Hoofdcategorieėn
Home » Tokio Hotel » Zoute Liefde (TC) » *22*
Zoute Liefde (TC)
*22*
Tom
Vogels, lachende kinderen, Bill die zachtjes snurkt, ... Al die geluiden dringen mijn hoofd binnen, maar ik weet niet welk me wakker gemaakt heeft.
Langzaam open ik mijn ogen en het duurt even voor ze weer gewend zijn aan het licht. Ik kijk naar Bill en zie dat hij nog steeds ligt te slapen op mijn schouder. Liefdevol streel ik een haarlok uit zijn gezicht en druk dan een kusje op zijn wang. Even smakt hij, maar slaapt dan rustig verder.
Ik staar voor me uit en bekijk de kinderen die volop bezig zijn met het verzamelen van schelpen. De zee lijkt ineens veel verder weg dan toen we aankwamen, en het strand dus veel groter. Raar, normaal is het verschil tussen eb en vloed niet zo groot.
Ik ga wat rechter zitten en zie enkele kinderen met vissen in hun handen naar hun ouders rennen. Hoe komen ze aan die vissen? Als ik wat beter kijk kan ik ook enkele vissen op het strand zien liggen. Oke, dat is niet normaal.
Ik bekijk het geheel en krijg een slecht voorgevoel. We moeten hier weg.
Zachtjes schud ik Bill aan zijn arm door elkaar om hem wakker te maken en langzaam opent hij zijn ogen.
“Bill, komaan, snel, we moeten hier weg!”¯ Hij knippert even met zijn ogen en kijkt me slaperig aan.
“Huh? Waarom dat?”¯
“Omdat er volgens mij…”¯ Mijn zin wordt afgebroken door geschreeuw en meteen kijken we op.
Een gigantische golf komt op het strand af en ik weet niet hoe snel ik Bill recht moet trekken. Aan zijn arm trek ik hem mee, geen tijd om onze spullen mee te nemen. Ik ren in de richting van de straat, zo ver mogelijk weg van de zee.
Veel zin heeft het echter niet. Aan het geschreeuw om ons heen is het duidelijk te merken dat we niet de enige zijn die gemerkt hebben wat er gebeurt. Net zoals ons nemen ze degene die dierbaar zijn voor hun vast en lopen zo ver mogelijk weg van de zee.
Helaas, slechts een halve minuut later zijn we al ingehaald door de vele liters water. Ik hou Bills hand zo stevig mogelijk vast, voel dat hij toch wegglijdt. Met alle kracht die we hebben, houden we elkaar vast.
Hoe warm het ook mag zijn in Australië, het zeewater is ijskoud en het duurt niet lang voor mijn vingers verkrampen. Mijn benen doen pijn van mezelf boven water te houden en van alles wat er tegen gebotst is. Het is voor mij dan ook onmogelijk om me aan Bill vast te grijpen als iets hem van me wegrukt. Ik probeer nog naar hem toe te zwemmen, maar het water trekt me naar onder. Uit alle macht duw en trek ik mezelf weer naar boven en zuig opgelucht een teug zuurstof in mijn longen. Ik kijk om me heen, maar kan Bill niet meer zien. Een onzichtbare kracht trek me opnieuw onder water en ik kan het niet verhinderen dat ik een slok van het zoute water binnen krijg.
Mijn borst begint pijn te doen omdat mijn longen te weinig zuurstof hebben en ik weet dat ik weer naar boven moet. Met mijn laatste krachten probeer ik zo snel mogelijk naar boven te zwemmen. Althans dat denk ik, want ik heb geen flauw idee meer van wat boven of onder is.
Langzaam open ik mijn ogen, maar sluit ze meteen weer door het felle licht. Een steek gaat door mijn hoofd en ik voel mijn hersen kloppen tegen de binnenkant van mijn schedel. Voorzichtig voel ik aan mijn hoofd en als ik iets warm voel, kijk ik voorzichtig naar mijn vingers. Ik zie dat ze roodgekleurd zijn en kom tot de conclusie dat er dus een wonde zit. Pas dan voel ik de stekende pijn in mijn linkerschouder en als ik met veel moeite mijn hoofd gedraaid heb, zie ik dat mijn schouder in een onnatuurlijke houding ligt. Met mijn rechterarm duw ik de houten planken van mijn linkerarm af en ik schrik als ik recht in het gezicht van een lijk kijk. Zo snel mogelijk schop ik ook de planken van mijn benen af en probeer recht te staan uit de resten van een huis.
Vermoeid kijk ik om me heen als ik rechtsta, en kan bijna niet geloven wat ik zie. Zo ver als ik kan kijken is alles verwoest. Er staat geen huis meer volledig recht en overal liggen lichamen. Mensen doorzoeken wanhopig de brokstukken, op zoek naar overlevenden. Dan valt mijn oog op een grote witte tent, en als ik me niet vergis, kan ik er een rood kruis op herkennen. Eerste hulp, daar moet ik naar toe!
Langzaam stromple ik in de richting van de tent terwijl ik om me heen kijk. Sommige lichamen komen ineens tot leven en proberen vrij te komen uit de benarde posities waar ze in liggen. Ik zie een man enkele brokstukken weghalen en een vrouw uit het puin halen. Huilend omklemt hij het lichaam van de dode vrouw van wie hij waarschijnlijk gehouden heeft. Terwijl ik dat laatste denk, blijf ik abrupt stilstaan. Waar is Bill?!! Ligt hij hier ook ergens onder het puin en ziet hij er net zo uit als de vouw? Misschien is hij al bij de eerste hulp? Of, misschien heeft hij het niet gehaald en is hij, verdronken... Nee, zo mag ik niet denken!!
Sneller als eerst strompel ik verder naar het tentje van het Rode Kruis. Het aantal mensen dat zich daar verzameld hebben, is onmogelijk te tellen. De meeste zijn er erger aan toe dan ik, anderen staan huilend bij de dode lichamen. Een man in een oranje jas komt naar me toe en pas op het moment dat hij tegen me spreekt, dringen de geluiden van de wereld mijn hoofd weer binnen. Naar wat de man zegt, luister ik niet, maar ik ga met hem mee de tent binnen.
Meteen wordt ik op een stoel neergezet en komt hij met water en doeken op me af. Hij maakt de wonde op mijn hoofd schoon en bekijkt het dan even.
“Ik moet dat hechten. Wacht hier, ik ben zo terug.”¯ Hij staat recht en hij is inderdaad bijna neteen terug met een spuit voor de verdoving.
Opnieuw voel ik een steek als hij de naald in de wonde duwt, maar ik bijt mijn tanden op elkaar. Terwijl hij wacht tot de verdoving werkt, kijkt hij al naar mijn arm. Al snel haalt hij er een tweede dokter bij en overlegt even met hem voor hij weer naar me toe komt.
“Je schouder is uit de komt. We moeten hem terugzetten maar doordat je sleutelbeen ook gebroken is, gaat dat extra veel pijn doen.”¯ Ik knik gewoon, terwijl ik naar de mensen rondom me kijk om te zien of Bill er tussen zit.
Ik voel hoe twee handen mijn bovenarm vastnemen en twee mijn schouder. Ik hoor een van de mannen aftellen en voel dan een onmenselijke pijn in mijn schouder. Een schreeuw die eerder dierlijk is, verlaat mijn keel, maar ik ben heel opgelucht als mijn schouder weer op zijn plaats zit. Meteen gaat een van de twee dokters verder met het naaien van de wonde aan mijn slaap en vraagt me dan om het tentje te verlaten nadat ik mijn naam op de lijst gezet heb. Ik loop naar het blad toe en begrijp al snel dat dit iedereen is die ze behandelt hebben. Ik zet mijn naam onderaan bij op de lijst en ga dan alle namen een voor een af. Helaas, Bills naam staat er niet tussen. Naast de lijst zie ik foto's hangen van lijken, degene die ze gevonden hebben, of die ze niet konden redden. Ook de foto's bekijk ik een voor een, en gelukkig zit ook daar Bill niet tussen. Ik zucht en laat mijn hoofd hangen.
“Zoek je iemand?”¯ Ik kijk naast me en zie een kleine jongen staan.
“Ja, maar hier zit hij nergens tussen.”¯
“Ga eens in het ziekenhuis kijken, misschien is hij daar.”¯
“Het, ziekenhuis?”¯
“Ginder, het stond te ver van de zee om in te storten.”¯
Ik bedank de jongen en loop in de richting die hij uitwees.
[reacties??]
Reacties:
Whaaat?? O.O
Tsunami??
Neee!!
Dit gebeurt niet!
En Bill is niet dood.
Die is gewoon in het ziekenhuis en mankeert niets.
En dan gaat Tom ook niet dood van verdriet en alles.
Dus nee....
xxxxx. <33
verder!
Aah, dat is kut.
En Bill is niet dood.
Daar geloof ik in, haha.
Snel verder!
<33
WTF o.o
...
Oh my gott, als Bill dood is kom ik je echt waar stalken o.o
dude, dat kan je
meer ;o
<3
Bill war ben je?! ;o