Hoofdcategorieën
Home » Tokio Hotel » The Eyes of a Stranger » Caught
The Eyes of a Stranger
Caught
Er was geen tijd meer voor antwoorden. Het geluid van een ruit dat werd ingeslagen, glas wat versplinterde op de betonnen vloer en een schreeuw, zorgde ervoor dat ik met schrik omkeek naar de deur. Het geschreeuw werd gelijk duidelijker.
"RAIN!" Mijn naam rolde zovaak achter elkaar, dat het vervormde naar 'ren!'.
Ik was met grote ogen naar de deur gesprint om die open te trekken. In de gang trof ik een verwilderde Jader met bij elkaar geraapte spullen in de hand. Heel even herkende ik opluchting in zijn donkere ogen wanneer hij mij zag, maar een oorverdovende knal blies dit vrijwel meteen omver. Ineen gedoken liet ik het over mij heen komen.
De wereld had haar voet hard op het gaspedaal getrapt. Alles om mij heen tolde. Het werd onmogelijk om te kunnen beseffen wat er gebeurde. Iemand trok aan mijn arm en duwde mij tegelijkertijd een kant op. Plukken haar dansten hysterisch voor mijn gezicht. Tijdens het flitsen van mijn ogen herkende ik mijn blote voeten die met moeite de ander bij wist te houden. Er was nog een paar; twee vuile sneakers die opdringerig achter mijn hielen aan zaten.
Een stem drong tot mij door, hij vloekte met een semi-bedwongen stem dicht bij mijn oor, nu pas voelde ik hoe vlakbij zijn lippen waren, hoe zijn opgefokte ademhaling warm tegen mijn wang streek.
Hitte nam mij over. De wereld was gestopt met spinnen. Mijn hoofd had ik opgetrokken om te weten wat het was, waar ik was. Vuur. Het klauterde de trap op, wrong zich tussen de balustrades door. Onheilspellend kwam het mijn kant op. Tree voor tree slokte ze alles op. Hoe dichter zij kwam, hoe meer ik mij niet meer wist te bewegen.
Mijn arm werd terug vastgegrepen, scheurde mij los van haar helse blik. Ik werd gedwongen traptrees te beklimmen met hoge snelheid. Een hoek sloegen we om, weer een trap, en nog een hoek om, de volgende trap. Zo belandden we op de hoogste verdieping.
Onwetend keek ik in zijn ogen, hij zweeg, duwde alleen maar kleding in mijn handen. Zonder wat te vragen trok ik het aan, het was van hem.
Ik had nog maar net de rits van zijn vest tot onder mijn kin getrokken, of hij had mijn hand alweer gevonden om mij verder mee te sleuren. Hij vond een nooddeur, trapte deze open en keek dan over de reling. Als een bang kuiken dat voor het eerst zijn nest ging verlaten, zette ik een stap naar buiten om te zien wat hij zag, of naar zocht. Ik vond niets, hij ook niet, het zorgde voor een kort glimlachje, zo zag ik toen hij zich naar mij toe keerde. Niet wetend wat te doen had ik zijn gezicht gespiegeld.
"Kom.." Hij bood zijn hand aan. Twijfelend bleef mijn blik hangen op zijn handpalm bedekt met eelt. Nu ik eindelijk tot rust kon komen werd automatisch mijn gedachte van mute gehaald.
Wat gebeurde er?
"Bitte." Jaders stem klonk niet meer zo stabiel al voorheen. Hij smeekte mij.
Met een hoofd vol mist keek ik hem wazig aan en vroeg wat ik mezelf al eerder had gevraagd: "Wat gebeurt er?"
"We hebben geen tijd meer!"
"Nee.." Hoofdschuddend zette ik een stap terug over de deurdrempel, terug naar het vuur die mijn naam siste. "Nee!" riep ik nu steevaster. Bill schoot door mijn hoofd. Hij was nog beneden. Geschokt wist ik mij om te draaien en rende terug naar het trappenhuis. Bij het openen van de deur zag ik hoe ver het vuur al was gekomen. Als kerstversiering wikkelde een vuurlijn zich om de houtenleuning, vrat alles op wat ze tegen kwam. Bill.
"Rain! Rain, komt terug!" De witblonde jongen was mij achterna gekomen, sneller dan ik had verwacht. Voordat ik mijn eerste stap nog kon zetten had hij mij bruut bij mijn capuchon gegrepen. Piepend bevond ik mij terug in zijn armen, hij droeg mij terug naar de nooddeur. Ik wilde hem laten weten dat ik het hier niet mee eens was. Wild spartelend met mijn benen werkte ik hem tegen. Maar hij was te sterk, zoals iedereen altijd was bij mij. Bij het merken van de buitenlucht gaf ik op. Tranen welde op terwijl ik naar de opening van de nooddeur keek, kon nog zien hoe rook de ruimte begon te vullen. Stijf kneep ik mijn ogen dicht, begroef mijn gezicht in Jaders nekholte. Nu moest hij gevoeld hebben dat ik huilde.
Met beide benen op vaste grond probeerde de jongen mij bij zinnen te krijgen. Er was zelfs een tik tegen mijn wang nodig.
"We moeten rennen.." Ik zag de ernst in mijn ogen. Verward staarde ik hem aan. Een kneep in mijn hand en het geluid van marcherende voetstappen deed me uit mijn trans komen.
Ze kwamen overal vandaan. Achter het brandende gebouw. Uit steegjes. Vanachter bomen. Als een getraind team voegde ze zich bijeen. Hun geweer rustte op hun rechter schouder, tikte met elke stap dreigend de lucht in. Ze waren verpakt in het zwart. Met elk een zwarte helm op met geblindeerd glas voor hun ogen, verborgen ze hun identiteit. Het enige wat hun verried, en wat voor mij een startsein was om angstzweet los te laten, waren de badges die gespeld waren ter hoogte van hun hart. De adelaars vleugels met daar tussen een zwanenhals en kop. Macht, kracht en vertrouwen. De handhaving van de regering.
Scheiße.
Met Jader als wandelende, al was het nu rennen, stadskaart, gaf ik mij over aan hem. Ik werd steegjes ingetrokken, moest over muurtjes en hekken klimmen, we deden er alles aan om ze af te schudden. Want beiden hadden we hetzelfde in ons achterhoofd: wanneer we gegrepen werden, zouden we nooit meer het daglicht terug zien.
Buitenadem werd ik tegen de muur gedrukt. Jader had zijn hand tegen mijn borstkast gelegd, als teken dat ik mij niet mocht verroeren. Alles in mij probeerde mijn ademhaling tot rust te brengen.
"Ze kwamen van deze kant!" klonk een mannenstem, waarna het geluid van een groep rennende mannen volgde. Dit was een teken voor Jader om voorzichtig het hoekje om te kijken. Wanneer hij terug mijn hand pakte, ging ik er vanuit dat de kust veilig was.
Trillend van angst had ik mij dicht tegen hem aangedrukt. Hij zette voorzichtige stappen en had zich wat kleiner gemaakt om minder op te vallen. Ik spiegelde zijn beweging, omdat mijn eigen brein sinds het brandincident in rook leek opgegaan te zijn. Normaal functioneren was niet meer zo normaal. Ik kon alleen maar schichtig om mij heen kijken, bang dat er net bij die hoek een mannetje stond met een vuurwapen. En met die gedachte in mijn hoofd werd ik misselijk van mijn tollende ogen die het liefst als kameleonsogen ieder zijn eigen kant kon opdraaien. Maar het allerliefst wilde ik net zoals dat beestje in elke omgeving kunnen aanpassen om in de muur te kunnen verdwijnen tot dat de kust echt veilig was.
"Daar zijn ze!"Verschrikt keek ik om, zag drietal mannen op ons af rennen met hun wapen gericht op ons lichaam. Instinctief versnelde ik mijn tempo, maar verloor zo gelijk de controle over mijn eigen voeten en struikelde over een losse veter. Met een harde klap belandde ik op de bestrating, en voelde gelijk mijn handpalmen brandden die de klap probeerde op te vangen.
"Rain!" Mijn hand was Jader ontglipt. Hij was zonder na te denken gelijk gestopt en had zich naar mij omgedraaid, gebaarde wild dat ik vlug moest opstaan. Maar mijn knie deed toch wel meer pijn dan dat ik had verwacht, wanneer mijn eerste poging van opstaan mislukte.
Hij was naar mij terug gerend, greep naar mijn mouw om mij omhoog te krijgen. Met wat gepiep belandde ik terug in zijn armen. Hij wilde zich terug draaien van waar hij vandaan kwam om te rennen, maar een loopmonding werd tussen zijn ogen gedrukt. Mijn hart stond stil.
Een leger van twintig man cirkelde om ons heen, allemaal hun vuurmond op ons gericht. Eén zette een stap naar voren en begon te praten: "In naam van de regering zullen wij jullie gevangen nemen. Door het meerderenmalen overtreden van de wet zal de regering geen genade hebben. Bij het proberen van vluchten worden jullie gelijk vogelvrij verklaard; iedereen zal het recht hebben jullie dood te maken, hier wordt niet voor geoordeeld hoe." Mijn onderlip begon te trillen.
Ruw werd ik bij mijn nek gegrepen en zag dit ook gebeuren bij Jader. Mijn smalle polsen werden vastgeketend, net zoals mijn enkels. Verstopt tussen de marcherende mannen met geweren, schuifelde wij mee.
Reacties:
Waar kwam die brand vandaan en hoe komt het dat de overheid precies weet wie ze zijn?
Oké, je hebt mijn hoofd weer vol vragen gestopt, maar goed het is het wachten waard.
x
Dat is ook een hele onverwachte wending! Maar nu weten we niet waar Bill is en waarom hij blind was enz...
Omygosh what's gonna happen now!! :o
those damn cliffhangers :p
en nee je kan helemaal niet spannend schrijven hoor. (sarcasm)
snel verder?
xx
omg ik wilde nog zeggen van. wanneer komt er een nieuwe deel stranger
maar mijn god dit was het zoo erg waard om te wachten
NIET TE GELOVEN
je suckt zowiezo niet met o.o spannend maken
want ik scheet serieus 7 kleuren strond van schrik!
damnit nu moet ik weer wachten!
snel meer!
die brand komt door de overheid ik weet het zeker!
maar,
Bill komt hun redden ik weet het zeker ^^
en ohwee als hij het niet doet *streng vingertje*
Stranger ROCKS!!!!!
<3333