Hoofdcategorieėn
Home » Tokio Hotel » The suicide mission [afgelopen] » 1.
The suicide mission [afgelopen]
1.
Met een zucht liep ik het schoolplein op. Het was één september en dat betekende weer een jaar doorbijten. Ik zou volgend jaar, mei, 18 worden en daar keek ik erg naar uit om een paar redenen. Ik zou niet meer naar school hoeven te gaan. Niet meer elke dag in elkaar geslagen worden door Adam en zijn aanhangsels. Niet nog meer klappen krijgen van mijn vader. “Hey!”¯ Ik negeerde het geroep van Adam, de leider van al het gepest. Ik liet mijn sneeuwwitte haren voor mijn gezicht vallen en liep langzaam door. Toen ik hem dichter zag komen versnelde ik mijn pas en verdween het meisjestoilet in. Ik sloot me op in een hokje en controleerde mijn ademhaling. Hij weet me altijd op stang te jagen. Met het gerinkel van de bel kwam ik uit de hokjes. Ik ging nog even voor de spiegel staan. Ik zag een bleek figuur in de spiegel met nog een blauwe plek op haar wang. Haar ogen zwart omringt door zware zwarte make-up. De kleur van mijn blauwe ogen leek niet echt blauw meer, ze hadden zijn levenslust verloren in de strijd op leven en dood. Overleven klonk bij mij bekend in mijn oren. Ik moest het elke dag doen. Mijn dunne lichaam gaf dat weer. Elk meisje zou hiervoor een moord begaan om zo slank te zijn. Ik zou een moord begaan om dikker te zijn. Met mijn tong ging ik snel over mijn lippen. Ze voelde droog aan. Het was dan ook al weer even dat ik nog gedronken heb. De tweede bel maakte me duidelijk dat ik te laat was. Snel haastte ik me naar de klas. Met een klein geluk stond iedereen nog op het plein. En ja, het geluk was me mee vandaag, iedereen stond er nog. Onzichtbaar sloot ik me achteraan.
Op één september gebeurt er nooit echt veel in de klas. Gewoon vertellen wie je bent, waar je vandaan komt en zulke dingen, niets om je zorgen over te maken…Tenzij je Abbey heet. En drie keer raden wie dat is. Juist ja, ik. Ik vertel niet zo graag over mijzelf en mijn leven. Het is niet belangrijk en niemand hoeft te weten in wat voor een gezin ik woon. Ik moest een grinnik onderdrukken toen we in een kringetje gingen zitten. Komaan, iedereen hier is 17 of 18. En blijkbaar was ik niet de enige. Adam, mijn aartsvijand, ja laten we hem zo noemen, begon luid te lachen. Hij is altijd al een ass geweest en hij is ook zo tegen leerkrachten, de meeste toch. Mevrouw Stoll, van Duits en nu onze klastitularis, gaf een balletje aan de eerste leerling. Een jongen genaamd Kasper begon te vertellen. Ik luisterde niet echt. Ik schrok eerder op toen het balletje mij had bereikt. Hoe snel vertellen die kindjes. Ik keek op van het gele ding en keek rond. Ik had niet echt vrienden. Ik had er geen, dat was het. “Toe Abbey, vertel ons meer over jou,”¯ zei Stoll. Ik zuchtte onhoorbaar en schraapte mijn keel. “Ik ben Abbey, wordt 18 in mei, heb 2 broers en ouders,”¯ zei ik. Ik wilde het balletje doorgeven toen mevrouw Stoll “Vertel ons meer,”¯ zei. Ik had eigenlijk nog niet echt meegemaakt dat iemand meer over mij wilde horen. Ik wilde ook niet echt meer zeggen. “Toe nou, wat zijn je favoriete tv-programma’s?”¯ vroeg ze. “Ik kijk nooit tv,”¯ mompelde ik. Hier en daar hoorde ik gefluister. “En vrienden?”¯ Ik lachte schamper. “Heb ik niet, nooit gehad en ik ben niet van plan er te maken.”¯ Ik was daar erg vastbesloten in. Iedereen die hier rondliep moest ik niet als vriend. En niemand wilde tenslotte ook bevriend met mij zijn. Mooi toch? Ik zag in mijn rechterooghoek Adam grijnzen. Mevrouw Stoll was stil geworden en gebaarde dat ik de bal wel door mocht geven. Opgelucht dat het voorbij was zakte ik wat onderuit.
Ik was oprecht blij toen de bel aangaf dat woensdag één september voorbij was. Met een rammelende maag liep ik het schoolplein op. Het was middag en ik had nog niets gegeten. Ik had zogezegd geen eten verdiend volgens mijn vader. Een zucht ontsnapte uit mijn mond. Ik keek naar mijn vans. In het begin waren de witte blokjes nog wit, nu zijn ze bijna zwart door het vuil. Doordat ik naar mijn schoenen keek liep ik tegen iemand op. Ik merkte dat het Adam was. “Hoi liefje,”¯ grijnsde hij. Hij kneep in mijn arm. Ik had daar al pijn en nu nog meer. Mijn vader had me gisteren hardhandig vastgenomen en me ‘de les gespeld’. Voor ik het echt besefte had ik al een klap in mijn gezicht gehad. Ik moest even knipperen omdat ik alles dubbel zag. Meteen kwam er hoofdpijn op. “Toch niet op één september,”¯ murmelde ik. “Waarom niet?”¯ lachte hij. Zijn voet kwam achter mijn benen en hij liet me struikelen. Mijn achterhoofd maakte een harde bons op de stenen. Een vreselijke pijn schoot door heel mijn lijf. Waarom ik? “Laat me asjeblieft met rust,”¯ bracht ik met gesloten ogen uit. Ik negeerde de pijn in mijn rug van voeten die daar om de seconde neer kwamen. Ook mijn buik was niet meer veilig. Mijn ribben begonnen vreselijk pijn te doen. “Asjeblieft,”¯ smeekte ik. Zwarte strepen stonden nu op mijn wangen. Tranen hadden mijn make-up meegenomen en over mijn gezicht gesmeerd. Pas toen er bloed uit mijn mond kwam stopte ze allemaal. Even hield ik nog mijn adem in en opende één oog om zeker te zijn dat iedereen weg was. Opgelucht haalde ik weer adem. Iedereen was weg, nu kon ik ook naar huis gaan. Niet dat ik echt naar huis wilde gaan. Het liefst van alles zou ik hier willen blijven liggen en sterven.
Sterven…Ja. Een klein glimlachje sierde mijn mond. Eigenlijk wil ik wel sterven. Ik wil hier weg, wie zou me missen? Wie zou om me rouwen? Wie zou er überhaupt op mijn begrafenis komen? Juist ja, niemand. Onderweg naar huis nam ik mijn schrift tevoorschijn en begon al wandelend te schrijven. Dit zou mijn plan worden om mezelf om het leven te brengen.
Reacties:
Arm kind! ;O
Stiekem snap ik ook wel dat ze dood wil.
Het is zo zielig.
Ik wil weten hoe het verder gaat.
xo<3
Zielig x3