Hoofdcategorieën
Home » Avatar » Avatar: Legend of the Benders » The gentle man and his cart.
Avatar: Legend of the Benders
The gentle man and his cart.
Ergens aan de kant van de weg, tegen een boom zat Yama. Ze liet Kosoku even rusten en grazen, zodat hij weer wat op kracht kon komen. Ze was nu net ergens bij de binnenmuur. Gelukkig was de beveiliging hier minder dan bij de buitenmuur, het enige wat ze hoefde te doen was in de trein te stappen. Kosoku had dan een apart dierenhok, dus dat was ook geen probleem. Wel moest ze iets bedenken voor de buitenmuur. Daar was de beveiliging streng, want daar had je een paspoort nodig. Die had ze niet. Die had ze wel, maar die had ze niet meegenomen, die zou haar alleen maar verraden. Ze zuchtte. Wat was van huis weglopen toch moeilijk. Vroeg of laat zou ze waarschijnlijk wel gevonden worden. Dat zou het einde van haar reis betekenen. Nee, dat wilde ze niet. Ze moest doorzetten, anders lukte het al helemaal niet. Langzaam kwam ze recht. Alles ging prima tot nu toe, dus waarom zou het misgaan? Haar blik viel plots op de langslopende man. Hij sjouwde een kar achter zich aan met daarin allerlei verschillende groentes en fruit. Ze verstarde even toen de man haar recht in de ogen keek, want hij kwam van haar dorp af, nouja, uit die richting dan. ''Ken ik jou niet?'' Shit. ''Misschien zijn we elkaar weleens onderweg tegengekomen,'' sprak ze, terwijl ze kalm probeerde te blijven. ''Reis jij vaak, dan?'' vroeg de man en keek haar argwanend aan. Ze knikte, waarna de man, gelukkig, glimlachte. ''Moet u toevallig de stad uit, prinses?'' Geschrokken keek ze hem aan. ''Hoe weet u dat...'' verder kwam ze niet. De man bracht zijn vinger naar zijn lippen. ''Rustig maar, ik heb u moeder gesproken. Ik ben hier om u te helpen.'' Haar moeder? Ze ademde weer rustig uit. Gelukkig maar. ''Hier.'' De man reek haar een hoed toe. De hoed kwam haar bekend voor. Was dit niet een hoed die aardemeesters altijd droegen? ''Zo wordt u minder snel herkend, als u het slim speelt.'' Ze keek hem even aan, maar deed de hoed toen op. Haar ogen waren niet meer zichtbaar onder de hoed door. Best slim, eigenlijk. Aan haar kleren was ook al niet te merken dat ze een prinses was, ze had namelijk haar trainingskleren aangehouden. ''Ik reis met u mee tot achter de buitenmuur, daarna kan ik u niet meer van dienst zijn. Maar u heeft nog altijd u struisvogelpaard,'' sprak hij verder, waarna hij twee groene kaarten liet zien. Eentje gaf hij aan haar. Was dit soms zo'n paspoort? Het zal wel. ''Zullen we gaan, prinses?''
Met een langzame pas liep Yama langs de kar op, terwijl Kosoku achter haar liep. Ze had zijn teugels in haar linkerhand losjes vast. Ze was er zeker van dat hij niet zou weglopen, daar was hun band te sterk voor, toch? Vaagjes staarde ze naar de grond. Zou dit plan wel werken? Wat als ze haar hoed af moest doen? Vlug schudde ze haar hoofd. Nee, dit plan moest wel werken, dat kon niet anders. ''We zijn er bijna,'' sprak de man opeens. Het was zo plotseling dat ze er bijna van schrok. Ze richtte haar blik van de grond en keek de verte in, waar ze het station al zag. Een glimlach sierde haar gezicht, waarna ze Kosoku aankeek. Ook hij scheen het station opgemerkt te hebben. Ze waren er bijna, ze waren bijna bij de vrijheid. Maar... Wat moest ze nou eigenlijk doen als ze buiten was, als ze vrij was? Wat was haar doel, wat was haar lot eigenlijk? Daar had haar moeder niks over gezegd. Yama zuchtte. Laat ze eerst maar iets te eten vinden. Ze gluurde even onder de hoed door naar de kar, die vol lag met eten. Nee, dat kon ze niet maken, hij hielp haar al genoeg. Vragen om gratis fruit kon ze dus niet doen. Het was haar eigen domme fout dat ze geen geld mee had genomen, of eten. Kosoku had nog een beetje geluk, hij had nog gras en dat had hij maar al te graag. Vroeger, als Kosoku de stal niet uit mocht, omdat het bijvoorbeeld te koud was, nam zij altijd wat vers geplukt gras voor hem mee. Achteraf was dat misschien niet zo'n goed idee, want dan zat haar jurk altijd vol met groene vlekken, waar haar ouders niet blij mee waren. Nu ze erover nadacht, zo hadden ze hun band gekregen, of niet? In het begin mochten ze elkaar niet echt, waarom wist ze niet meer. Dat was voor haar té lang geleden. Misschien wist hij het nog wel, maar hij kon niet praten, ook al begreep ze meestal wel hoe hij zich voelde. Andersom ook.
''Paspoort.'' Yama haalde het groene kaartje tevoorschijn en liet het zien aan de vrouw die achter het loket zat. Het werd ruw uit haar hand getrokken, terwijl ze haar best deed haar gezicht niet te laten zien. Vervolgens werd er een stempel op het papier geplaatst, waarna het kaartje aan haar terug werd gegeven. ''Loop maar door.'' De man met de kar had iets geregeld voor Kosoku, die al naar de trein was gebracht. ''Zullen we?'' vroeg hij nadat ze bij hem was komen staan. Yama knikte. Zijn kar was verdwenen. Zou die bij Kosoku in de wagon staan? Ach, het zal wel. Kalm liepen ze op de trein af, die hen naar de buitenmuur moest brengen. Eenmaal binnen in een wagon zag ze hoe druk het eigenlijk was. Er waren bijna geen zitplekken meer over. Zouden ze dan nog mensen binnenlaten? Ze nam ergens plaats aan een raam, zodat ze naar buiten kon kijken. De treinreis zou vast saai worden, dus kon ze maar net zo goed van het zicht genieten. Net op dat moment was een fluit hoorbaar, ten teken dat de trein ging vertrekken. Zo te zien waren ze net op tijd. Eerst ging het heel langzaam, totdat ze buiten het station waren. Daarna nam de snelheid steeds toe, tot het niet meer hoger kon. Hoe zou het eigenlijk zijn om elke dag achteraan de trein te staan en hem vooruit te duwen? Dat werk zou vast eentonig worden. De treinreis was, zoals ze verwachtte, doodsaai. De man zei weinig, maar Yama zag er ook het nut niet van in om een gesprek te starten. In plaats daarvan staarde ze naar buiten, naar de groene velden waar op ge-oogst werd. Gelukkig duurde het niet zo lang, want daar naar kijken werd ook eentonig. Gezamenlijk stapte het tweetal uit, waarna de man naar een andere wagon rende. Daar haalde hij Kosoku tevoorschijn en kwam hij teruggelopen. ''Vanaf hier zult u alleen verder moeten. Als u die trein neemt,'' sprak hij en wees vervolgens naar een de trein die tegenover die van hun stond,'' zult u buiten Ba Sing Se geraken.'' Hij gaf de teugels van het dier aan haar, groette haar en ging toen weer de trein binnen waar ze net uitkwamen. Ze moest er nu dus weer alleen op uit. Nouja, alleen, ze had Kosoku nog, gelukkig. Ze zuchtte even, keek Kosoku kort aan en liep toen met hem op de trein af. Ze kon maar beter meteen gaan, voordat iemand haar herkende...
Verder (aa)
Weer melding graag