Welkom op FanFic.nl

De Nederlandse website waar je fanfiction kunt lezen én schrijven.

Nu on-line: (0)

Home » Harry Potter » Faced with the Truth » Chapter 1.1 ~The travelling to Hogwarts

Faced with the Truth

21 nov 2010 - 18:11

2781

0

250



Chapter 1.1 ~The travelling to Hogwarts

Written by Dylan/dylan04

Hoofdstuk 1: Browland ~De dag voor Zweinstein

Morgen was het zover, dan zou hij eindelijk weer naar Zweinstein gaan. Hij had er al zolang naar uitgekeken, naar zijn vrienden die hij dan weer zag, sommige vakken, en natuurlijk de sfeer van Zweinstein. Het was nu al avond, en Browland kon de slaap niet vatten van opwinding, het was pas half tien, dus slapen zou geen zin hebben. Hij had vier uurtjes geleden gegeten, maar kreeg nu alweer honger. Browland stond op, liep naar beneden toe, en kwam in de keuken aan waar hij zijn vader opmerkte. Een man met zwart haar en stoppels in het gezicht die hem vriendelijk aankeek toen hij hem opmerkte. ‘’Honger’’? vroeg Phillip met een grijns. Hij kende hem langer dan vandaag. Browland knikte even en opende de koelkast. ‘‘ Wel op tijd naar bed, niet dat je morgen een ochtendhumeur hebt’’. Browland mompelde even iets toen hij met zijn hoofd in de koelkast zat. Hij pakte met zijn hand er een doos uit die hij opende, waar nog twee stukken chocoladetaart op lagen. ‘‘ Mag ik er hier een van’’? vroeg hij aan zijn vader. Phillip keek om en knikte.’’Ja pak maar, daarom staan ze er’’. Phillip keerde de rug weer naar hem toe. ‘‘ Ik ben naar boven toe, ik ben doodop, maak je het licht uit als je ook naar boven toe gaat’’? Browland knikte even en had een stuk van de chocoladetaart al op een bordje gedaan en een vorkje uit de keukenla gepakt. Hij ging aan de tafel zitten, die maar een paar meter van de keuken vandaan was, en begon van de chocoladetaart te eten. Chocolade daar kon je hem ’s nachts voor wakker maken.

Toen hij het stuk naar binnen had gewerkt, was zijn honger gestild. Hij ruimde het bordje op, hij zette die in de afwasbak,waar het van zichzelf al begon schoon te maken. Browland liep naar boven toe, nadat hij het licht had uitgemaakt. Hij kwam aan bij zijn kamer waar de gordijnen dicht waren en hij keek op de klok die aan de muur hing. ‘‘ Vijf voor tien’’. Las hij af. Hij ging op zijn bed zitten en pakte van zijn nachtkastje een boek en maakte het nachtlampje aan. Hij ging op het bed liggen en maakte het boek open op de bladzijde waar hij was gebleven. Normaal hield hij niet zo van lezen, maar dit boek, het heette De Magische Oorlog tussen de Dwergen en de Reuzen, was gewoon iets wat men bleef lezen, wat men noemde; een spannend verhaal die vanaf het begin tot aan het eind gewoonweg spannend bleef. Bladzijde 149 was hij gebleven. Hij streek de bladzijde glad en zocht naar het woord waar hij was gebleven. Zo erg dat Grans naar het bos ging en daar zijn verhaal deed aan de andere wezens...
Browland las verder tot bladzijde 190 en werd nu redelijk moe. Hij gaapte en sloeg het boek dicht, hij legde het terug op zijn nachtkastje, maakte het lampje uit, en stond op. Hij kleedde zich om, waar hij uiteindelijk in een slaapbroek zijn bed weer in stapte. Het was al aardig laat, dat gemend met moeheid,zorgde ervoor dat niet veel later Browland in slaap viel.

De volgende morgen werd hij wakker door geroep van een vrouw, een vrouw van ongeveer begin de veertig. Browland draaide zich om en wilde verder slapen, maar het schoot hem nu te binnen dat vandaag de dag was dat hij naar Zweinstein ging en hij zijn vrienden weer zou zien. Lucius,Narcissa en Regulus. Hij ging rechtop zitten en wreef in zijn ogen, waarna hij opstond en recht in het gezicht van de vrouw keek, alias zijn moeder. ‘‘ ’Hey’’. Zei hij met een slaperige glimlach. Ze keek niet met een glimlach maar keek hem wat strenger aan.’’Ik heb je al tig keer geroepen, wil je misschien te laat komen’’? vroeg ze zacht maar fel. ‘‘ Je gaat nu douchen, en over een kwartier ben je beneden voor het ontbijt’’. Ze draaide zich om en liep weer weg. Browland grijnsde even, zijn moeder was een vrouw die een strak schema had, maar op zich wel aardig was. Browland pakte uit de kast een handdoek, ondergoed en schone kleding en pakte zijn vieze kleding ook. Hij liep richting de badkamer waar een wasmand stond met vuile was en gooide de vieze kleding erbij. Hij kleedde zich uit en deed ook de ondergoed erbij, meteen erna ging de wasmand door middel van magie zwevend de trap naar beneden en op weg naar de wasmachine.
Browland opende de deur van de badkamer en stapte naar binnen, waar hij een handdoek neerlegde voor de douche om geen water op de vloer te krijgen en hij legde de andere handdoek neer op de verwarming. Hij legde de kleding en het schoon ondergoed erbij en stapte de douche in. Langzaam maakte hij de warme kraan open en de koude erbij en bleef draaien aan de koude knop totdat de temperatuur van het water ontstond die niet te warm en niet te koud voor hem was. Hij sloot het douchegordijn en zeepte zich in, waarna hij na een tien minuten klaar was en uit de douche stapte. Hij pakte de handdoek en droogde zich daarmee af. Hij keek op de klok die er hing en zag dat het half negen was. Nog anderhalf uur totdat hij in de Zweinsteinexpress zou zitten. Hij kleedde zich aan en pakte de handdoek die op de vloer lag op en gooide die in de nieuwe wasmand dat er stond. De andere handdoek gooide hij er ook bij.

Browland vervolgde de trap naar beneden, naar de eetkamer, en ging daar zitten. Zijn haren waren nog wat nat van de douche, maar die zouden snel opdrogen. ‘‘ Morgen’’. Zei hij. ‘‘ Morgen’’. Sprak zijn vader achter de krant, de Ochtend Profeet. Browland keek op toen zijn moeder aankwam met verse broodjes en beleg. Ze nam plaats aan tafel en keek naar haar man ergerend. ‘‘ Philip leg die krant nu weg’’. Philip mompelde iets, vouwde de krant dicht en legde die achter zich neer waar een kastje was. Browland sneed zijn warme broodje open en pakte de jam die hij erop smeerde. ‘‘ Arlene kun je me even de boter aangeven’’? Hoorde hij zijn vader tegen zijn moeder zeggen. Browland legde het mes waarmee hij de jam had gesmeerd neer op zijn bord en at van zijn broodje. Aardbeienjam was altijd al zijn favoriete beleg geweest.

Nadat ze klaar waren, was het nu kwart over negen geweest. ‘‘ Pak je koffer al en zet die beneden’’. Zei zijn vader tegen hem. Browland knikte even en liep de trap naar boven toe, hij kwam aan bij zijn kamer, duwde de klink omlaag, en opende de deur. Hij pakte zijn hutkoffer; het was een bruine leren wiens goed op slot zat, er zaten kleren in, boeken en nog andere spullen die hij nodig had, en ook nog wat snoep. Hij zeulde de hutkoffer mee naar beneden, hij was door de nodige spullen best zwaar geworden, en zette hem op de gang in een hoek bij de voordeur. Hij liep weer naar binnen toe en wist dat ze zo meteen zouden vertrekken. ‘‘ Alles is in je koffer’’? vroeg zijn moeder nog eens voor de duidelijkheid. Browland zuchtte en knikte toen.’’Ja mam’’.
‘‘ Goed’’. Zei zijn moeder. Er ontstond een stilte.’’Dan gaan we nu’’. ‘‘ Het is nu..’’. Ze keek op haar horloge. ‘‘ Half tien, dus beter ruim op tijd op het perron zijn dan ruim te laat’’. Ze liep al de kamer uit en dat was het teken dat ze gingen. Browland pakte zijn jas van de kapstok en trok die aan, eveneens als zijn ouders. Hij liep naar de huisdeur die nu open stond en keek naar de oude rammelbak van zijn vader. Vallen we niet zoveel op. Met al dat Dreuzeltuig, dan weet je het maar nooit zei zijn vader altijd. Hij zette zijn hutkoffer in de kofferbak en stapte toen achter in. Hij sloot de deur en zag hoe zijn vader plaats nam aan het stuur, en zijn moeder ernaast. Browland deed zijn gordel om en zijn vader keek naar achteren en reed de oprit af, waarna hij naar links reed en zo rechtdoor op weg naar King’s Cross ging.

Ongeveer een half uur later waren ze er. Tien over tien was het nu, om elf uur zou de trein vertrekken. Browland stapte uit de auto toen die tot stilstand kwam en opende de kofferbak waar hij zijn hutkoffer uitpakte. Zijn moeder kwam even later al aangelopen met een kar waar Browland de koffer opzette. Hij begon de kar te rijden en werd achtervolgd door zijn ouders. Perron 9 en perron 10 kwamen in zicht. Hij ging in het midden staan keek of geen conducteur of andere Dreuzels keken en rende met volle snelheid richting de muur, waar hij als een fata morgana zo door ging. Browland keek naar de vuurrode Zweinsteinexpress en kreeg een Zweinsteingevoel weer in zich. ‘‘ Hey Brow’’! hoorde hij iemand roepen. Hij zag een gezin met een grote man met kort lichtblond haar en een blonde snor en daarbij een jongen met wat langer blond haar die een hand naar hem ophief. Browland kende hem uit duizenden, het was Lucius met zijn vader Abraxas. Hij keek nog even naar zijn ouders en knikte toen. Hij kreeg hetzelfde als ieder jaar te horen van zijn vader.’’Hou je taai, het is je laatste jaar’’. Zei hij met een grijns. ‘‘ Niet te veel lol maken’’. Zei hij als een grap. Zijn moeder daar in tegen had het iets moeilijker om woorden te vinden. ‘‘ Je redt het wel’’. Zei ze toen maar in een zucht. Browland knikte even en zei zacht.’’Doei tot over een paar maanden’’. Zijn moeder omhelsde hem voorzichtig, waardoor Browland een rood gezicht opliep. Zijn vader gaf hem een schouderklop, toen draaide Browland zich om en liep met korte passen richting Lucius.

‘‘ En hoe was jouw vakantie’’? vroeg hij met een grijns. ‘‘Goed natuurlijk’’’. Zei Lucius. Ja Lucius had makkelijk praten, hij woonde in een landhuis. Browland was er niet echt jaloers op, maar hoe hij er steeds over praatte vond hij wel minder. Niet veel later hoorden ze het geluid van de trein. Browland zag hoe Lucius afscheid nam van zijn vader en liep toen met Browland de trein in. ‘‘ Cissa en Regulus zullen ook wel al hier zijn’’. Zei Lucius. Lucius opende een coupédeur waar nog niemand zat en stapte naar binnen, waar hij plaats nam in een hoek. Browland ging tegenover hem zitten en keek uit het raam, waar hij de weerspiegeling zag van hemzelf. Niet veel later hoorden ze al een stem. ‘‘ Kijk eens aan wie hier zitten’’. Browland en eveneens Lucius keken richting de gezichten van de binnenkomende mensen. ‘‘ Cissa, Regulus’’. Knikte Lucius en gebaarde dat ze konden zitten. Narcissa ging naast Lucius zitten en Regulus ging naast Browland zitten. ‘‘ Weer een jaar der verdoemenis’’. Grijnsde Regulus en keek naar Lucius. ‘‘ En Malfidus nog iets van Sneep gehoord, je was toch zo dikke vriendjes met hem’’? Zei hij plagend. Lucius keek op naar Regulus en zuchtte kil. ‘‘ Niet dat ik weet, jij?’’. Zei hij kort. Browland moest een grijns onderdrukken, hoe Lucius droog reageerde was geweldig. Regulus zweeg en negeerde Lucius. Browland zag uit een ooghoek hoe Narcissa steeds naar Lucius keek als die niet keek. Hij was er al een jaar achter dat die twee iets voor elkaar voelden, maar geuit hadden ze het nog niet. Na een lange stilte sprak Lucius weer. ‘‘ Potter, Pippeling, Lupos en Zwarts zullen weeral het jaar op stelten zetten, maar ze leren nooit van de lessen die wij ze leren’’. Narcissa zuchtte hoorbaar. ‘‘ Dat die neef van mij ooit zo een bloedverrader kon worden’’. Zei ze walgend. Regulus grijnsde.’’Dat is nog niks, ik ben zijn broer, ik word gek nagekeken, dat is pas het ergste’’.Browland zuchtte even zacht en keek weer uit het raam. Hij mocht Sneep niet, maar dat zou wel komen vanwege het feit dat bijna niemand met hem omging, en hij alleen de verhalen hoorde van de andere Zwadderaars, van zijn vrienden. En hoe hij zag dat Secretus, zoals die werd genoemd door een aantal Griffoendors, steeds werd gepest door de Griffoendors, wist hij dat Sneep een zwak persoon was die niet voor zichzelf kon opkomen. Browland vertikte het zelf om iets te doen, laat staan hem te helpen. Waarom? Hij wilde geen slechte naam.

‘‘ Je bent stil Brow’’.. zei Narcissa zacht en porde hem aan. Browland schrok op uit zijn gedachten en keek met een grijns richting de drie. ‘‘ Gewoon, ben wat moe’’. Zei hij na een neppe gaap en strekte zich toen uit. ‘‘ Hoelang nog’’? vroeg hij toen maar verveeld toen hij zag dat het buiten al aardig donker begon te worden. ‘‘ Nog anderhalf uur’’. Zei Regulus.

Na dat anderhalf uur, wat gesnoept te hebben, nog wat gepraat te hebben over wat ze dit jaar gingen doen en nog andere zaken werd uiteindelijk al in de verte zichtbaar dat ze Zweinstein naderden. Browland stond op, trok zijn mantel aan en stak zijn toverstok terug in zijn broekzak en ging weer zitten. Esdoorn, slangenhuid, 18,3 cm, die stok had hij nu al zeven jaar op rij, en die had hem altijd goed kunnen helpen. Hij zag dat nu ook al Narcissa, Lucius en Regulus hun mantels aanhadden en opstonden toen de trein tot stilstand kwam. Browland stond ook op en achtervolgde hen, naar buiten toe. Hij voelde de frisse avondlucht als een bries langskomen, en voelde wat natte druppels op hem komen. Hij zag een oudere vrouw die hen wenkte. ‘‘ Kom allemaal’’. Browland trok zijn mantel wat meer omhoog, wat weinig nut had vanwege het feit dat het een normale mantel was en geen wintermantel of een andere mantel met een muts eraan vast. Hij liep achter de groep met leerlingen aan, die weer achter de oude vrouw aanliepen, professor Anderling was het, afdelingshoofd van Griffoendor en tevens Transfiguratie docente. Hij kwam aan in de Grote Zaal en ging naast Regulus aan de afdelingstafel van Zwadderich zitten tegenover Narcissa en Lucius. Iets verderop, om precies te zijn links naast Lucius zes plaatsen verder, zat Severus die er zwijgzaam zat. Browland draaide zich om en keek naar de rest van de afdelingen, waar zijn oog rustte op de afdelingstafel van Griffoendor. Met een walgende blik ging hij langs de gezichten die hij herkende, Potter, Zwarts, Pippeling, en tegenover hen zaten Lupos, Lily en nog een ander meisje met donker bruin haar. Hij wist dat het een vriendin van Lily was, verder eigenlijk niet echt iets, behalve dat ze optrok met de personen met wie Lily optrok. Hij kende niet eens haar naam, ze was sowieso altijd al een stil persoon geweest vond hij. Browland keerde zijn blik weer op het schoolhoofd die begon te praten, iets in de term van welkom allemaal, de indeling daarna eten, oftewel zoals ieder jaar hetzelfde gezeur.

Na een dik half uur tot drie kwartier waren de eerstejaars ingedeeld en konden ze eindelijk eten. Hij was uitgehongerd, dat gesnoep in de trein stilde de honger natuurlijk niet. Hij pakte van alles wat, een stuk kip met doperwtjes en nog een paar aardappelen en hij pakte een lepel waarmee hij een warme bruine saus over de kip en de aardappelen heen liet vloeien. Dit was een van zijn lievelingskostjes, een normale maaltijd maar goed genoeg om de honger mee te stillen, en bovendien is het toch lekker. Hij schoot in zijn glas nog wat boterbier en begon van zijn maaltijd te eten. Hij keek rechts naast zich waar Regulus zat die had vanalles en nog wat op zijn bord gegooid. Regelus zat pas in het vijfde, maar gedroeg zich redelijk volwassen. Hijzelf was samen met Lucius zevendejaars en Narcissa was een zesdejaars.
Na de maaltijd werkte Browland nog een chocoladepuddinkje naar binnen en stond toen op toen gezegd werd dat ze naar de leerlingenkamers konden gaan. Hij liep met zijn vrienden weer op weg naar de vertrouwde leerlingenkamer. Hij kwam aan bij de leerlingenkamer waarbij een Zwadderaar het wachtwoord zei. Iets in de aard van zure zoetekauw.

Na een anderhalf uur wat gekletst te hebben en bijgepraat te hebben met andere Zwadderaars werd Browland aardig moe en stond op. Hij keek rechts van zich en zag een jongen van ongeveer zijn leeftijd met zwart vettig haar en een rare haakneus. Browland keek walgend weer weg, het was die verwaande Severus, daar wilde hij het liefste helemaal niks te maken hebben. Browland vervolgde zijn weg naar de slaapkamer van de jongens waar hij lag met Lucius, Regelus, Severus en nog een jongen en kleedde zich om, waarna hij onder de dekens kroop en niet lang erna in slaap viel.


Reacties:

Er zijn nog geen reacties op dit verhaal.