Welkom op FanFic.nl

De Nederlandse website waar je fanfiction kunt lezen én schrijven.

Nu on-line: (0)

Home » Harry Potter » Unexpected Friendship » 61. I'm not the way they think I am

Unexpected Friendship

10 nov 2010 - 18:12

2769

0

351



61. I'm not the way they think I am

Dit hoofdstuk is geschreven door Yvonne (V0nneke) en het volgende hoofdstuk wordt geschreven door Monika (Moonzzz).

Yvonne's P.O.V.

( "Ik kan er niet meer tegen. Ik wil gewoon weg. Ik wil een vriendin hebben die écht mijn vriendin is. Waar ik alles bij kwijt kan. Ik voel me alleen, Monika. Zo alleen heb ik me nog nooit gevoeld." )

Ik had het eindelijk gezegd, ik had eindelijk gezegd wat mij nu al heel lang op mijn hart lag. Nu voelde ik me net een klein kind die om haar moeder roept, maar aan de andere kant was ik wel blij dat ik het verteld had. Het enige wat ik nodig had waren 2 armen om me heen die me zouden troosten, me gerust zouden stellen, zouden zeggen dat het allemaal weer goed zou komen. En hoewel ik wist dat dat nog heel lang kon gaan duren, hoopte ik stiekem toch dat het moment ooit aan zou breken. De woorden die zonet over mijn lippen waren gerold klonken totaal niet als mij. Ik voelde me raar, alsof het iemand anders was die er in mijn lichaam zat. Ik zou me als een sterke Zwadderaar moeten voelen, eentje die niets aantrekt van de omgeving. Ik had dit gevoel al gehad sinds een week na de indeling, maar stiekem wilde ik het gevoel altijd wegstoppen. Ik probeerde het te negeren. En nu is het er eindelijk uit. Ik wist alleen niet of dat iets goeds was, want hoewel ik me nu opgelucht voelde, maakte ik me ook weer zorgen om de gevolgen van deze uitbarsting. Iedereen die ook maar een stukje hiervan had gezien, kon dit tegen mij gebruiken. Ik vertrouwde Monika volkomen, maar onderweg naar deze plaats zijn we genoeg mensen tegengekomen die dit een goede mogelijkheid zouden vinden om tegen mij te gebruiken. Monika keek me weer aan. "Maar je hoeft je niet alleen te voelen. Wil je ook wat over mij weten?" Vroeg ze me. Ik wilde niet dat ze het gevoel zou krijgen dat ze ook iets tegen mij moest zeggen omdat ik dat ook tegen haar had gedaan. Dus hoewel ik heel nieuwsgierig was, hield ik me in. "Alleen als jij het wilt zeggen." "Nou, ik heb misschien de liefste mensen om me heen, maar ik kan het ook met niemand delen. Weet je wat, ik kan je wel vertrouwen. Kom."

Ik volgde haar, en dit keer lette ik wat beter op waar we heen gingen. We kwamen aan op de 7e verdieping. Ik snapte niet wat we hier deden. Voor zover ik wist lagen hier alleen maar lokalen, de astronomietoren en de ingang van de leerlingenkamer van Griffoendor. "Wat doen we hier?" Vroeg ik haar dus. "Oh, dat zie je zometeen wel," zei ze met een mysterieuze glimlach. We liepen de hele tijd rechtdoor, ook al liepen we op een muur af. Ik vond het maar raar en bleef stilstaan, maar Monika liep door. Ze begon voor de muur te ijsberen. Ze keek er heel moeilijk bij. "Kom!" schreeuwde ze enthousiast toen er opeens een deur verscheen. Ik stond er met open mond naar te kijken en kon geen stap zetten. "Kom nou!" Zei ze nu een stuk zachter en snel volgde ik haar. Ze opende de deur en we liepen een gigantische ruimte in. Ik snapte niet hoe die ruimte hier altijd al had kunnen zijn, zonder dat ik dat geweten had. Zoiets moest toch opvallen? "Wat is dit?" Vroeg ik. "Mijn eigen plekje, de ruimte veranderd zich in wat je nodig hebt." Ik keek goed om me heen. Er stond in de grote ruimte niet zo heel veel. Er stond een bank, een openhaard en er hingen een paar foto's van waarschijnlijk familieleden van Monika. Aan het plafond hingen niets, maar het leek toch net alsof we in de buitenlucht zaten, net als in de grote zaal. In de hoek stond een betoverde piano, die uit zichzelf op de achtergrond een zacht muziekje speelde. "Cool," zei ik, want meer woorden had ik er niet voor. Het was een geweldige kamer, en ik had gewild dat Monika me er al veel eerder mee naartoe genomen had. Monika plofte op de bank tegenover de open haard, maar ik bleef staan. "Yvonne?" Ik keek weg van de piano die nu een heel rustig liedje aan het spelen was die ik herkende, en keek Monika aan. "Ja?" "Bedankt dat je me vertrouwt. Mag ik jou ook wat toevertrouwen?" "Tuurlijk, na wat ik jou heb verteld. Ik denk wel dat jij mij kunt vertrouwen."

Heel lang praatte ze met mij over een glazen bol die ze gekregen had. Toen ze die bol kreeg zag ze hele rare beelden die ze niet meer kon vergeten. Ze zag mensen doodgaan, en onder het bloed zitten. Het was walgelijk. Daarna had ze in een kopje thee een raaf gezien. Dat stond symbool voor de dood, en dat paste helemaal bij het beeld dat ze in de glazen bol gezien had. Dat maakte haar allemaal nog banger en bezorgder. Ze was bang dat er iemand dood zou gaan. Ze verdacht Elke en Thomas daarvan, want ze had hun met mekaar horen ruziën. Elke zei toen tegen Thomas dat hij nog niet eens iemand kon laten creperen van de pijn. Toen ze dat zei legde ik meteen de link met de cruciatusvloek, waarover ik een aantal Zwadderaars had horen praten in de leerlingenkamer. Ze vertelde me niets over Stella en Cas, maar ik had een vaag vermoeden dat die 2 een van de mensen waren die ze bebloed in de glazen bol had gezien. Toen ze klaar was met praten werden we allebei stil. Ik was geschokt, maar ook verward. Ik snapte niet dat ze met zo'n groot probleem niet eerder naar iemand anders is gestapt. Toch snapte ik nu eindelijk wat die gesprekken met Perkamentus inhielden. Wat ik nog meer niet begreep, was waarom Perkamentus Thomas nog steeds niet verdacht. Want als Cas, Monika en ik dat alledrie zeiden, dan moest er toch een belletje gaan rinkelen? Ik ging in kleermakerszit op de grond zitten en keek naar het plafond. De lucht was heel blauw en de wolken hadden allemaal vormen. Ik zag zelfs vogels voorbij vliegen, en dat kalmeerde me. Na een tijdje kwam Monika naast me staan en ik stond op. "Weet je, ik word een echte vriendin van je." Toen gaf ze me een knuffel en samen liepen we de kamer uit. We hadden het nog even over Halloween en of er een feestje zou komen, maar ik was er maar half bij met mijn gedachten. Ik dacht nog steeds na over wat Monika gezegd had. Ik wist nu eindelijk haar deel van het verhaal, en ik snapte nu eindelijk haar reacties op alles. Samen liepen we naar de eetzaal, en zoals gewoonlijk werd ik weer aangestaard. Ik was het gewend. Het viel mij ook wel op dat Leona me telkens aankeek, maar ik besteedde er geen enkele aandacht aan totdat Monika er wat van zei. Leona, Xavier, Fred en George waren naar ons toegelopen, en toen Leona met een flauw glimlachje aankeek probeerde Monika me juist aan te moedigen. Hoewel ik de grootste moeite moest doen niet weg te lopen, besefte ik ook wel dat als ik dat nu zou doen, ik me voor gek zou verklaren voor zowel Leona, Xavier, Fred en George, en alle andere Zwadderaars. Dat was ik niet van plan. "Misschien kunnen we aan Perkamentus vragen of hij je kan verplaatsen naar een andere afdeling," fluisterde Monika toen in mijn oor. Ze wist goed hoe graag ik dat zou willen, maar ze besefte niet wat de gevolgen daarvan zouden zijn. Ten eerste zou ik niet in de groep vallen, want iedereen zou mij nog steeds zien als een Zwadderaar. Ten tweede zouden de Zwadderaars mij als een gemakkelijk prooi zien, want ze kenden mij heel goed. En ten derde… Het zou sowieso nooit worden zoals het zijn moest. Ik zou altijd een buitenbeentje blijven. Het zou niets oplossen. "Ik… Ik weet niet," zei ik. "Het zal niets oplossen." Ik legde haar niet uit waarom niet, maar ze leek me te begrijpen. "Monika, ik ga even… Naar de bibliotheek," verzon ik. Ik wist niet eens of ik dat van plan was. "Wacht, ik ga wel met je mee." Ze stond op, en aangezien ik haar na wat vandaag gebeurd was niet af wilde wijzen, stond ik toe dat ze met me meeliep. Eigenlijk wilde ik alleen zijn.

Toen we bij de bibliotheek aangekomen waren, wist ik eigenlijk niet wat ik er deed. Lukraak begon ik dus in de rekken te zoeken naar een boek dat me aan zou spreken. Ik deed het al een kwartier, toen Monika naar me toe kwam. "Wat zoek je eigenlijk precies?" Vroeg ze me. Ik haalde mijn schouders op. "Dat weet ik zodra ik het zie." En dat had ik nog niet gezegd, of mijn oog viel op een boek met de titel: Praktische Verdedigingsmagie als Wapen Tegen de Zwarte Kunsten. Er stonden er heel veel naast mekaar, wat betekende dat het een serie moest zijn. Ik pakte deel 1 uit de kast en bladerde het door. Er stonden heel veel bewegende tekeningen in, allemaal in kleur. Ze beschreven precies hoe alle vloeken en tegenvervloekingen moesten. De vloeken waren heel moeilijk, waarschijnlijk het niveau van een 5e jaars leerling, maar iets zei me dat het van pas zou kunnen komen. Al leerde ik maar één spreuk uit mijn hoofd, ik zou een gigantische voorsprong hebben als ik die tegen Elke, Thomas of wie dan ook zou kunnen gebruiken. Ook zou het goed voor mijn zelfvertrouwen zijn als ik zou weten dat ik me zou kunnen verdedigen. Ik had geen idee of het wel mocht om een boek te lenen die eigenlijk van een veel hoger niveau was, dus toen ik bij de toonbank kwam zei ik tegen de bibliothecaresse dat het boek niet voor mij was maar voor iemand anders. Ze haalde haar schouders op en ik mocht het boek meenemen. Toen ik en Monika weer uit de bibliotheek waren haalde ik het boek weer uit mijn tas. "Wat is het?" Vroeg ze me. "Ik zou het eigenlijk niet weten," bekende ik. "Maar waarom haal je het dan?" Ik wist het niet. Het boek leek me interessant. Ik was op zoek gegaan naar iets waarvan ik niet eens wist wat, en ik kom met dit terug. Ik negeerde daarom Monika's vraag maar. "Monika, ik ga naar de leerlingenkamer. Ik zie je zo wel weer, oké?" Monika knikte en ik liep weg. Gelukkig is ze niet zo iemand die doorvraagt als je iets niet wilt zeggen. Ik liep de trappen af naar de kerker toe, maar toen ik op de eerste verdieping aankwam kwam ik Leona tegen. Ik vond het verstandig om haar te negeren, maar dat was vrijwel onmogelijk toen ze vlak voor me stil bleef staan, mijn armen beetpakte en me door mekaar heen schudde. "Waar. Ben. Jij. Mee. Bezig?" Vroeg ze. Ieder woord benadrukte ze door me 2x heen en weer schudden. "Waar ben jí­j mee bezig?" Vroeg ik en ik trok me los. Ze negeerde me. "Waarom doe je nu opeens zo aardig tegen iedereen? Waarom ga je niet lekker met je Zwadderichvriendjes om? Wat voer je in je schild? Waar ben je mee bezig?" "Wauw, rustig aan man! Waarom moet je er meteen weer wat achter zoeken?" "Nou eeeh… Misschien omdat je een Zwadderaar bent?" 'Zwadderaar' sprak ze uit alsof het een smerige ziekte was waar je liever niet over praat. Eigenlijk gaf ik haar gelijk. Maar tegenover Leona hield ik me groot. "Luister eens even hier. Ik weet niet of het je is opgevallen, maar de laatste tijd gedraag ik me niet bepaald meer als een Zwadderaar, of wel? En Monika is dat toevallig eens wél opgevallen. Misschien moet je die oogkleppen eens weghalen. Misschien is niet í­edere Zwadderaar slecht. Het zou toch zomaar kunnen." Toen was ze stil. Ze leek uitgepraat te zijn dus ik wilde weglopen, maar ze hield me tegen. "Hoho, even wachten jij. Je dacht toch nog niet dat ik klaar was? Het kan wel allemaal mooi en aardig zijn dat je veranderd bent en het klinkt allemaal geweldig, maar wie is dan degene die mij, Fred, George, Mateusz en de rest hebben verraden? Jij hebt, toen wij net klaar waren met ons plannetje, even Vilder geroepen om te zeggen dat wij wat gedaan hadden zeker? En toen heb je gelijk even gezegd dat die grap met Gibbson ook van ons af kwam? Dat was jij zeker hè? Ik kan je wel villen! Jij met je-" "Leona. Dit gaat tever. Wí¡t heb ik gedaan? Beschuldig je me daar gewoon zomaar van? Ik was er niet eens bij! Ik heb het niet eens meegekregen! En ik wil niet veel zeggen hoor, maar jij-" "Ja! Je hebt ons verraden ja! En dat is nog niet alles, waarschijnlijk heb je ook-" "Heb ik ook wat? Je oorbel gejat en die in de boom gegooid? Je schoenen verstopt? Je huiswerk opgegeten!?" Toen viel er een stilte. "Hoe… Hoe weet je van die oorbel?" Wat moest ik nu zeggen? Dat ik in de boom ben geklommen? Dat zou ze nooit geloven. Bovendien zou ze het me in eerste instantie kwalijk nemen dat ik die oorbel niet zelf mee heb genomen. "Dat gaat je niets aan." Weer probeerde ik weg te lopen, maar ze ging voor me staan. "Nee, echt. Hoe weet je dat?" Haar stem was nu veel rustiger dan eerst en dat verbaasde me. Maar ik besloot niets tegen haar te zeggen. Toen viel het me op dat ze de oorbellen niet in had. Zou ze ze weer kwijt zijn? "Wat maakt dat nou uit? Monika heeft ze toch teruggegeven?" "Ja, dat wel… Maar…" Ze keek me aan alsof ik zojuist verteld had dat haar onvoldoende voor Geschiedenis van Toverkunst toch een Acceptabel zou worden omdat Professor Kist zich had vergist. "Eeh...Ik moet maar eens gaan." En opeens was ze verdwenen. Gewoon. Foetsie. Ik had haar niet eens weg zien lopen. Ze stond gewoon niet meer voor mijn neus.

Verward ging ik weer richting kerkers. Na een paar passen zag ik opeens een Zwadderaar lopen. Toen ik wat beter keek zag ik dat hij hand in hand met een andere Zwadderaar liep. Het waren allebei jongens en ze keken niet erg vrolijk, maar ik negeerde het. Maar hoe verder ik naar onderen liep, hoe meer stelletjes ik zag. Het viel me zelfs op dat sommige Zwadderaar-jongens hand in hand liepen met Modderbloed-meisjes van andere afdelingen. Ik zag dat heel veel mensen iets op hun rug hadden staan, maar ik kon het niet goed lezen. Langzaam liep ik naar een meisje toe, om te kijken wat er op die van haar te lezen was. Op haar rug stond: Dit is niet wat jullie denken. Ik wilde haar vragen wat dat betekende, tot ik zag dat het Elke was. Ze zat vastgeplakt aan Menno, een eerstejaars Ravenklauwer met een gigantische bril en haren die alle kanten op staken. "Wat is dit allemaal?" Schreeuwde ik boven het geroezemoes uit naar Elke. Ze keek me met een vernietigende blik aan, maar voor ze wat kon zeggen schreeuwde er een versterkte stem over de groep heen. "STILTE!" Het was Vilder die bovenaan de trap van de hal was gaan staan zodat hij goed te zien was. Naast hem stond madame Plijster aan de rechter kant, en aan de linker kant stond professor Anderling. Onderaan de trap stond Sneep. Het geroezemoes stierf langzaam uit en Anderling overlegde met madame Plijster. "Mensen," zei Anderling uiteindelijk, "ik weet niet wat er precies aan de hand is en hoe het komt, maar ik weet zeker dat madame Plijster hier een middeltje tegen heeft. Echter…" Het gemompel begon weer en professor Anderling kwam er niet meer bovenuit. Pas toen professor Sneep rode vonken schoot werd iedereen weer stil. "Echter… Dat middeltje is pas tegen de avond klaar. Tot die tijd…" "Nee! Dan zit ik de rest van de dag aan dat modderbloedje vastgekleefd! En wat nou als ik naar de wc moet? Hoe moet ik zo naar de leerlingenkamer?" Iedereen protesteerde, maar er was natuurlijk niets wat eraan gedaan kon worden. Gniffelend liep ik weg naar de kerkers, waar ik nog meer stelletjes tegenkwam. Het viel me nu pas op dat ze niet allemaal dezelfde tekst op hun rug hadden staan. Één jongentje had zelfs helemaal niets. Ik wist niet wie die mensen aan mekaar gekoppeld had en waarom, maar stiekem vond ik het wel goed. Toch moest ik ook wel toegeven dat ik een beetje medelijden had met de onschuldige modderbloedjes die aan de Zwadderaars vastzaten, want die zouden het nog zwaar te verduren gaan krijgen.


Reacties:

Er zijn nog geen reacties op dit verhaal.