Hoofdcategorieën
Home » Overige » Stand alones » Het spel van de wind
Stand alones
Het spel van de wind
De wind speelde een spelletje, maar ze zou niet winnen. Ik had mijn haren veilig in een staartje vast gebonden. Zodat ze niet in de war zouden raken. Zodat ik 's avonds niet met die knopen zou moeten worstelen.
De zee ruisde onder mijn voeten. Hoog op de kliffen, daar hadden we onze picknikcmand neer gelegd. We zaten op een rood met wit geruite lakentje. De zee strekte zich voor ons uit zover we maar konden kijken
We; bestaat uit mezelf en dé hij. Hij was mijn hij. Geen eigendom maar van groot belang. De zee was net zo groots. Net zo van belang voor mij als hij.
Dé hij. Mijn hij.
De wind fluisterde lieve woordjes die van zijn lippen kwamen, zijn stembanden die ze produceerde, componeerde en fluisterde. Zijn arm losjes om mijn nek, als een sjaal die me warmte bood. In de tocht van de zeewind. In de tocht van de zilte zeelucht. In de tocht van mijn inspiratiebron.
De diepte van de zee deed me duizelen, maar ik zou er niet in verdrinken. Zijn ogen waren nog dieper. Nog nooit was ik erin verdronken, maar veel keer zat ik er verloren in te staren, de weg kwijt. Helemaal van de kaart door de puurheid van zijn ziel. Alsof ik helemaal wist hoe hij in elkaar zat. Zijn ogen hielden me gevangen in de sjaal die hij rond mijn nek had geslagen. Een heerlijke warme omhelzing. Als ik zou verdrinken, zou hij me komen redden, daar was ik rotsvast van overtuigd
'Wat zie je?' Zijn stem was luider als het geruis van de golven maar trilde lichtjes van onzekerheid. Geen hoge pieken in zijn fijne stem. Geen schele kreetjes van plezier. Hij was gewoon. Normaal zoals ik hem wilde hebben. Precies zoals in mijn dromen. Zo was hij. Dé hij, voor mij.
'De zee.' Ik keek hem van opzij aan en zag hoe teleurgesteld hij was in de twee woordjes. 'De zee in je ogen.' De zon verscheen weer van achter de wolken. Een kleine zonnestraal viel op ons neer en heel even dacht ik dat we ergens in Utopia waren. Een kleine droomwereld van een klein meisje.
'Wat hoor je?''Het geruis van de golven.'
Hij zuchtte en ik was van plan om niets meer te antwoorden op zijn volgende vraag. Misschien zuchtte hij weer, die vervelende zucht. Niet van opluchting maar van... dat verschrikkelijke woord...teleurstelling.
Het was geen vraag maar een bevel.
'Kom we vertrekken naar huis.'
Ik wilde niet weg. 'Maar...'
Hij schudde driftig zijn hoofd. Alsof hij bang was dat ik misschien meer verliefd werd op deze plek dan op hem.
'Jij mag blijven, maar ik wil hier weg.'
Verbaasd en met open mond staard ik hem aan.
'Nee, je weet niet wat ik bedoelde. Ik bedoelde dat je ogen mooier waren als de zee, dat je stem luider is als het geruis van de golven en dat ik er zeker van was dat je me zou komen helpen als ik zou verdrinken in de diepte van je ogen. Dat bedoelde ik.'
De zon ging onder. Het geruis van de golven werd woester. Als een mislukte poging om de duisternis voor te zijn. Helemaal onder de indruk van het kleurenspel van de zonsondergang lagen we in elkaar verstrengeld op het zachte mos. Boven op het topje van de kliffen, waar we enkele uren geleden ook nog zaten. Minder in elkaar verstrengeld, minder zeker. Nu was ik zeker, dat we voor elkaar gemaakt waren, zoals de golven voor de zee.
Hij droe me in zijn armen helemaal naar de auto. Hij zette wat muziek op. Zachtjes begon ik mee te zingen, ondertussen reed hij onder de met sterren bezaaide hemel naar ons huisje. Dicht aan de kust, dicht bij mijn hij.
Reacties:
Er zijn nog geen reacties op dit verhaal.