Hoofdcategorieėn
Home » Overige » Short Stories » Afterlife (18.10.2010)
Short Stories
Afterlife (18.10.2010)
In plaats van een woord achteraf, volgt nu een woord vooraf. Veel meer heb ik niet toe te voegen aan dit verhaal, maar om het maximale effect te bekomen raad ik je aan hiernaar te luisteren terwijl je leest.
Geleidelijk gingen zijn ogen open. Hij staarde naar de helderblauwe hemel, geen wolkje aan de lucht. Daar lag hij, in een korte broek met T-shirt en sportschoenen aan. Geschrokken ging hij rechtop zitten. “W-Waar ben ik?”¯ vroeg hij zich luidop af. Hij staarde rond zich heen. Rondom hem lag maagdelijk witte sneeuw, zover het oog kon zien. Het leek alsof niemand ooit voet had gezet in dit prachtige landschap. Maar wat deed hij er dan? Hoe was hij daar geraakt?
Het jongetje waggelde recht. Hij was hoogstens zo’n acht jaar, overigens veel te jong om helemaal alleen rond te dolen op onbekend terrein. Hij bekeek zijn benen, armen en handen. “Ik heb het helemaal niet koud,”¯ mompelde hij zichzelf toe. Eigenlijk vroeg hij zich gewoon af hoe dat mogelijk was, in die kleren, in dat klimaat.
Plots hoorde hij geblaf in de verte. Er was echter nergens iets te bespeuren. Een plotse windstoot in zijn rug blies hem bijna omver, alsof iets hem vooruit wou duwen, alsof iets hem de weg wou wijzen. Strompelend baande hij zich een weg door de diepe sneeuw. Hij vond het best jammer om zijn voetsporen erin na te laten, maar veel keus had hij niet.
Het geblaf werd luider. Aan de horizon verscheen een schim. Twijfelend bleef het kind staan; wat is het? Maar het geblaf klonk bekend… “Yuki?”¯ De schim kwam dichter; het was duidelijk een hond. Het jongetje weende tranen van geluk. “Yuki!”¯ Hij liep de trouwe viervoeter tegemoet. Opgewonden rende de hond naar zijn baasje toe, kwispelend van geluk. Yuki sprong naar het kind toe, haalde hem onderuit en belaadde zijn gezicht met likjes. “Je bent oké!”¯ juichte het kind.
“We moeten snel naar huis toe, mama is vast ongerust!”¯ Het hondje jankte zachtjes. “Ik weet de weg ook niet…”¯ Het was alsof het kind zijn hond had begrepen. Yuki blafte. “Wat is er?”¯ vroeg het jongetje. Yuki draaide zich om en begon te rennen. “H-Hé, wacht!”¯ riep het kind en hij achtervolgde zijn vriendje.
Hoe verder ze door de sneeuw holden, hoe minder diep de sneeuw werd. Ondanks dat hij moedig door bleef lopen, verloor het kind stilaan zijn hondje uit het zicht. Hij stopte even om op adem te komen en wreef in zijn ogen. Toen hij ze weer opende, bevond hij zich aan de voet van een heuvel die bedekt was met prachtige, kleurige bloemen. Verbaasd kijk hij achterom; het eindeloze sneeuwveld had plaats gemaakt voor een immense grasvlakte. Een blaf weerklonk. Het kind staarde naar de top van de heuvel waar zijn trouwe vriend hem opwachtte onder een magnifieke treurwilg. Glimlachend beklom hij de heuvel. Eenmaal aan de top werd hij overrompeld door de pracht en praal van het uitzicht. “Ik kan hier wel eeuwig naar blijven kijken,”¯ fluisterde hij, en hij ging neerzitten onder de boom. Yuki vlijde zich naast hem neer. De lange tocht had hem uitgeput; zijn ogen vielen toe.
Wakker geschud door hevige schokken en piepende geluiden opende het kind versuft zijn ogen. Hij lag op een draagberrie en had een beademingsmaskertje op. “Tibo! Tibootje!”¯ De moeder van het kind barstte uit in tranen. “M-Mama?”¯ stamelde het jongetje. “Maak je geen zorgen, Tibo, jij en Yuki hebben een klein ongelukje gehad tijdens jullie wandeling. Je ligt nu in een ambulance op weg naar het ziekenhuis, alles komt in orde!”¯ Ze sprak niet echt met veel overtuiging, maar dat kon het kind toch niet merken. “Alles is al in orde, mama, we zijn oké. Ik heb Yuki teruggevonden.”¯ Tibo glimlachte, maar zijn moeder bleef onophoudelijk wenen.
“Niet huilen, mama. Yuki wil ook niet dat je huilt. We zien onze mama het liefste als ze niet weent.”¯ Zijn moeder keek in zijn onschuldige ronde oogjes tot ze opnieuw toevielen. De hartslagmonitor schakelde over op een aanhoudende pieptoon.
Dit is echt heel erg mooi!
Supermooi geschreven