Kom erin en vertel me alles.
Ik aarzel nog even, maar loop dan naar binnen en gehoorzaam. Ik vertel haar alles op diezelfde toonloze, botte toon alsof ik blij ben dat ik van hem af ben.
Was het maar waar.

Noa: De ambulance arriveert véél te laat, voor mijn gevoel. Joyce is al véél te lang buiten bewust zijn en ik kon helemaal niets anders doen dan wachten. En het killde me, werkelijk.
Ik ijsbeerde door de keuken, doelloos, langs haar levenloze lichaam. Ik kan niet reanimeren, ik kan haar niet een mond-op-mondbeademing geven, want ik weet niet hoe dat moet. Wat kan ik doen? Elke blik die ik op haar rare houding leg, geeft me een gevoel van verradenheid en het doet me elke keer meer pijn dan dat ik voor mogelijk had kunnen zien.
De vragen stormen door mijn hoofd, met windkracht 10. Ik kan er niets anders mee doen dan ze negeren.
En wachten. Om die verdomde ambulance.
Vlak voordat ik werkelijk begin te gillen, hoor ik de sirenes. Ik wend me en ren naar de deur. Een paar ambulance-broeders komen al snel de trap op rennen met een brancard.
Waar is ze? roept de eerste, die voorop loopt.
Loop maar mee. Of eigenlijk Ren maar mee. Ik sprint voor de uit en leid ze naar de keuken. Eén van hen schudt wat aan Joyce hoofd, maar hij zit in mijn blikveld, dus ik zie heel weinig. Frustrerend. Nee. Killing.
Ze ademt nog maar heel zwak. Ze heeft het hartstikke benauwd. Hij komt omhoog van aan haar mond luisteren en ik schrik. Benauwd? Weinig ademen?
Ze heeft dus twintig minuten amper kunnen ademen?
Nou, dat vooruitzicht heeft nog eens een toekomst.


Afl.9: My tears dry on their own (Amy Winehouse Ãâ) Bij 90 reacties in GB extra aflevering!!



Amber: Ik heb - al zeg ik het zelf - heel veel meegemaakt in mijn 20 jaar, maar dit heb ik nooit niet verwacht. Onder de ex-Anubis-bewoners worden ze nog steeds het gouden koppel genoemd, de twee tortelduifjes, al zo lang bij elkaar dat niemand weet hoelang.

Ik kijk Nienke aan. In haar ogen glinstert iets wat ik kan onderscheiden van de blik die ze normaal heeft: angst. Ik gok voor de toekomst, die nu zwartgekleurd voor haar moest zijn. Van gekleurd meteen door naar zwart. Donker. Een groot, gapend, zwart gat.

Maar ik weet het zeker, zegt Nienke uiteindelijk. Ze lacht naar me, maar dat wat me normaal opvrolijkt, maakt me me nu doodsbang. Haar lach is verschrikkelijk.

Nee, Nien. Dit is niet waar. Je

Amber, je weet er niks van! Fabian en ik we hadden geen normale gesprekken meer. Dagelijks zeiden we maximum tien woorden tegen elkaar en de meeste tijd ging dat over wie er boodschappen moest gaan doen! Is dat iets wat je een relatie kan noemen? roept ze boos.

Mijn vader komt binnen in zijn kamerjas. Hij heeft een plastic bakje ontbijt-yoghurt in zijn hand en hij smakt overdreven. Ik schaam me te pletter. Gaat alles goed hier, dames? vraagt hij ongegeneerd.

Ja. Fantastisch. Ga je nu weer weg? vraag ik boos.

Hij heft zijn handen op. Oké, oké, ben al weg. Wilde alleen maar helpen.

Je wordt bedankt, zeg ik sarcastisch. Ik draai me weer naar Nienke, maar die staart doods naar een punt op de grond. Een punt waarvan ik niet kan zien wat er zo bijzonder aan is. Ik betwijfel ook of Nienke dat wel ziet.

Haar blik laat me zwijgen. Ik wil haar zeggen dat ze nu naar Fabian moet gaan en hem moet vertellen hoeveel ze nog voor hem voelt, maar ik kan het niet. Haar blik maakt me zo doodsbang dat ik ervan huiver. Normaal heeft ze altijd een levendige draai in haar ogen, iets waarvoor je van een brug of zou springen, en een lieve draai erbij. Iets wat haar ogen zoveel emotie geeft. Maar dat is nu allemaal weg en haar ogen lijken zwart.

Zwart en leeg. Als een lijk.



Noa: Ik wacht in de wachtkamer van een afdeling in het ziekenhuis waarvan ik de naam ben vergeten. Mijn hart klopt in mijn keel van de zenuwen.

Wat zal er binnen gebeuren? Binnen waar Joyce is? Ik durf er nauwelijks aan te denken. Mijn hoofd kan er niet bij.

Een arts loopt in een rechte lijn op mij af en zegt iets tegen me, maar ik hoor niet wat. Ik knik maar wat en loop met hem mee.



Fabian: VerDOMME! roep ik, verwoed. Mijn hoofd slaat op hol bij dit woord. Inderdaad: dom. Dit is zo dom. Hoe kan ik ook haar zomaar laten gaan? Terwijl ik zeker weet dat ze nooit meer terug komt?

Ik schuif alle spullen die op het kastje in de inkomsthal in één maai van het oppervlakte af. Met een hard, tinkelend geluid valt het op de grond. Mijn glazen sleutelhanger zat ertussen, realiseerde ik me zonder enig gevoel van emotie daarbij. Ik zie alleen nog maar Nienkes gezicht voor me, toen ze me voor de laatste keer aankeek. Goodbye, zei ze.

Ik schrik aan één stuk door van haar gezicht. Haar ogen stonden zo kil. Zoals ik ze niet ken en zoals ik ook weiger afscheid van ze te nemen.

Ik zak langs de muur naar beneden en sluit mijn gezicht in door mijn handen en deels armen. Mijn ademhaling stopt elke als ik haar gezicht zie. Ik durf haar naam niet eens meer te denken, ik moet het vergeten.

De gedachte flitst plotseling over mijn netvliezen dat ze naar me lacht, met zoveel positieve emotie in haar ogen en in haar lach. Vreugde, liefde, liefde voor mij en vooral opluchting. En hoe beter ik kijk en hoe vaker en sneller ik het plaatje van haar zie, hoe verdrietiger ik word. Dit is in onze vroegere tijden, in de vroegere tijden van onze relatie. En níº pas - nu, nu het uit is - zie ik ook de twijfel. Het is zo gemakkelijk te zien aan haar mond. Haar mondhoeken trekken een paar keer twijfelachtig op en neer, alsof ze dit nog helemaal niet zeker weet.

Ik haal na een halve minuut eindelijk weer schokkerig adem. Ik open mijn ogen en kijk naar de muur voor me. Die muur leidt me af - dat was een goed ding. Ik zag haar gezicht even niet meer.

Maar mijn ademhaling ging nog niet goed. Dat was niet door haar, maar door mijn eigen tranen.



Mick: De bel gaat en ik sprint naar de deur om hem open te doen. Voor de deur staat mijn verwachte gast: mijn lekkere ding.

Ik kus Enine ruw en meteen, zonder iets te zeggen. Hé lekkertje, fluister ik over haar lippen, als de mijne en de hare voor twee seconden van elkaar af zijn.

Hoi, zegt ze terug. We zoenen heel lang, terwijl ik met mijn voet de deur dichtdoe en haar verder in huis duw.

We lopen - tongzoenend en strelend - door naar de woonkamer. Ik duw haar, misschien iets te ruw en te haastig, op de bank en ga bovenop haar liggen, terwijl we verder zoenen.

Enine protesteert niet. Integendeel: ze zoent me met meer passie dan ze ooit heeft gedaan. Ze moet me hebben gemist, vandaag. Ik haar ook. Nou ja, ik heb dit gemist. Haar zoenen, denk ik.

Buiten is het al donker en ik heb maar één klein lichtje aan, wat de kamer schemerig verlicht. Enine hield van romantisch en dit keer had ze simpelweg geluk.

Schatje, ik hou van je. Enine glimlacht terwijl ze dit zegt.

Ik toch ook van jou. Ik lachte en trok haar rekbare hemd met gemak van haar af.



Afl. 10: Gebroken (glas)



Als Dromen

Werkelijkheid worden

Zijn ze Geen Doel

Meer

Om te Bereiken



Noa: Joyce? Mijn stem is zacht, teder, meteen is al de woede van het lange wachten verdwenen. Ik zie haar gezicht, de zwakte die het uitstraalt tot in het puntje van haar neus.

Noa, kraakt ze. Haar stem is hees, lager dan normaal en weerspiegelt de zwakte die ik lees in de rest van haar gezicht.

Ik kom wat dichterbij bij haar en pak zonder te kijken de kruk die zich achter me bevindt. Ik bestudeer haar gezicht terwijl ze een mislukte poging doet haar keel te schrapen. Ze glimlacht als ze me aankijkt.

Ik kan niet terugglimlachen. Haar lach doet me teveel pijn. Ik til mijn hand op en aai over haar gezicht. Ik ben er. Ga maar slapen.

Ze schudt snel haar hoofd. Het moet haar duizelig maken. Nee. Ik wacht.

Waarop?

Wat is er gebeurd?

Ik bijt op de binnenkant van mijn lip en strijk haar wang en voorhoofd. Ga eerst slapen. Daarna vertel ik het.

Ze zucht vermoeid, maar ziet ook dat ik het toch niet ga vertellen. Want ik weet het zelf ook nog niet, dus hoe zal ik het in vredesnaam moeten vertellen?



Nienke: Heb je misschien wat te eten? Ik heb honger, zeur ik tegen Amber. Ze kijkt me bezorgd aan, maar staat toch op.

Wat wil je hebben?

Doe maar boterham. Maakt niet uit. Gewoon - iets, stotter ik.

Amber fronst, zodat haar wenkbrauwen voor een seconde samensmelten, maar haalt daarna haar schouders op en loopt huppelend naar de keuken om wat klaar te maken.

Ik kijk naar de vissenkom van Ambers vader, of beter gezegd: het aquarium. Het was een enorme tank met een stuk of 10 gekleurde vissen erin. Voor de rest was het eigenlijk heel saai ingericht in de tank, op een paar plantjes en de steentjes na.

Ik droomde wat weg over hoe ik een vis zou kunnen zijn en hoe stress-loos mijn leven dan zou zijn. De hele dag een beetje ronddobberen en nergens aan hoeven denken. Geen relaties, als je babys wil maken doe je dat wanneer je er zin in hebt, er zijn toch zat mannetjes.

Pats!! - AAAH! Het tinkelende geluid van brekend glas en een ijselijke hoge gil doorbreken mijn gedachten resoluut. Ik spring op en loop verdwaasd een rondje - doelloos - voordat mijn benen richting de keuken doelen.

Amber, gaat het? roep ik al, voordat ik werkelijk in de keuken ben aangekomen. Nu ik dichterbij kon, hoor ik nog een geluid, namelijk de welbekende schaterlach van Appie. Appie? Is hij hier?

Maar als ik dichterbij kom, blijkt het waar te zijn. Het tafereel voor mij laat me eventjes denken voordat ik het begrijp: Appie staat (letterlijk) dubbel van het lachen op enkel zijn sokken, in onderbroek en fladderig T-shirt. Amber staat er met een rode kop van schaamte naast en het glas ligt achter Amber. Inmiddels heeft Amber al een bezem te pakken gekregen en ze veegt het glas nu naar één punt.

Blijkbaar heeft Appie Amber dus laten schrikken, heeft Amber hetgeen wat ze in haar hand had en van glas was, laten vallen doordat ze zo belachelijk schrok en vervolgens zette ze haar krijs-toon in. Tadaa, mysterie opgelost

Amber geeft Amber een onvoorspelbare klap in zijn buik, maar Appie lijkt het niet eens door te hebben. Ap, houd eens op met lachen! Help liever even mee!

Appie heeft inmiddels de lachtranen zo in zijn ogen staan, dat ik zelf ook moeite moet doen niet met hem mee te gaan. Ik vraag me nog steeds af wat hij hier in vredesnaam doet.

Sorry sorry, hakkelt Appie hikkend. t Is Gewoon heel grappig

Ja, héél grappig, Ap, zegt Amber sarcastisch. Jij gaat gewoon het glas betalen.

Appie houdt resoluut op. Nee. Jij hebt het laten vallen, ik niet. - Pfff. Vrouwen, mompelt hij tegen mij, op het aanrecht leunend, stoer-doend.

Nee, sukkel. JIJ liet MIJ schrikken, dus is het jouw schuld, zegt Amber zingerig, maar uit de maat.

Blondje! Hij springt op, wijst naar het glas en duwt Ambers hoofd wat naar beneden zodat ze het beter kan zien. Vervolgens trekt hij haar hoofd weer ruw omhoog zodat ze hem aankijkt. DAT heb JIJ gedaan! Jij bent zo hysterisch en ik kon het niet zien.

Dan moet JIJ een bril kopen! zegt Amber. Ze denkt even na. Ãâ°n een nieuw glas.

Appie lijkt iets te roepen, aan zijn bewegingen te zien, maar er komt niets over zijn lippen. Hij stoot een paar klanken uit zijn keel met tussenpauzes, alsof hij een zin zegt met enkel de eerste letters hoorbaar. Ik W?! Hij wappert nog even met zijn handen en praat wat, voordat het verstaanbaar wordt. Ik heb niet zoveel geld als jij.

Wat maakt dat nou weer uit? Amber pakt inmiddels met tuttige bewegingen een veger-en-blik uit het keukenkastje en veegt het glas bij elkaar, om het vervolgens in de prullenbak te gooien.

Dat jij een glas KAN kopen, zegt Appie logisch. Huh? Had je niet gedacht, hè? Dat ik op zon slim, Einstein-antwoord kon komen, net als Fabian altijd doet?

Als ik iets in mijn handen had gehad, zou het nu op de grond zijn gevallen. Ik voel me als een klap in mijn maag die blijft proberen mijn maag doorboren. Niet zo zeer doordat Amber en Appie me aanstaren als een stelletjes gestoorde aliens, maar vooral doordat zijn naam meer pijn doet dan dat ik van te voren heb kunnen voorzien.

Zijn en hij, misschien is het beter om hem zo te noemen, mijmer ik bij mezelf. Ik voel nu al beter zonder zijn naam te noemen.

Nien, gaat het? Amber fronst bezorgd en doet een paar stappen op me af, met een ruime straal om Appie heen.

Yo, mis ik hier iets? vraagt Appie niet-begrijpend.

Ik staar straal langs Amber heen, al zie ik weer niets. Maar het ligt niet aan mijn ogen, dat weet ik zeker.

Je huilt.

Ik zucht om Ambers niet-als-vraag-bedoeld-maar-klinkt-toch-als-vraag-vraag en voel aan mijn wang. (Links of rechts, dat weet ik zelf niet eens.) Ze heeft gelijk en als er iets stoms is wat ik nu kan doen, is het knikken.

Ik knik en moet nu niet veel meer verschillen van een imbeciel.



Fabian: Dit is de voicemail van 06-54936284... hoor ik de robotstem in mijn oor. Dan hoor ik de stem die ik wil horen. Hé, dit is Nienke, - haar naam doet weer pijn, zodra het zo levendig klinkt en vrolijk. Maar weer hoor ik de twijfeling, of begin ik me dat in te beelden? Ik weet het niet, daarvoor ben ik veel te verward - Ik ben er nu even niet, ik ben bezig. Maar als je me later terugbelt, neem ik vast wel op. Anders kun je oo


Reacties:


WTlover
WTlover zei op 9 maart 2013 - 17:23:
Leuk! Ontzettend goed!


BornThisWay
BornThisWay zei op 15 juli 2011 - 23:17:
Ge-wel-dig verhaal/verhalen Ga je nog een stukje verder maken want deze verhalen hielden me echt in hun greep