Hoofdcategorieėn
Home » Tokio Hotel » Zoute Liefde (TC) » *23*
Zoute Liefde (TC)
*23*
De weg naar het ziekenhuis is een hel. Ik moet over de overblijfselen van huizen, langs dode lichamen en mensen die me hulpeloos aankijken. Mijn kleren zijn nog nat en ik heb het koud, ondanks het feit dat de zon schijnt. Van de zonnestralen krijg ik hoofdpijn, dus de helft van de tijd worstel ik me met dichtgeknepen ogen door het slagveld.
Wanneer ik eindelijk het grote witte gebouw vind, kan ik wel juichen van geluk, maar daar heb ik gewoonweg geen energie meer voor.
Ik strompel het gebouw binnen en weet niet waar ik eerst moet kijken. Overal wachten er gewonden op verzorging, ongeruste slachtoffers op nieuws, doden om gevonden te worden. Ik wurm me tussen de massa door en ga op de vrouw af die achter de balie zit.
“Wie zoekt u?”¯ vraagt ze meteen nadat ze een vrouw wegstuurde.
“Bill Kaulitz.”¯ Ze kijkt me niet aan.
Met elke letter die ze intikt word ik nerveuzer en mijn adem schokt in mijn keel als ik de ‘pling’ van de computer hoor.
“Er is niemand geïdentificeerd met die naam. U kan aan die muur de foto’s bekijken van de patiënten en doden die we nog niet hebben kunnen identificeren.”¯ Nog steeds heeft ze me niet aangekeken.
Met een zucht ga ik aan de kant voor een man die waarschijnlijk net hetzelfde als mij komt doen. Ik kijk naar de muur die vol foto’s hangt en met een bang hart ga ik er naartoe. Elke stap die ik zet lijkt te echoën in de hal en klinkt in mijn oren tien keer zo luid als hij werkelijk is.
Ik ga tussen twee vrouwen staan die een voor een de foto's huilend bekijken. Mijn blik glijdt over de eerste rij foto's en ik zie dat de vrouw aan mijn rechterkant op haar knieën zakt. Haar gezicht is verborgen in haar handen, maar haar tranen glijden tussen haar vingers door. Voorzichtig haalt ze haar hand weg en laat haar vingers over een van de foto's glijden.
“Nee, Aleksei.... Nee, dat kan niet, het mag niet!”¯ Ik kijk naar de jongen op de foto.
Een wonde die net gehecht is loopt over de zijkant van zijn hals, voor de rest mankeert de jongen op het eerste zicht niets. Maar de bleke kleur van zijn huid en de grijze tafel op dde achtergrond verraden dat hij dood is.
Ik slik en met een bang hart bekijk ik verder de foto's. Als ik bijna aan de laatste rij ben, stap ik op een van de foto's af. De jongen die op de foto staat heeft halflang zwart haar, net als Bill. Verschillende pleisters bedekken een groot deel van zijn gezicht, waardor hij bijna onherkenbaar is. Zou dit Bill zijn? Zou hij er echt zo erg aan toe zijn?
Ik buig naar de foto toe en ga op zoek naar het moedervlekje onder zijn lip dat me moet bevestigen dat hij het is. Wanneer ik het niet vind, bekijk ik het gezicht opnieuw. Nee, dit is Bill niet, daar ben ik zeker van. Maar waar is hij dan?
Teleurgesteld en wanhopig ga ik weer naar buiten. Ik laat me tegen de witte muur neerzakken. En verberg mijn gezicht in mijn armen die ik om mijn opgetrokken knieën heen heb geslagen.
Ik weet niet waar ik nu nog moet gaan zoeken. Ik heb bijna iedereen in de straten gezien, hij is niet in het ziekenhuis, noch bij de EHBO. Waar kan hij nog zijn?
Het besef van het feit dat de kans groot is dat ik hem kwijt ben, begint tot me door te dringen en mijn schouders schokken. Wat als ik hem echt nooit meer terug zie? Ookal ken ik hem pas enkele weken, ik ben echt stapelgek op hem. En, hoewel ik er vroeger nooit in geloofd heb, toch heb ik het gevoel dat hij de ware voor me is, of was.
Een traan rolt over mijn wang en als snel volgen er meer. Gewoon alle stress en emoties er even uit laten. Ik wil Bill niet kwijt zijn! We hebben zo leuke momenten gehad, en hij is de eerste bij wie ik me echt gelukkig voelde. Ik mag hem niet kwijt zijn!
Een koude windvlaag bezorgt me kippevel en haalt me uit mijn gedachten. Ik haal mijn gezicht uit mijn armen en zie dat de lucht donker begint te worden. Ik kan beter een slaapplaats gaan zoeken. Terug naar het hotel gaan, is geen oplossing, hoe zou ik daar wel moeten geraken? En zo gewoon in de buitenlucht slapen, lijkt me ook niet echt een goed idee. Ik duw me recht tegen de muur en voel meteen weer een pijnscheut in mijn schouder.
Met een brandende pijn in mijn schouder wandel ik weg van het ziekenhuis en sla de eerste beste straat in. Zoekend naar een plaats waar ik vannacht kan slapen, bekijk ik de restanten van elk gebouw. Overal liggen nog lichamen en alles staat op instorten. Misschien was ik beter in het ziekenhuis gebleven, ondanks de drukte.
Een zoveelste straat sla ik in. Opnieuw bekijk ik de restanten van de ingestortte huizen en het verbaast me dat er dat er hier aanzienlijk minder lijken liggen Ongeveer halverwege de straat vind ik een opening in het puin. Ik kijk naar binnen en zie in het duister twee lichamen liggen, maar de ruimte lijkt me veilig.
Ik ga naar binnen en zet me tegenover de lichamen tegen een plank neer. Het donker en de stilte doen me goed en ik zucht opgelucht. Toch is er geen volledige stilte. Zachte zuchtjes verraden dat een van de twee, of allebei, nog leeft. Ik bekijk ze even, voor zover dat mogelijk is in het donker.
Een jongen is een stuk kleiner, en dus waarschijnlijk ook een stuk jonger dan de andere. Beide hebben ze zwart haar, maar dat van de oudste is langer. De donkere kleur van zijn uid verraad dat de kleine jongen waarschijnlijk geen toerist is, in tegenstelling tot de andere. Zijn huid is lichter, zijn T-shirt is grotendeels vernield en zijn armen zijn versierd met verste sneeën en schrammen. Zijn gezicht licht in het volledige duister, maar zijn gelaatstrekken hebben veel weg van die van Bill.
De donkere plek op zijn T-shirt, waarvan ik eerst dacht dat het gewoon de print was, begint te groeien, wat verraad dat hij bloedt. Hij leeft dus nog en heeft hulp nodig.
Ik kruip naar hen toe, en als ik recht voor de jongen zit, kan ik een deel van een tattoo zien door de scheuren in het T-shirt, precies op dezelfde plaats als Bill.
Zou het? Zou het echt Bill zijn?
Met trillende vingers streel ik wat haar uit zijn slapende gezicht en ik haal opgelucht adem.
Het is Bill! Ik heb hem gevonden en hij leeft!
Zonder er aan te denken dat hij slaapt, neem ik hem vast en druk hem tegen me aan.
“God, Bill, ik ben zo blij dat ik je gevonden heb!”¯
“Tom?”¯ klink het zachtjes vanuit mijn hals. Ik laat hem los en kijk hem lachend aan. “Tom! Ik dacht ik je nooit meer zou zien!”¯
“Ik ook, ik dacht dat ik je kwijt was.”¯
Hij laat zijn vingers over mijn gezicht glijden, waarschijnlijk kan hij net zo min als mijn geloven dat we elkaar echt gevonden hebben. Zacht kus ik hem, en overtuig zo ons beide dat dit wel degelijk echt is. Ik laat mijn arm over zijn zij glijden en kom uiteindelijk bij een sneel in zijn heup die te klein is voor al het bloed dat op zijn T-shirt zit.
“Het is niet allemaal mijn bloed, het meeste is van hem.”¯ zegt hij als hij me naar zijn T-shirt ziet kijken.
Ik kijk naar de andere jongen en zie nu dat het dezelfde jongen is die mij naar het ziekenhuis gestuurt heeft.
“Hij is dood. Ineens begon hij bloed te hoesten, en twee minuten later was hij dood. Ik knik begrijpend.
“Je moet dat laten verzorgen.”¯ zeg ik doelend op de wonde op zijn zij.
Ik help hem recht en samen strompelen we naar de EHBO, dat ligt van hieruit het dichtste bij. Onderweg zeggen we niets, genieten enkel van elkaar aanwezigheid. Woorden kunnen op dit moment gewoon niet genoeg zeggen.
[reacties??]
Reacties:
YEAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAH!!!!!!!!!!!!!!!!!
AWESOME 8D
*geefthuntweeeendubbelesuperpletmetslagroomenaarbeien*
ze zijn weer saampjes ^^ <3
heeeeeeel snel verder jij!!
<333
IEEEEPPP!! *klapt in handen*
Bill leeft! Bill leeft!! *doet vreugde dansje*
Thank you for not killing him!
And that Tom found him!!
And that they are together now!
xxxxxx. <33
Snel verder!!!
OMG zoo zielig
en de ouders van bill moeten bill en tom wel gaan accepteren hoor
snel verder
Xx