Hoofdcategorieėn
Home » Tokio Hotel » The Eyes of a Stranger » Morning mist
The Eyes of a Stranger
Morning mist
“Waarom?”¯
Heel de nacht lag ik in Venons armen. In geen mogelijkheid kon ik nog een traan eruit persen. Hij had mij gestreeld tot mijn borstkast niet meer tegen die van hem aan ramde. Al mijn woede en verdriet was met de uren weggevlogen. En nu wist ik eindelijk op een normale toon een vraag te stellen, al was deze mager.
“Waarom wat?”¯ fluisterde hij tegen mijn kruin. Ik was nog net niet in zijn huid gekropen. Mijn warme adem blies continu tegen zijn borst. Om mezelf kracht bij te staan zette ik mijn nagels in zijn vel.
“Waarom wil je zo graag dat Berlijn gesloten blijft?”¯
Hij bleef stil.
“Ik heb al zoveel antwoorden geprobeerd te verzinnen, maar niets is logisch genoeg om jouw streven bij te staan. Waarom, Venon?”¯ Zijn handen waren gestopt met wrijven over mijn rug. Even leek zelfs zijn ademhaling gestopt te zijn, maar die voelde ik alweer snel tegen mijn wang duwen. Hij liet mij wel opkijken. Ik kon zijn ogen niet vinden. Ze staarden naar iets ver van mij vandaan. Naar het verleden? Of misschien wel naar de toekomst?
“Rain, voor sommige dingen zijn geen logische antwoorden. En niet alles gaat jou wat aan.”¯ Hij legde zijn kin op zijn sleutelbeen zodat hij mij kon zien. De mist van buiten dreef door in zijn irissen. Nog nooit in mijn leven had ik deze jongen zo gezien. Het was bijna alsof hij niet meer wist wat hij moest doen.
“Ik geloof niet dat ergens geen reden voor is.”¯
“Wat is hier de reden dan van?”¯ Hij bedoelde ons. Ongemakkelijk bekeek ik mezelf. Ik had mijn armen onder die van hem geschoven om mijn handen aan zijn schouderbladen te klauwen. We waren als twee onmisbare vlindervleugels, één kon niet zonder de andere, alleen waren ze fragiel. Ik zag mezelf steeds meer als een fragiele vleugel. Ik was zo hard gegrepen, dat ik de kracht niet meer had om zelf te vliegen. Iedere keer weer moest ik opzoek naar mijn andere vleugel; Jader, Venon, Stranger..
“Blijkbaar kan ik het niet meer alleen,”¯ zei ik eerlijk. En zo begon ik alsnog te bloedden voor mijn vijand. Stukje bij beetje brak ik open en ik wist niet meer hoe ik het bijeen moest houden. Het leek mij ook niet meer te deren. Overleven werd mijn grootste prioriteit, gezichtsverlies kelderde met de seconden. “Ik heb mijn andere vleugel nodig..”¯ fluisterde ik tegen mezelf en dook terug in zijn omarming. Venon liet het toe. Ik hoorde hem zuchten om dan zijn kin op mijn kruin te laten rusten.
“Waar ben je heen gegaan?”¯ zei hij zacht. Hij verstevigde zijn omarming. “Ik mis je..”¯
Uren tikten voorbij. Geen van die minuten had ik er aan gedacht om hem los te laten. Zijn omhelzingen begonnen wel steeds pijnlijker te worden, alsof hij mij aan het breken was. Ieder stukje huid deed zeer onder zijn aanraking. Ik wilde er niet aan denken, want pijn koppelde ik aan Stranger. Hij werd te moeilijk voor mij om te begrijpen. Zijn pijn werd mijn last, en ik kon het niet meer dragen.
“Rain!”¯ De stem van Venon klonk geschrokken. Het liet mij verward opkijken, vooral wanneer hij mijn arm optilden. “Wie heeft dit gedaan?!”¯ Zijn ogen gleden over mijn blanke huid. Ze was beschilderd met allemaal vage vlekken in allerlei kleuren; blauw, paars, rood, groen. Het liep vanaf mijn hand over mijn arm naar mijn hals, waar de plekken het diepst gekleurd waren.
Bang beet ik op mijn onderlip. Venon wist al in mijn schulp te kruipen, maar ik wilde hem niet in mijn kern. Als ik vertelde over Stranger, dan vreesde ik voor het ergste. Nee, niemand mocht weten over hem, dat was het veiligste, en het verstandigst.
“Vertel het me!”¯ Dieper boorde ik mijn tanden in het vlees van mijn lippen, zijn grip om mijn arm deed pijn. “Sorry,”¯ zei hij dan machteloos en liet mij los. “-Maar je moet het mij vertellen. Dit mag niet ongestraft blijven.”¯ En daar was ik juist bang voor, voor dat straffen. Niets bleef in deze wereld ongestraft. Woorden werden verteld met vuisten en wapens.
“Nee.”¯
“Wat?”¯
“Nee.”¯ Mijn stem bleef vastberaden, nu mijn geest nog. Ongelovig bleef hij mij aankijken, inmiddels was die mist uit zijn ogen getrokken, nu waren ze donker en intens, vastberaden om aan het antwoord te komen, en daar geloofde ik heilig in, dat hij zijn antwoord zal krijgen.
“Rain..”¯ Hij zuchtte diep uit. “Ik snap dat ik niet een van de betrouwbaarste mensen ben, maar houd dit niet voor jezelf. Als je het niet aan mij vertelt, dan zal ik je nu meteen naar Jader brengen.”¯ Dat liet mijn ogen vergroten. Jader wist mij hélemaal te kraken. Nee, als hij mij nu zo zag, dan kwam ik er niet veilig vanaf.
Wild schudde ik mijn hoofd. “Niet doen!”¯ Met een frons keek hij mij aan. “Bitte?”¯ Hier schudde hij zijn hoofd op. Ik ademde diep uit. “Dwing me niet.”¯
“Als dat de enige manier is om je te laten praten.. dan laat je mij geen andere keus.”¯ Venon liet mij los om op te staan. Angstig bekeek ik hoe hij zijn broek van de vloer raapte en al één been in een opening stak. Hij wist wel hoe hij moest overtuigen.
“Venon.. doe dit niet.”¯ Doof knoopte hij zijn broek vast en trok zijn gulp omhoog. Radeloos drukte ik mijn gezicht in een kussen, weerhield mezelf van hysterisch schreeuwen. Een hand streek over mijn hoofd. Met mijn hart in mijn keel keek ik op.
“De eerste keer jou zo vinden deed al pijn. Nu gebeurt het weer en ik wil niet weten wat ik zal treffen als er een derde keer komt. Ik kan dat niet laten gebeuren.”¯
Herinneringen doken op. Hij had mij bibberend gevonden, midden op een kruispunt. Nu vond hij mij eveneens bibberend bij een brug. Het was inderdaad makkelijk in te vullen wat hem de derde keer te wachten stond, vooral omdat het al bijna bij de tweede keer was gebeurd. De dood loerde naar mij, daar was ik volledig bewust van.
Maar dit was mijn last, niet het zijne.
“Weet dat Jader je niet heel gaat laten.”¯ Mijn laatste redmiddel: bluffen.
“Dat is iets waar ik voor kies.”¯
Daar stond ik dan, met Venon aan mijn zijde. Zijn kleding hield mij warm, maar van binnen stierf ik van de kou. In heel mijn leven was ik nog nooit zo bang geweest. Bang voor de confrontatie met Jader, en dan vooral tussen hem en Venon. Het zijn nooit vrienden geweest, en dat zouden ze ook nooit worden. Maar ik was ook bang voor wat erna ging gebeuren; Stranger zal niet meer alleen in mijn gedachte dwalen.
De deur van Jaders gebouw ging open en de eigenaar ervan keek ons aan. Kort naar Venon en veel te lang naar mij.
Dude!
Weetje wat het minst leuk is aan tussenhoofdstukken die leiden tot cliffhangers, dat je dan altijd van het ergste uit gaat o.o
Het leuke aan zo'n stuk is dat je me al met je eerste woord erin hebt en ik niet eens door had dat ik het zo snel las en nu al een reactie moet zetten.
Ik wens niet vaak dat een hoofdstuk héél lang moet zijn omdat ik zelf ook schrijf en 5000 woorden niet voor een hoofdstuk zou halen, maar God, waar zijn de 5000 woorden als je ze nodig hebt?D:
En weetje wat hééél erg mijn aandacht trok?
Het voelde alsof je hier naar verwees naar haar nieuwsgierigheid tot Stranger en al die dingen waar zij haar neus in stopt waar Venon niet eens van af weet. En ik vond dat mooi, want het laat zien dat zo'n zin toch meer vanuit Rains point of view betekent dan uit die van Venon, terwijl Venon ook heel erg gelijk heeft vanuit zijn punt.
En verder hoe Jader er weer tot betrokken wordt als een grote broer en de vergelijking met een fragiele vlinder vond ik prachtig.
Ik heb nu al zin om Stranger uit te printen en er een boekje van te maken. [dan heb je toch nog je boek, uitgegeven door mij xd] Ik show je wel een foto als jij dit verhaal af hebt en ik hem dan uit kan printen (:
Iloveyou<3