Hoofdcategorien
Home » Tokio Hotel » Humanoid » Break Away
Humanoid
Break Away
Het was te laat. Of neen, juist niet. Ze waren gewoon in een val gelopen.
Ven had alles doorzocht, ze wist zeker dat ze iets verkeerd had gedaan, maar toch kwam het altijd op hetzelfde neer.
Het signaal kon niet verbroken worden. Allesinds, niet met de computer. Het moest manueel gedaan worden. En dat betekende één ding.
Ven moest naar buiten gaan, waar alle bewakers waren, en de antenne zelf zien uit te schakelen.
Na zon tiental keer zichzelf tegen te spreken in haar hoofd stond Ven op. Ze moest dit doen om iedereen te redden. Terwijl ze rondkeek in de kamer, merkte ze een bureau op met allemaal blauwdrukken op. Waarschijnlijk van de antenne. Ze rende ernaar toe, en bekeek ze één voor één.
Niets was wat ze echt nodig zou hebben. Sommigen waren tekeningen die uitlegden hoe de chips die op het signaal zouden reageren in elkaar zaten. Anderen waren gewoon plannen van het gebouw. Dit kon wel handig zijn. Ze bekeek welke gangen cameras hadden, en welke gangen vol bewakers zaten. Jammer genoeg kon ze geen van die gangen met elkaar verbinden. Ze kon dus enkel ontsnappen door zo snel ze kon te rennen. Misschien als ze de antenne gewoon kapot schoot? Neen, dat kon juist grotere problemen zorgen. Als het niet werkte, kon ze waarschijnlijk niets meer doen om hem onklaar te maken. Ze moest er maar op hopen dat ze deze technologie zou begrijpen. Ze zuchtte, plooide de map in twee en stak hem in haar jaszak. Hier ging ze dan.
Toen ze door de gang begon te rennen, hoorde ze het alarm afgaan.
Tom wist dat er iets mis was. Hij had eerder moeten weten dat hij in een val aan het lopen was. Waarom rende Kristopf anders weg?
Tom stopte opeens met rennen, en besloot terug naar Ven te gaan. Maar het was te laat. Opeens stonden er drie robots rond hem. Alle drie waren ze groot. Ze hadden puntige hoeken die hem duidelijk zouden kunnen verwonden, en hun ogen schenen rood.
Tom greep naar zijn geweer, maar bevroor toen hij merkte dat hij hem niet meer had.
Iets laten vallen? werd er achter hem gevraagd. Tom draaide zich om. Kristopf stond daar, met het gezochte geweer in zijn handen. Hij hield het duidelijk in de lucht zodat Tom kon zien wat voor idioot hij was. Hij kon zichzelf wel op zijn hoofd slaan. Hoe kon hij zoiets nou laten vallen?
Maar dat kon ook niet. Waarschijnlijk had Kristopf het zonet uit zijn holster gehaald. Tom kon het niet weten. En hij wilde het ook niet weten. Tom hield zijn handen in de lucht, en zuchtte.
Oké, je hebt me, mompelde hij. Kristopf kwam dichterbij, en de man zag de grijns op Toms gezicht niet. Toen hij dicht genoeg stond, greep Tom hem in een snelle beweging vast, pakte hij zijn geweer weer beet, en drukte hij het ding op Kristopfs hoofd. De drie robots die al begonnen met reageren, stonden opeens weer stil. Tom hield zijn hand op de man zijn mond zodat hij geen domme dingen zou beginnen schreeuwen.
Nou, als jullie willen dat jullie meester blijft leven, brengen jullie me naar waar ik moet zijn zei hij, met een dodelijke stem.
Bill voelde hoe alle kracht in zijn lichaam langzaam aan het verdwijnen was. Dell wí¡s sterker dan hem, en dat moest hij toegeven. Toen hij weer eens tegen de grond aansmakte, had hij zin om zichzelf over te geven. Meer kon hij niet verdragen.
Maar toch ging hij door. Als hij nu opgaf, ging Dell gewoon op zoek naar Ven of Tom. Dat kon hij niet laten gebeuren.
Dell hield iets puntig tegen Bill zijn nek. Toen Bill er een zicht op probeerde te krijgen, zag hij enkel dat het blonk. Waarschijnlijk een mesn ofzo.
Je dacht dat je genoeg gedood had in je leven, nietwaar? vroeg Dell vol haat in zijn stem. Hij spuugde even - niet in Bills gezicht gelukkig - en knarste zijn tanden. Blijkbaar niet genoeg!
Bill merkte dat wat het puntige ding ook was, het zich in zijn huid drong. Hij voelde de pijn niet, hij wist alleen dat hij verwond werd. Dat had hij ook gevoeld toen een explosie ervoor had gezorgd dat de rechterkant van zijn gezicht weer helemaal naar de vaantjes was.
Bill wist dat hij moest opschieten voor de man het mes toch nog door zijn halsslagader kreeg. Met een harde stoot duwde hij de cyborg van zich af, en raakte hij zelf met moeite overeind.
Ik heb inderdaad al genoeg gedood in mijn leven, mompelde Bill, terwijl hij naar de grond keek. Hij besefte dat hij niet in staat zou zijn Dell te doden, hoe graag hij ook wilde. Hij kon het gewoon niet meer aan om nog mensen hun leven af te pakken.
Opeens hoorde Bill het alarm afgaan. Ven en Tom waren waarschijnlijk betrapt, of misschien merkten de bewakers gewoon dat er iets aan de hand was. Hoe dan ook, Bill moest snel zien weg te komen hier voor het te laat was.
Bill draaide zich om, maar wierp daarvoor nog een laatste blik op Dell, die net bezig was terug op te staan. Bill moest rennen, en proberen hier uit te geraken. Ze konden dit beter buiten afmaken dan binnen.
Maar van het moment dat Bill een stap wilde zetten, werd hij bij zijn schouders gegrepen, en naar de andere kant van de kamer gegooid. Bill smakte tegen een bureau, en voelde hoe hij in zijn linkerwang had gebeten. Er stroomde bloed in zijn mond, en merkte ook dat zijn linkerhand te veel pijn deed om nog te kunnen bewegen. Waarschijnlijk was het gebroken.
Dell had een soort van zwaard in zijn hand - bestonden die dingen nog? - en stapte in Bill zijn richting. Bill merkte dat hij niet meer kon opstaan, zijn been protesteerde te veel. Hij voelde een ergere pijn dan in zijn hand. Nog net kon hij een schreeuw onderdrukken.
Toen Dell naar hem toe begon te rennen, greep Bill met zijn rechterhand naar zijn holster, en schoot hij de man voor hij het zelf wist in het hart - als het dan al een hart was. Dell viel neer, met het zwaart in zijn hand. Bill durfde bijna niet te kijken toen het ding zich zelf in Dells borst plantte. Het schot in het hart had Dell niet kunnen doden, enkel verzwakken voor enkele dagen. Maar dit zwaard kon hem wel definitief uitschakelen. Na enkele seconden wist Bill dat Dell dood was. Hij zuchtte, en sloot zijn ogen. Nu moest hij hier uit zien te raken.
Terwijl hij rond zich heen keek, op zoek naar iets dat hem kon steunen, hoorde hij lawaai op de gang. Zijn greep om het geweer werd strakker, en zijn ogen bleven gericht op de deur.
Er verschenen drie robots, en uit reflex schoot Bill ze alle drie neer. Eens ze op de grond lagen, zag Bill dat Tom erachter stond, met Kristopf in een houdgreep. Hij zuchtte van opluchting.
Toen Tom Bill opmerkte, gaf hij met zijn geweer een klop op de Kristopfs hoofd, en liet hem gewoon neerzakken.
Waar is Ven? vroeg Bill, terwijl hij overeind werd geholpen door Tom.
Ze ging op zoek naar de computer, ik weet niet waar ze is, antwoordde Tom. Hij liet Bills arm over zijn schouder hangen, en hielp hem vooruit. Toen hij een blik wierp op de dode man naast hem, keek hij zijn broer aan.
Is hij?
Bill knikte alleen, maar dat leek hem pijn te doen, waardoor hij zijn ogen fijn kneep.
Luister Tom, ga jij op zoek naar Ven, ze heeft je harder nodig dan ik, fluisterde hij. Tom keek hem geschrokken aan, maar knikte uiteindelijk. Hij hielp Bill neer te zitten in een stoel, en klopte hem zachtjes op zijn schouder.
Ik zal je komen halen, broertje, zei hij, waarna hij wegrende. Bill staarde enkel voor zich uit terwijl zijn broer wegrende. In zichzelf bleef hij maar herhalen: Zorg dat je haar vindt, zorg dat je haar vindt
Tom rende door de gangen. Hij wist niet waar hij moest beginnen met zoeken. Dit gebouw was eindeloos groot.
Hij nam een bocht naar rechts, maar merkte dat deze verder ging in nog meer gangen. Zo kon hij blijven rondzwerven tot hij toevallig de juiste afslag nam. Neen, hij moest buiten zien te geraken. Misschien had hij daar meer geluk dan binnen?
Maar Tom had geen idee in welke richting hij moest gaan. Alle gangen leidden hem gewoon naar een andere gang. Misschien moest hij een andere manier vinden om buiten te geraken.
En toen hij rondkeek, merkte hij het raam op. Hij grijnsde, en klopte het glas kapot met zijn linkerhand. In de hoop dat hij niet opgemerkt was, sprong hij door de opening, en landde hij op het natte gras. Het was beginnen regenen
Ven bekeek de kaart nog een laatste keer. Als ze nu rechtdoor ging, vond ze de weg naar buiten vast wel. Ze probeerde nog een laatste keer diep adem te halen, en begon het lopen opnieuw.
Opeens vielen de lichten uit. Het was pikkedonker in het gebouw, en Ven vloekte. Wat nu? Ze kon niets meer zien, en blind vooruit gaan was een risico die ze niet durfde te nemen.
O, had ik nu maar een zaklamp of zoiets, dacht Ven in zichzelf. Ze strekte haar armen naar voren, en probeerde nergens tegenaan te botsen. Als ze gewoon rechtdoor ging, nam ze waarschijnlijk geen verkeerde weg.
Toen de lichten weer aangingen, stond ze vlak voor de deur. Ze gooide haar hoofd naar achter, en zuchtte van opluchting. Eindelijk verliep er eens íets goed.
Ven opende de deur, en voelde de koude in haar gezicht voor ze goed en wel buiten stond. Natuurlijk was het buiten nog donker, daar had ze wel rekening mee gehouden. Terwijl ze gewoon verder stapte, hoorde ze dat ze achtervolgd werd. Zonder een woord te zeggen bleef ze stilstaan, en haalde ze langs achter uit. Wie het ook was, hij was geraakt in zijn maag, en zakte neer. Ven draaide zich om, gaf een laatste slag op het hoofd, en de man viel neer. Ven vroeg zich af of de bewakers geen zaklamp bij zich zouden dragen. Ze knielde neer, en voelde aan de man zijn riem of ze niets kon vinden.
En ja! Voor ze het wel besefte hield ze een zaklamp in haar hand. Ze drukte hem aan, en de hele weg voor haar werd verlicht. Ven grinnikte, en genoot van het geluk dat ze nu opeens had.
Reacties:
Er zijn nog geen reacties op dit verhaal.