Welkom op FanFic.nl

De Nederlandse website waar je fanfiction kunt lezen n schrijven.

Nu on-line: (0)

Home » Tokio Hotel » Déjàvu (door de ogen van Bill) » Déjàvu (door de ogen van Bill)

Déjàvu (door de ogen van Bill)

14 jan 2009 - 9:49

2819

0

172



Déjàvu (door de ogen van Bill)

Het is heerlijk weer, en ik loop samen met Scotty en Tom door het park. De zon schijnt, en Tom en ik hebben samen veel lol. We spelen wat met Scotty.
Dan slaat het weer om. We roepen Scotty dat hij terug moet komen, we willen naar huis. Maar Scotty komt niet. Hij is weg, ik roep hem nog een paar keer, maar hij komt niet terug.
Alles verandert. Ik heb nu heel ergens anders. Ergens in een donkere steeg. Het miezert een beetje en het schemert. Iets verderop staat een gebouw.Ik ken het, waarvan weet ik niet. Als ik dichter bij het gebouw kom zie ik het. Het is de 15 verdieping tellende parkeergarage. Alexanderplaats in Berlijn. Hier hebben we Spring nicht opgenomen.
Toen zag het er hier nog goed uit. Maar nu, een jaar later is het niet goed meer onderhouden. Het is vervallen.
Er staan nog een paar met graffiti gespoten teksten op de muren geschreven. Ze gaan vaak over Spring nicht.
Maar ook de teksten zijn al verouderd. Niemand neemt de tijd om er iets nieuws bij te spuiten.
Ineens sta ik op het gebouw, hoe weet ik niet. Daarnet was ik nog daar beneden. Het voelt hier kil, het is koud, en ik voel me onrustig. Behalve een ding. Zo vertrouwt
.

Bill? Bill, er is niets aan de hand. Een vertrouwde stem, een stem die ik al mijn hele leven hoor. Al 18 jaar lang. Tom.
Ik word wakker en zie dat hij naast mijn bed zit. Tom, het was een nachtmerrie. Maar het leek zo echt. Zeg ik zacht. Weet ik. Ik had dezelfde droom. Ik denk dat het gewoon zenuwen zijn voor morgen. Zegt Tom. Hij probeert me gerust te stellen, maar aan zijn gezichtsuitdrukking zie ik dat er meer aan de hand is. Hij kijkt op de klok, het is half 3. Ik denk dat we maar beter kunnen gaan slapen. Zegt hij eigenlijk onnodig. Dat had ik namelijk zelf ook wel kunnen bedenken. Ik lach. Oké, truste Tom. Ik ga mn bed weer in en Tom gaat het zijne weer in.
Ik kom maar niet in slaap. Na nog geen 5 minuten sta ik naast Toms bed. Hij heeft me gehoord, en draait zich om. Hij schuift opzij. Kom maar. Zegt hij. Als ik naast hem lig zeg ik: Net zoals vroeger, alleen liggen we nu wat krapper. We kruipen tegen elkaar aan en zo vallen we in slaap.

Ik ren. Waarom weet ik niet. Als ik achterom kijk, zie ik dat Tom achter me aan komt. Dan roept hij iets naar me, maar zijn woorden kan ik niet verstaan.
Ik roep iets terug. Ook mijn woorden zijn onverstaanbaar.
Wat gebeurt er hier? Dan zie ik het gebouw weer. Het gebouw met de kilte. Weer de parkeergarage. Weer dezelfde graffiti. Deze keer nemen we een andere weg. Een weg die ons door allerlei puin leidt.


Dan word ik gewekt door onze persoonlijke wekker genaamd: Gustav. Kom op jongens. We gaan vandaag de clip opnemen dus een beetje opschieten mag best. Gustav doet een lamp aan. Gustav! Doe dat licht uit, ik ben nog maar net wakker. Kreun ik onder mijn kussen vandaan, waar ik mn hoofd onder had verstopt tegen het felle licht van de lamp. Nee, ik ga niet weg voordat jullie je bed uit zijn. Zegt Gustav zelfverzekerd. Oké, oké, ik kom al. Zeg ik met een ochtendhumeur. Ik wil rechtop gaan zitten. Auw, Tom, je ligt op mn haar! Roep ik. En jij had niet door dat je met je elleboog in mijn ribben zat te prikken? Zegt Tom onder de dekens vandaan. Wanneer? Vraag ik verontwaardigd. Toen Gustav zo aardig was om ons wakker te maken kreeg ik een elleboog tussen mijn ribben. Mompelt Tom. Oh, sorry Tom. Zeg ik zo zielig mogelijk. Tom schuift wat opzij. Zo Bill. Je bent nu officieel bevrijd, dus ga je maar omkleden. Zegt hij. Tom! Dat is gemeen! Roep ik tegen de dekens waar Tom onder ligt. Weet ik. Zegt hij. Ik hoor hem lachen. Wacht maar, ik krijg je nog wel. Zeg ik voor de laatste keer tegen de dekens, dan loop ik richting de badkamer.
Ik doe de douche aan. Een kwartier lang blijf ik eronder staan. De droom van vannacht blijft maar door mijn hoofd spoken. En waar dacht Tom aan?
Uiteindelijk zet ik de douche toch maar uit. Ik kleed me aan en style mijn haar. Dan zet ik het rechtop. Dat gaat niet zoals ik had gepland, want het zakt gelijk weer een heel stuk naar beneden.
Poging nummer 2 gaat beter. Dan doe ik mijn dagelijkse make-up op en ik ben klaar. Al mijn ringen enzo liggen namelijk nog in de slaapkamer.
Als ik de slaapkamer weer binnen kom zie ik dat Tom ligt te slapen. Hij heeft zichzelf helemaal in de dekens gewikkeld. Ik besluit om hem nog even door te laten slapen. Ik doe mijn ringen en ketting om. Dan zoek ik wat kleren voor Tom uit, ik heb toch nog niets te doen. Als ik klaar ben ligt Tom nog steeds te maffen.
Betrapt! Roep ik en gooi zijn kleren naar zn hoofd. Asje, ik heb alvast wat voor je uitgezocht, anders val je daarbij misschien in slaap. Zeg ik plagend. Grappig hoor. Ben blij dat je het naar je zin hebt. Zegt Tom slaperig. Dan ga ik me nu maar omkleden. En met die woorden schuifelt Tom langs me en stapt onder de douche.
Ik ga naar de woonkamer. Daar zijn Gustav en Georg. Schiet je broer al op? Vraagt Gustav. Mwah Hij is nu aan het douchen, maar je hebt kans dat hij alweer in slaap is gesukkeld. Zeg ik.
Georg heeft duidelijk niet op ons gesprek gelet want hij zet de warme kraan aan om een beker om te spoelen. Whaa! Zet die kraan uit!! Is Toms eerste reactie. Huh? O, sorry Tom. Ik wist niet dat je stond te douchen. Roept Georg terug. Gustav, Georg en ik schateren het uit.
Als Tom onder de douche vandaan komt zegt Georg: Sorry hoor. Maar ben je wel lekker wakker geworden? Ja hoor. Maar dat was anders ook prima gelukt met een warme douche. Zegt Tom.
We eten wat met zijn vieren, dan gaan we naar de set. En al snel staan we bij de scène waar ik door het politielint heen ren.
Het had iets weg van de tweede droom. Maar het was toch weer anders. Andere gevoelens. En wat keek Tom ineens bezorgd. Ik maak me er verder niet zo druk om, en doe wat er wordt gezegd.
Na twee dagen is alles opgenomen. Na het monteren mogen wij het resultaat bekijken. Alles staat er goed op.
De volgende dagen gaan heel snel.
De première, optredens, interviews, nog meer optredens, meet & greets. Maar alles zonder de nare dromen. Toch blijf ik er maar aan denken. Net zoals Tom, hij zegt het alleen niet, maar ik weet zeker dat hij er ook nog aan denkt.
Dan komt er ruzie. Natuurlijk hebben we wel eens onenigheid, vaak genoeg zelfs, maar dit was echt ruzie. Georg en Gustav kiezen elkaars partij, en Tom en ik vormen ook een partij. De ruzie blijft maar doorgaan. Dag in, dag uit. Nieuwe dag, maar het komt maar niet goed.
Uiteindelijk wordt het zelfs zo erg dat heel Tokio Hotel uit elkaar valt.
Onze nachtmerrie komt uit, en de belofte word verbroken. Er is geen band meer. Geen interviews meer. Geen concerten meer. En ook geen geschreeuw van allerlei fans meer. Dit had nooit mogen gebeuren, we zouden altijd muziek blijven maken. Daar waren we het allemaal over eens. Maar nu, door zon stomme ruzie is het hele muziekwereldje ingestort.
Alle vier gaan we naar huis.
Eenmaal thuis sluit ik mezelf op in mijn slaapkamer. Ik zeg niks meer tegen Tom, en hij zegt niets meer tegen mij.
Het gaan steeds slechter met ons. Als onze moeder s ochtends naar boven roept of we komen eten krijgt ze van ons allebei hetzelfde antwoord: Ik heb geen trek. Dan zegt ze dat als we toch trek krijgen, we dan toch gewoon wat mogen pakken. Zo gaat het, dag in, dag uit. Af en toe komt ze wat naar boven brengen. Soms word er een beetje van gegeten, maar soms ook niet.
We komen ook amper buiten. En als we buiten zijn worden we niet meer herkend. Dat komt doordat Tokio hotel er niet meer is. Na een paar dagen volgt weer de maandag. Onze moeder is heel erg ongerust over haar zoons. Maar ze moet wel naar haar werk. Ze komt naar boven om gedag te zeggen. Bill, eet asjeblieft iets. En zorg dat je broer dat ook doet. Jullie vergaan nog eens van de honger. Drukt ze me op het hart. Mam, maak je maar geen zorgen. We gaan zo wel wat eten. Zeg ik. Ik geef haar een knuffel en een kus, dan gaat ze naar Tom om dezelfde boodschap mee te geven. Ik hoor de deur dichtvallen en weet dat alleen Tom en ik hier nog zijn.
Uiteindelijk besluit ik om mn bed maar weer eens uit te komen. Ik ga achter mijn bureau zitten en schrijf een liedje. Ik weet toch dat het nooit bekend zal worden, maar de inspiratie komt gewoon in me op.
Als ik klaar ben lees ik het nog eens door. Ik noem het In die Nacht. En het gaat over Tom en mij.
Ik schuif het briefje onder Toms deur door met nog een briefje erbij om te vragen wat hij ervan vind. Dan ga ik weer naar mijn eigen kamer en ga op mijn bed zitten.
Niet veel later hoor ik gerommel in de kamer naast me. Tom heeft zijn gitaar gepakt en begint wat te spelen. Ik neurie de tekst mee. Nu weet ik dat hij het ook goed vond.
Ik sta op en besluit om naar zijn kamer te gaan. Ik klop op de deur. Kom maar. Hoor ik vanaf de andere kant. Ik ga Toms kamer binnen. Ik vond je tekst goed. Het was mooi. Zegt Tom. Dank je. Maar wat jij speelde paste er precies onder. Jammer dat Tokio Hotel niet meer bestaat, anders hadden we dit op een cd kunnen uitbrengen. Zeg ik. Ja was de band er nog maar. Zegt Tom. Ik hoor een mengeling van verdriet en verlangen in zijn stem.
Even blijven we zo zitten. Dan begint Toms maag te rommelen. We schieten in de lach. Zullen we maar wat gaan eten? Vraag ik. Ik denk dat mn maag het daar wel mee eens is. Zegt Tom lachend. Samen lopen we naar beneden.
Ik pak twee borden, Tom pakt het bestek, ik pak de boterhamen, Tom het beleg.
Nou. Gezellig. Met zn tweeën. Zegt Tom. Jup, maar ik vind wel dat we weer eens naar buiten moeten. Zeg ik met volle mond.
Dan komen er bij mij kotsnijgingen op. Zo terug. Roep ik snel en verdwijn richting de wc. Ik was net op tijd want zo ongeveer mijn hele maaginhoud ligt nu in de wc pot. Dat was mijn eten voor vandaag. En ik had al zo weinig op. Zeg ik tegen mezelf. Ik drink wat water, zodat de vieze smaak in ieder geval weg is. Als ik in de spiegel kijk zie ik pas hoe slecht ik er eigenlijk aan toe ben. Ik was al niet al te breed, maar nu ben ik zo ongeveer alleen nog maar bot met een velletje. Mijn kleren zitten losjes om me heen, en mijn gezicht is bleek en ingevallen.
Als ik de kamer in kom valt het me pas op dat Tom er eigenlijk net zo aan toe is. Alleen zijn kleren waren altijd al een aantal maten te groot.
Gaat het? Vraagt Tom als ik binnen kom. Ja hoor. Alleen vind ik het eten voor de eerste keer lekkerder smaken dan wanneer ik het voor de tweede keer proef. Zeg ik. Wil je nog wat eten? Ik wacht wel op je. Vraagt Tom. Nee hoeft niet. Het blijft toch niet op zijn plek. Zeg ik. Ik moet nog even wat pakken. Zeg ik snel en loop naar boven.
Ik wist wat me te doen stond. Alleen deed ik het niet. Ik wilde een afscheidsbrief schrijven, en op de post doen. Maar ik deed het niet. Op ééntje na, al was dat geen echte afscheidsbrief.
Ik pak een medaillon met een foto van Tom en mij toen we nog klein waren. En ik pak een briefje en schrijf erop Liebe dich sehr viel. Küß Bill. En ik doe mijn geluksmedaillon om.
Die heb ik ooit van mijn moeder gekregen, en ik geloof dat ik sinds die tijd meer geluk heb gehad dan ooit. En geloof het of niet, maar op de dag van de ruzie was de enige dag dat ik hem niet om had. En uitgerekend toen kwam die ruzie.
Ik ga weer naar beneden en leg het medaillon en het briefje op tafel.
Dan doe ik de deur open. Moet je geen jas aan? Vraagt Tom. Ik haal mijn schouders op. Neuh. Zon slecht weer is het ook weer niet."Dat is waar. Zegt Tom. Hij laat zijn jas ook hangen waar hij hangt en gaat met me mee.
Waar wilde je eigenlijk naartoe? Vraagt Tom nadat we een eindje hebben geslenterd. Dat zie je vanzelf wel. Zeg ik voor me uitstarend.
Zwijgend lopen we. Het lijkt eindeloos, maar tegelijk gaat het ook heel snel.
Soms worden we nagekeken door mensen of er wordt naar ons gewezen, maar we negeren het.
Dan begint het te miezeren, maar ik trek me er niets van aan. We lopen door een donker steegje. Het schemert. Verderop staat het gebouw. Dit komt me bekend voor, maar het kan me nog maar weinig schelen.
Zou Tom al doorhebben wat ik van plan ben?
We lopen door allerlei puin.
Bill je bent toch niet van plan om hierin te gaan? Vraagt hij zacht. Ik knik. Dan zet ik het op een lopen. Het duurt me allemaal veel te lang. Tom volgt me. Maar Bill, het is niet goed onderhouden, het staat op instorten! Roept hij naar me. Nou en, dat maakt me geen barst meer uit! Deze hele wereld maakt me geen barst meer uit! Roep ik terug.
Op het dak stop ik. Niks kan me wat schelen. Behalve jou Tom. Zeg ik zacht, en ik kijk diep in zijn ogen. Weer die angst. Maar, we kunnen toch samen proberen om het tot iets goeds te brengen. Om weer muziek te maken? Probeert hij hopeloos.
Ik weet dat het toch niet zou lukken, en hij weet dat ook al te goed. Maar het is duidelijk dat hij niet in zijn eentje over wilt blijven. Mijn plan staat vast Tom. Wat jij doet maakt me niet uit, maar ik ga. Zeg ik, en ik draai me om. Wacht! Roept hij. Hij kijkt me recht aan. Of we gaan allebei, of we gaan allebei niet. Maar niet de een wel en de ander niet.
Hij gaat naast me op de rand staan. Ik weet al waar ik dit van ken, het is uit mijn droom. Of misschien wel onze droom.
Beneden zie ik iemand lopen.
Je moet wel weten dat jij echt alles voor me was. Zeg ik tegen Tom. We blijven voor altijd samen. En jij bent nog steeds alles voor mij. Zegt hij.
Hij kijkt weer voor zich. De persoon die ik daarnet zag is weg. Samen kijken we uit over de hele stad, de stad die straks niet meer voor ons bestaat.
Samen tellen we tot drie en zetten ons af.
Voor de laatste keer pak ik Toms hand. En hij pakt de mijne.
Dan word alles zwart.
Als ik wakker word zie ik Tom naast me. Hij wordt ook wakker. Is het mislukt? Vraag ik.
Ik kijk om me heen. De donkere steeg heeft plaats gemaakt voor iets heel lichts. Ik weet niet waar we zijn. Maar in ieder geval niet meer op of naast het gebouw.
Geen idee. Waar zijn we eigenlijk? Vraagt Tom. Ik weet het niet. Laten we maar eens gaan rondkijken, misschien dat we het dan weten. Zeg ik terwijl ik me langzaam weer herinner wat er is gebeurd.
We lopen wat rond. Dan horen we gehuil. We lopen richting het geluid.
We gaan door een of andere kamer en komen bij ons thuis uit. Daar zit onze moeder, huilend op de bank met het medaillon op haar schoot. Oh, Bill en Tom. Waarom zijn jullie gesprongen. Zegt ze huilend. Ik kijk Tom met grote ogen aan. Hij is ook verbaasd. Dus het is gelukt. Maar, waarom zitten we dan voor haar neus en ziet ze ons niet?
Mam, we houden nog steeds van je. Probeert Tom haar te troosten. Ze hoort je niet Tom. Het is raar om toe te geven. Maar we zijn dood. Wat! Scheiße, en dat had ik niet eens door? Roept hij.
We gaan weg uit de kamer, weg van de herinneringen die we achtergelaten hebben, en weg van onze moeder. We komen nog wel kijken, maar kunnen niets doen.
Voor altijd zullen we neerkijken op onze moeder, alleen weet zij het niet.
En zo leven wij tweeën voort, zonder dat iemand het weet.


Reacties:

Er zijn nog geen reacties op dit verhaal.