Hoofdcategorieėn
Home » Overige » The Game » Level Three: Browse Contents.
The Game
Level Three: Browse Contents.
Het zachte geruis van de golven wekte me. Waar was ik? Ik wreef in m’n ogen en keek rond me heen. “Hoe zijn we hier geraakt?”¯ vroeg Paige die nog even nageeuwde. Ook Faith en Ethan ontwaakten uit hun slaap. “Zijn we nu allemaal in slaap gevallen op het strand?”¯
Op de terugweg naar de kampplaats maakten we ons zorgen. Niet over de onvermijdelijke straf die we zouden gaan krijgen omdat we zo lang weg waren geweest, maar over wat er gebeurd was. “Denk je nu echt dat we allemaal tegelijk in slaap gevallen zijn, midden op de dag, en allemaal dezelfde vreemde droom gehad hebben?”¯ Dit was één van de zeldzame momenten waarop Ethan logisch klonk. “Je hebt een punt,”¯ gaf Faith toe, “maar hoe verklaar je dan dat we plots niet meer in de grot, maar terug op het strand waren?”¯ Ethan haalde zijn schouders op. “En wat denk jij?”¯ Ik kon aan Faiths toon horen dat ze mij bedoelde. “Laat het gewoon, ik heb hier even geen zin in”¯ is wat ik zei, maar eerlijk gezegd hield dit mysterieuze zaakje me ook wel bezig.
We werden meteen naar onze kamers gestuurd; morgen zou de straf volgen. Het liet me koud; ik verlangde naar mijn comfortabele bed. Ik stuurde een sms naar Faith met de gebruikelijke nachtzoen, maar het verzenden mislukte. Ik zuchtte. Morgen krijg ik niet alleen straf, maar ook Faith zal boos zijn omdat ik haar zogezegd niets ge-sms’t heb… Ik probeerde alle akelige gedachten te verdrijven en voelde me stilaan in slaap vallen.
Een naar lawaai wekte me uit mijn diepe slaap. Was het al ochtend? Neen, het was niet het geluid van mijn wekker. Ik keek door het vensterraam, maar het was te donker om iets te zien. Ik trok snel wat kleren aan en liep de deur uit. Toen ik door de gang rende, kon ik het lawaai thuisbrengen; waarom loeide de alarmsirene?
Faith en Paige stonden, nog steeds in hun slaapkledij, in de deuropening van hun kamer. Hun verbijsterde gezichten lichtten op toen ze me zagen aankomen. “Laten we gaan kijken,”¯ spoorde ik ze aan, “draag gewoon een jas over je pyjama, dat spaart tijd.”¯ Toen we de trap van het hotel afstormden, liepen we Ethan tegen het lijf. Samen wurmden we ons een weg door de massa kinderen om te zien wat er buiten te beleven viel.
Ik besefte nu pas hoeveel kinderen er eigenlijk ingeschreven waren voor dit kamp. “Blijf alsjeblieft allemaal kalm en keer terug naar jullie kamers!”¯ schreeuwde onze kampleider door de megafoon. Niemand schonk echter enige aandacht aan zijn oproep; iedereen staarde naar de horizon waar duidelijk twee silhouetten van kolossale machines te zien waren.
“Is dit wat ik denk dat het is?”¯ vroeg Paige. Geen van ons drieën gaf antwoord. Plots kreeg ik een vreemd gevoel in mijn maag. Ik keek Faith aan en zocht haar steun, maar ze was nergens te bespeuren. “Josh!”¯ riep Paige, “Ethan, h-hij is weg!”¯ In een reflex greep ik Paige’s arm vast. In een fractie van een seconde bereikte het vreemde gevoel in mijn maag zijn toppunt; het was alsof ik van de grond onder mijn voeten werd losgerukt.
“Welkom in de cockpit.”¯ Nog voor ik alles op een rijtje kon zetten, bevond ik me in een ruimte waar ik nog nooit eerder was geweest. Desondanks voelde ik me er meteen thuis: het was er aangenaam, ook al was de ruimte leeg, afgezien van een bureaustoel met wieltjes. Ethan, Paige en Faith waren bij me. De laatstgenoemde kwam dicht bij me staan en nam m’n hand vast. “Die stem…”¯ zei ik bedachtzaam, “Coder?”¯ De bureaustoel maakte een halve draai; in de lederen bekleding zat de man uit onze ‘droom’.
De muren van de geheimzinnige ruimte verdwenen. Ethan kon z’n geluk niet op: “Dit meen je niet! Zitten we IN de robot?!”¯ Het was werkelijk een hallucinant beeld. Rondom ons was een ontzagwekkend panorama van onze omgeving te zien, boven ons waren de wolken en de maan te zien, en op zo’n geschatte driehonderd meter onder ons bevond zich de begane grond. “Ongelofelijk…”¯ vergaapte Paige zich aan het beeld. “Geloof het toch maar,”¯ antwoordde Coder die opnieuw een halve draai maakte in zijn stoel en voor zich uitkeek. “Hou je vast,”¯ ging hij verder, “hier komt hij.”¯ We waren allemaal even het noorden kwijt: “Hier komt wat?”¯
Door een flinke dreun verloren we allemaal ons evenwicht en vielen we met een klap tegen de grond. “Aanvallen van buitenaf beschadigen de robot, maar geen nood: in de cockpit ben je veilig. Kijk vooral goed naar wat ik doe,”¯ ging Coder verder, “ik kan dit maar één keer tonen; hierna is het jullie beurt.”¯ Recht voor ons stond een enorme mechanische kever. Dat zal vast de tegenstander zijn, dacht ik. Ik kon nog steeds niet geloven dat dit surrealistische spektakel echt aan het gebeuren was.
Uit het niets verscheen een gigantisch, vlijmscherp mes uit onze rechterooghoek. Het wapen doorboorde zonder enige moeite het dik pantser dat de mechanische kever bescherming zou moeten bieden. “Dat is onze rechterarm,”¯ verklaarde Coder. “Hoe deed je dat?”¯ vroeg Ethan. “Er is niet eens een bedieningspaneel!”¯ Tot mijn grote verbazing had Ethan gelijk; er waren noch hendels, noch knoppen, noch andere elektrische apparaten.
“Het zit ‘m allemaal in je hoofd,”¯ legde Coder uit. “Je bestuurt de robot met je gedachten.”¯ De tegenstander was nog steeds van slag door de vorige aanval en had moeite om terug op zijn poten te geraken. “Maar welke wapens heeft dit ding dan?”¯ bleef Ethan doorvragen. “Dat is het mooie eraan; jouw gedachten zijn haar wapens. Wat jij denkt, zal deze robot uitvoeren.”¯ Ondanks dat ik volledig overbluft was door het schouwspel, kreeg ik toch wel bewondering voor Coder. “Jij hebt duidelijk veel geoefend,”¯ merkte ik op. Hij lachte: “Neen, hoor, dit is m’n eerste keer.”¯
Hij maakt een grapje, dacht ik, maar ik besloot m’n mond te houden. “Je wint door je tegenstander uit te schakelen. Dat doe je door hem in zijn zwakke punt of kern aan te vallen. Die kern ligt niet bij iedere tegenstander op dezelfde plaats, maar het ligt vrijwel altijd diep binnenin het lichaam onder een dik pantser.”¯ Met een harde ruk trok onze robot, onder besturing van Coder, het pantser van de tegenstander kapot. Een rond rood voorwerp kwam tevoorschijn. “Dat is het,”¯ verduidelijkte Coder. “Eens je het gevonden hebt, vernietig je het.”¯
In een mum van tijd had Coder zijn tegenstander onderuitgehaald en zijn zwakke punt blootgesteld. Moeiteloos vernietigde hij de kern van het zespotige monster dat vervolgens in elkaar zakte en levenloos bleef liggen. “En dat is het,”¯ zei hij alsof het verdedigen van de Aarde met behulp van een robot de normaalste zaak van de wereld was.
Hij keerde zich naar ons. Ethan leek opgewonden, Paige was helemaal in gedachten verzonken, Faith was vooral bang en ik kon kop noch staart krijgen aan dit hele gedoe. Coders gebruikelijke, spontane glimlach had plaatsgemaakt voor een bezorgde blik. “Kinderen… Het spijt me.”¯
Daar was dat gevoel opnieuw. Mijn benen tintelden, ik voelde me zo licht als een veertje. Na nog geen honderdste van een seconde stonden Paige, Ethan, Faith en ik terug op de begane grond, zonder enig spoor van de reusachtige robot waar we net in zaten.
yeah.
ga je snel weer vedder?