Welkom op FanFic.nl

De Nederlandse website waar je fanfiction kunt lezen én schrijven.

Nu on-line: (0)

Home » Tokio Hotel » Wat moet ik nou? » Wat moet ik nou?

Wat moet ik nou?

14 jan 2009 - 10:28

5528

0

207



Wat moet ik nou?

Ik strijk zacht over de wonden van gisteren. Ik kon het niet laten, en ik weet het, het was dom. Maak ik kon het echt niet laten. Veel mensen zullen toch niet snappen wat ik bedoel. Ze denken alles beter te weten, maar dat doen ze niet. Ze proberen me te veranderen, en denken dat het ze lukt, maar het lukt ze niet.
Mijn zweetbandjes liggen naast me op bed. De laatste tijd heb ik meestal shirts met lange mouwen aan, of ik doe een jack aan. En als dat niet gaat, dan maar de bekende oplossing; zweetbandjes of van die brede leren armbanden.
Het begon een paar maanden geleden. Ik was echt ziedend, en moest me ergens op afreageren. Uiteindelijk ben ik dus mijn eigen slachtoffer geworden. Zo kan je het zeggen. Toen had ik heel soms dat ik mezelf ging snijden. Het was ook niet zo diep als nu. En nu, nu kan ik bijna niet meer zonder, de sneeën zijn gevaarlijk diep, en het wordt als maar erger.
Ik zit met mijn gedachten heel ergens anders en hoor niet dat er iemand mijn kamer binnenkomt. ‘Bill, kom je -’ begint Tom, maar hij stopt zijn zin. Nog steeds staar ik een beetje in het niks. Ik weet toch al lang dat ik gesnapt ben, en kan het toch niet meer terug draaien. ‘Bill, wat heb je jezelf aangedaan?’ Vraagt hij. Hij pakt mijn hand en draait mijn pols omhoog. Ik staar hem aan, maar geef hem geen antwoord. ‘Geef antwoord Bill. Je weet dat ik er niet tegen kan als je zo doet.’ Zegt hij lichtelijk geïrriteerd. Ik zucht. ‘Wat wil je dan als antwoord? Sorry dat ik mezelf dood laat bloeden, ik zal het nooit meer doen?’ Zeg ik. ‘Nee, weet ik veel. Maar dit… Waarom doe je dat nou? Je schiet er toch niets mee op?’ Zegt hij. Hij moest eens weten. ‘Waarom ik het doe? Doe eens een gokje. Het zal vast niet voor de lol zijn. En nee, ik schiet er niets mee op, maar voor de trein springen helpt ook niet.’ Zeg ik boos. ‘Wat is er dan dat je er zo erg mee zit dat je dit doet?’ Vraagt hij op een rustige toon. ‘Van alles, maar vooral de druk die al een hele tijd op mijn schouders ligt.’ Zeg ik zacht. Een pijnlijke stilte tussen ons. Wat gaat hij nu doen? Waar denkt hij nu aan? ‘Wil je hulp? Wil je het tegen de anderen zeggen? Of houd je alles geheim?’ Vraagt Tom uiteindelijk. ‘Het blijft geheim. Verder gaat het niemand aan.’ Zeg ik. ‘Oké, maar hoe wil je er dan vanaf komen?’ Vraagt Tom. Ik haal mijn schouders op. Ik kom er vanzelf wel achter hoe het loopt. Tom geeft het op en gaat weg. Gelukkig maar, ik vind het niks om hier met een ander over te praten, ook al is het Tom. Ik bedoel, het is geen gemakkelijk onderwerp ofzo. Tom sluit de deur achter zich. Ik hoor hem niet van de trap af gaan, en hij gaat ook zijn kamer niet in. Dat betekent dus dat hij nog voor de deur staat. Dus, als ik nu iets doe, dan kan hij elk moment binnenkomen. Stil loop ik naar de deur en doe hem open. Tom zit naast de deur tegen de muur aan. ‘Wat doe je?’ Vraag ik. Hij kijkt omhoog. ‘Gebruik je fantasie maar.’ Zegt hij. ‘Mijn fantasie? Oké, als je dat zo graag wilt. Dan zou ik het even op jouw manier bekijken. Je zit hier te wachten tot er een meisje langs komt wandelen die wel even met jou het bed in wilt duiken.’ Zeg ik. Tom krijgt een glimlach op zijn gezicht. ‘En waar zou dat meisje dan vandaan moeten komen?’ Zegt hij. ‘Weet ik veel, uit de lucht gevallen ofzo?’ Tom lacht. ‘Maar waarom zit je daar nou Toms?’ Vraag ik nog eens. ‘Omdat…Dat weet ik eigenlijk niet. Maar weet je dat de grond best lekker zit?’ Vraagt hij. ‘Ja, dat weet ik.’ Zeg ik lachend. ‘Aha. Nou, dat heb ik zojuist dus ook ontdekt.’ Zegt hij. Eigenlijk is dit best irritant, hij probeert onder mijn vraag uit te komen door er een geintje van te maken. Ik laat hem maar en ga mijn kamer weer in. Ik heb geen zin in verder gedoe met hem.
Ik kleed me om en ga in bed liggen. Al snel val ik in slaap.

Tom’s pov:
Ik hoor Bill nog even heen en weer lopen in zijn kamer en dan is het stil. Raar, hij gaat toch niet slapen? Ik kijk op de klok. Het is nog niet zo laat. Nouja, als hij dat zo graag wilt, alles beter dan dat hij weer zichzelf gaat snijden. Nouja, bijna alles is beter.
Maar ik heb geen idee waarom hij het doet. Ik heb hem gisteren al betrapt, alleen dat weet hij zelf niet. Hij zat in zijn kamer, op zijn bed. De tranen stroomde over zijn wangen. Hij had zijn deur op een kiertje laten staan, en ik hoorde gesnik. Dus wilde ik weten wat er aan de hand was met mijn broertje. Toen ik hem zag zitten wist ik niet wat ik moest doen. Hij had net een nieuwe snee gemaakt en keek toe hoe het bloed uit zijn pols stroomde. Ik durfde er eigenlijk niets van te zeggen. Maar vandaag wel, misschien is het ook wel beter als hij weet dat ik zijn geheim ken.
Ik ga ook maar naar bed, ik houd het toch niet lang meer vol hier op de grond.
’s Nachts word ik wakker. In de kamer naast me hoor ik dat Bill onrustig slaapt. Hij praat een beetje, nouja, praten…meer onduidelijk brabbelen. En aan het geluid te horen ligt hij heen en weer te woelen. Ik stap uit bed en ga naar hem toe. Hij slaapt nog wel. Ik trek zijn deken weer over hem heen en ga naast zijn bed zitten. ‘Rustig maar Bill, er is niets aan de hand hier.’ Zeg ik zacht. Hij brabbelt zoiets als oké en stopt zijn gezicht diep weg in zijn kussen. Dat schijnt hem niet te bevallen, want al snel ligt hij op zijn zij. Ik blijf bij hem zitten en wrijf over zijn hand. Na een tijdje doorbrabbelen slaapt hij echt diep. Mijn ogen worden na een tijdje zwaar, en ik val ook in slaap.
Wanneer ik die ochtend waker word kijk ik recht in de slaperige ogen van Bill. ‘Goede morgen.’ Zeg ik zacht. Hij glimlacht. Dan pas heb ik door dat ik nog steeds zijn hand vast heb. Ik laat maar los. Bill schuift wat opzij. ‘Kom maar. Dat is een stuk lekkerder dan op de grond.’ Zegt hij. Ik kom naast hem liggen. We liggen dicht tegen elkaar aan, dat moet wel, want het kan niet anders in een éénpersoonsbed.
Ik voel dat Bill met zijn vingers op zoek is naar mijn hand. Ik pak hem weer vast.
Na een hele tijd valt Bill weer in slaap. Met mijn vrije hand haal ik voorzichtig zijn haar uit zijn gezicht. ‘Zo, nu zie ik je gezicht weer.’ Zeg ik zacht tegen mijn slapende broertje.
Ik val maar niet in slaap, dus ik ga maar naar beneden. Bill laat ik nog slapen, die ligt er zo lief bij. Zacht sluit ik de deur achter me.

Bill’s pov:
Als ik weer wakker word is Tom verdwenen. Hij lag vanmorgen toch naast me? Ik weet het zeker. Beneden hoor ik gerommel. Dat zal Tom wel zijn.
Die middag ga ik verder aan de songteksten. Het komt maar niet.
Ik weet niets, en het moet snel af zijn. Mar ik wil ook geen nummers die bagger zijn.
Ik loop me er steeds meer over op te winden. Uiteindelijk trek ik boos de bureaula open en haal daar een schaar uit.
Mijn zweetbandjes belanden ergens op mijn bed.
Gisteren heb ik me niet gesneden, want toen ik wilde kwam Tom binnen.
Ik zet de punt van de schaar tegen mijn vel. Ik druk het er diep in en trek het naar me toe. Al snel loopt het bloed over mijn arm. Mijn andere pols ondergaat hetzelfde lot, en ook die ziet al snel rood van het bloed.
Dan komt Tom binnen. Als hij ziet wat ik doe trekt Tom wit weg. Snel gaat hij naar de badkamer en komt terug met 2 natte washandjes. Hij trekt snel de schaar uit mijn handen en gooit hem op een voor mij onbereikbare plaats. Als ik wil opstaan, trekt hij me terug. ‘Au! Tom, dat doet pijn!’ Roep ik als hij precies op de wond pakt. ‘Je hebt er zelf voor gezorgd. En nu zitten.’ Zegt hij. Ik doe het maar voordat hij me nog eens op de wond vastpakt.
Hij legt de washandjes om mijn polsen. Het prikt wel even, maar dat maakt me nog weinig uit. ‘Bill, je moet hier echt mee kappen.’ Zegt Tom. ‘Hoe wil je dat ik dat doe? Ik weet niet of je het door hebt, maar dit is een verslaving, ik kí n er niet zomaar mee ophouden.’ Zeg ik. ‘Ga maar alvast naar beneden.’ Zegt Tom. Het is een rustige toon, maar het heeft ook iets…commanderends? Dreigends? Ik weet het niet. Ik ga maar mijn kamer uit.

Tom’s pov:
Bill gaat zijn kamer uit. Mooi zo.
Dan is het nu tijd voor een “schoonmaak”ť. Ik haal de scherpe voorwerpen van Bill’s kamer af. Anders komt hij te veel in de verleiding om dit te doen. Ik gooi de spullen niet weg. Hij krijgt ze wel weer terug als hij van het snijden af is. Tot die tijd bewaar ik het op mijn kamer.
Wanneer ik pas zeker weet dat ik niets ben vergeten verlaat ik zijn kamer.
Als ik beneden kom zit Bill verveelt op de bank. ‘Wat doe je?’ Vraag ik. ‘Tv kijken.’ Zegt hij kortaf. Hij is duidelijk niet zo blij dat ik hem net gestoord heb. ‘De tv staat uit.’ Zeg ik. ‘Ik kan toch naar de tv kijken zonder dat ‘ie aan staat?’ Zegt Bill. Ik moet lachen om zijn opmerking. Alsof het de normaalste zaak van de wereld is.’Ik ga zo maar even naar buiten.’ Zegt Bill. ‘Oké, zal ik mee gaan?’ Vraag ik. ‘Hoeft niet, ik wil even alleen zijn.’ Zegt hij en gaat naar boven. Ik weet wel waarvoor, maar hij al het niet vinden. Even later hoor ik de deur hard dicht slaan en Bill die boos van de trap af stampt. Hij smijt de voordeur achter zich dicht. En weg is hij. ‘Wat een gezellige boel hier.’ Zeg ik tegen mezelf.

Bill’s pov:
Verdomme! Tom heeft van alles mee genomen. Hij wist gewoon wat ik ging doen. Het is mijn keuze als ik mezelf snijd. Boos ga ik tegen een boom zitten. Maar hij wilde wel helpen. Hij moet met zijn klauwen van mijn spullen afblijven. Maar hij wilde goed doen, zorgen dat ik het niet nog eens deed.
Ik ben die tweestrijd zat! Ik sta weer op en loop verder. Bij het meertje blijf ik staan. Stilletjes rollen er tranen over mijn wangen. Ik voel in mijn broekzak. Shit, die heb ik niet bij me. Ik ga aan de kant zitten en trek mijn schoenen uit.
Met blote voeten zit ik in het water. Ik kijk naar mijn spiegelbeeld. ‘Wat moeten mensen nou met zo iemand als ik?’ Ik voel zacht een hand op mijn schouder, en in het spiegelbeeld verschijnt Tom naast me. ‘Ik wil je helpen. Het maakt niet uit hoe.’ Zegt hij. Ik kijk opzij, naar de echte Tom. ‘Maar…’ Begin ik, door de tranen kom ik niet veel verder. ‘Ik heb expres je schaar enzo weggehaald. Dat snap je toch wel. Ik wil gewoon niet dat jij hieraan ten onder gaat.’ Zegt hij. Met zijn duimen veegt hij voorzichtig de tranen weg. Ik omhels hem. Het ene moment kan ik Tom niet uitstaan, en het andere moment kan ik niet zonder hem.
Zacht huil ik bij hem uit, terwijl hij troostend over mijn rug wrijft.
Ik verzuip zowat tussen zijn kleren. Wacht eens…Verdrinken. Dan ben ik er maar gelijk vanaf. Daar heb ik verder niets voor nodig.

*De avond daarop*
‘Tom! Ik ga even weg!’ Roep ik naar boven. ‘Wacht even, ik kom mee.’ Zegt hij terwijl hij de trap af komt. ‘Dat hoeft niet, ik weet best hoe ik zelf moet lopen.’ Zeg ik. ‘De vorige keer dat je alleen zat -’ ‘Jaja, weet ik. Ik zat te janken ja. Maar nu niet. Ik ga. Doei, adios.’ Zeg ik en trek de deur achter me dicht.
Ik ga naar mijn eindbestemming; De zee.
Ik weet dat vroeg of laat Tom me alsnog gaat achtervolgen, maar ik laat me niet door hem tegenhouden. Ik ben er gewoon kapot van, en wil niet meer verder.
Na een tijdje hoor ik inderdaad dat Tom achter me aan is gekomen, maar het is toch al te laat.
Met kleren en al loop ik de zee in. Achter me hoor ik Tom schreeuwen. Het koude water stroomt mijn schoenen binnen. Steeds verder loop ik, en mijn kleren worden als maar zwaarder. Ik hoor dat Tom ook het water in is gekomen. Ik stap flink door, en al snel sta ik tot mijn schouders in het water. Tom is een heel stuk achter me, hij komt niet zo snel vooruit door zijn wijde kleding. Verder loop ik, ik kan amper mijn hoofd boven water houden. ‘Bill, wacht! Doe het niet!’ Hoor ik Tom roepen. Ik loop nog verder.

Tom’s pov:
Hij gaat het echt doen! Zo snel als ik kan ga ik naar Bill toe. Ik moet hem stoppen. Hij kan zijn hoofd al niet meer boven water houden, en dat betekend dat wanneer ik daar sta, dat ik dat ook niet kan. Ik zie hem langzaam onder water verdwijnen. Na een voor mijn gevoel veel te lange tijd ben ik eindelijk bij hem. Ik pak hem onder zijn armen en zorg dat zijn hoofd boven water blijft. Zo neem ik hem mee naar het droge. Daar leg ik hem op de grond. Ineens begint Bill heel erg water op te hoesten. Gelukkig maar. Ik help hem om rechtop te gaan zitten terwijl hij het zeewater uit zijn longen hoest.
Na een hele tijd is hij pas klaar en zit hij na te hijgen. ‘Bill! Waarom deed je dat?!’ Zeg ik geschrokken. Hij zegt niets en staart alleen vooruit. Hij kan nu of heel erg geschrokken zijn en van het hele zelfmoord idee af zijn, of hij is pissig op me omdat zijn plannetje nu is mislukt. Ik hoop dat het de eerste optie word, want ik wil mijn broertje echt niet kwijt. ‘Bill…Iemand thuis?’ Vraag ik. ‘Waarom moest je me nou uit het water halen?’ Zegt hij boos en verdrietig tegelijk. ‘Omdat ik je niet kwijt wil.’ Zeg ik. ‘Ik wil wat anders kwijt. Maar dat gaat niet als jij me opvist.’ Zegt hij boos. Eigenwijs…Daar komt hij niet ver mee als hij zo doorgaat. ‘Kom, we gaan naar huis. Als je hier zo blijft zitten word je ziek.’ Zeg ik. ‘Interesseert me niet.’ Zegt hij. ‘Kom nou gewoon mee.’ Zeg ik. Ik trek hem overeind en neem hem mee naar huis.
Als we weer thuis zijn pak ik een handdoek en geef die aan Bill. ‘Doe even schone kleren aan. Dat zit ook een stuk lekkerder.’ Zeg ik. Moet ik nou echt alles voor hem voorkauwen? Hij zegt geen woord en gaat naar boven.

Bill’s pov:
Ik was er bijna. Bijna was ik er geweest. Maar Tom vond het weer nodig om me uit het water te halen. Ik weet wel dat hij het deed omdat hij de band tussen ons niet wilt verbreken. Maar ik wil gewoon niet meer verder en daarmee wil ik hem niet opzadelen.
Tom geeft me een handdoek en ik ga naar boven. In de badkamer kleed ik me om. Waarom maakt hij het nou zo moeilijk voor me. Aan de ene kant wil ik weg van hier, en aan de andere kant kan ik niet zonder mijn broertje. En waar heeft hij nou die spullen gelaten? Waarschijnlijk ergens waar ik niet bij kan komen. Zijn kamer? Die doet hij de laatste tijd telkens op slot, en normaal gesproken doet hij dat niet. Maar hoe kom ik daar nou in? Dan zou ik eerst die sleutel moeten krijgen. Wat loop ik nou moeilijk te doen, ik kan toch een nieuwe kopen?
Ik ga maar weer naar beneden. Daar zit Tom op de bank. ‘Weer lekker schoon?’ Zegt hij. ‘Jup.’ Zeg ik kortaf. ‘Weet je, ik ga maar naar bed, ik heb hier toch niets meer te doen.’ Zeg ik en ga naar boven. ‘Oké, truste.’ Zegt Tom.
Ik ga niet in bed liggen. Ik zet mijn raam wijd open en kijk naar buiten. Even mijn fantasie gebruiken, wat kan ik verder nog doen? Sommige mensen slikken een overdosis met pillen. Het werkt snel, heeft effect, je bent er zo vanaf, klinkt toch goed? Of… Van een gebouw donderen. Duurt iets langer, heeft niet altijd effect, maar als het goed gaat dan ben je echt morsdood. Klinkt iets minder, maar kan ik altijd nog open houden. Het verdrinken is voor mij al afgevallen, dat heeft toch geen nut als Tom achter me aankomt. Hetzelfde geldt voor het snijden, dat gaat niet meer. En gezien hij me niet meer alleen weg laat gaan, kan ik ook geen nieuwe schaar kopen. Voor de trein springen? Misschien komt Tom me dan weer achterna, en eer dat er een trein komt duurt het wel even. Shit. Jezelf ophangen vind ik zo ranzig, en het is zo’n gedoe. Daar heb ik dus echt geen zin in. Uithongeren…Dat duurt alleen wat langer. Hoe lang kan een mens ook alweer zonder eten en drinken? Ik geloof zo’n 2 weken zonder drinken, en een maandje zonder eten? Zoiets zal het wel zijn. Wat ben ik dan verwend. Ik krijg al honger als ik 1 dag niets eet. Het duurt wel lang, maar ik kan het onthouden. Sommige jagen een kogel door hun kop… Hmm.. Maar je komt niet aan zo’n ding. Weet je, ik houd het voorlopig nog op de pillen en niets eten. Eens kijken of dat werkt. Eerst maar even slapen.
De volgende ochtend word ik wakker gemaakt door Tom. ‘Hoi Bill, kom je zo eten?’ Vraagt hij. ‘Ik heb geen honger.’ Zeg ik terwijl ik in mijn ogen wrijf. ‘Ben je ziek ofzo? Maar oké. Zeker weten?’ Vraagt hij. ‘Honderd procent.’ Zeg ik. Tom haalt zijn schouders op. ‘Maar kom je wel zo naar beneden?’ Vraagt hij. ‘Ja hoor, ik kom er zo aan.’ Zeg ik. Tom gaat weer weg. Ik ga me omkleden. Als ik beneden kom is Tom aan het ontbijten. Ik ga voor hem zitten. ‘Je bent echt gek dat je niets wilt, het is vers brood.’ Zegt hij. ‘Maakt niet uit, ik heb echt geen trek.’ Zeg ik nog eens. ’s Middags eet ik weer niets. Tom vindt het maar raar, en vraagt wel honderd keer of ik het echt zeker weet.

Tom’s pov:
Ik snap niet waarom Bill niets hoeft. Normaal gesproken heeft hij wel trek ik van alles en nog wat. En hij heeft vandaag nog niets gedronken. Maar ik krijg hem wel aan het eten. Vanavond maak ik pasta met mijn speciale saus. Daar kan hij niet tegenop.
Ik ga alles in huis halen voor het avondeten. Bill zit tv te kijken. Ik besluit om wel een beetje op te schieten, stel dat hij wat uitvreet, dan heb ik nog kans dat ik op tijd terug ben. In de supermarkt staat een lange rij. Dat zal je net zien als je haast hebt.
Als ik weer thuis kom zit Bill nog steeds tv te kijken. Niets aan de hand dus. Ik ga maar beginnen met het eten. En al snel begint het heerlijk te ruiken.

Bill’s pov:
Ik rammel. Pff… Hoe ga ik dit 2 maanden volhouden? Als ik de lucht uit de keuken ruik weet ik al dat het niet lang meer duurt voordat ik wel moet eten. Tom weet dat ik niet van de pasta met zijn saus af kan blijven. Na een tijdje komt Tom naast me zitten. ‘Heb je al trek in het eten?’ Vraagt hij. Oh… dit is zo gemeen. Natuurlijk! Ik heb niets gegeten vandaag. ‘Een beetje.’ Zeg ik. Tom krijgt een glimlach op zijn gezicht en slaat een arm om mijn schouder. ‘Dat moet ook wel, want ik weet dat jij dit super lekker vind.’ Zegt hij lachend. Ik zeg maar niets. ‘Wat wil je er zo bij drinken?’ Vraag Tom, om het gesprek gaande te houden. ‘Doe maar water.’ Zeg ik. ‘Water? Oké, als jij dat wilt.’ Zegt hij en staat weer op. Shit, nu moet ik wel…Ik ga dus echt geen vinger in mijn keel steken om alles er weer uit te kotsen. Dan worden het maar de pillen. Tom breekt in in mijn gedachten door me te roepen voor het avondeten, en zoals gewoonlijk vind ik het super lekker. We hebben ook nog schepijs. Het is echt heerlijk. Daarna zit ik echt bomvol. ‘Dat krijg je ervan als je de hele dag niets eet.’ Zegt Tom. ‘Ik had gewoon geen honger.’ Zeg ik nog eens. ‘En waarom schrok je nu alles naar binnen?’ Zegt hij. ‘Omdat ik nu wel honger had. Maar nu niet meer…Ik zit echt vol, je krijgt geen hap meer naar binnen bij mij.’ Zeg ik lachend. We gaan afruimen en al snel staat alles weer op zijn plek.
Ik ga naar boven en neem een flesje water mee. Het is dan misschien niet gelukt om niets meer te eten, maar die pillen is zo gebeurt. Ik moet alleen nog even verzinnen hoe ik ze krijg terwijl Tom beneden zit. Hij heeft het vast wel door als ik het hele kastje plunder.
Ik ga weer naar beneden. Tom zit tv te kijken. Ik loop langs hem. ‘Hoi Bill, lang niet gezien he.’ Zegt hij sarcastisch. Ik heb namelijk alleen mijn flesje boven gezet. ‘Echt wel. Eeuwigheid niet gezien.’ Zeg ik. Snel loop ik door naar het kastje waar alle medicijnen staan. ‘Wat zoek je?’ Vraagt Tom. ‘Ik heb koppijn. Dus ik zoek iets wat helpt.’ Zeg ik terwijl ik op alle verpakkingen kijk. ‘Oké, dan kan je deze het beste gebruiken.’ Zegt Tom terwijl hij me een doosje geeft. Daar mag je maximaal 2 stuks per dag van innemen. ‘Dank je.’ Zeg ik. Ik haal er een hele strip uit. ‘Ik leg er een paar op mijn bureau voor als het niet helpt.’ Zeg ik, en ga weer naar boven. Dit is vast niet genoeg, ik zou vanavond nog eens terug moeten.
Na een paar uur ga ik weer naar beneden. Tom ligt te pitten op de bank, terwijl de tv nog aanstaat. Slim. Het komt wel mooi uit nu. Ik haal allerlei doosjes uit het kastje en zoek diegene uit die je juist niet in combinatie mag nemen. Daarvan neem ik er een hele zooi mee naar boven. Tom heeft niets gemerkt. Eenmaal boven maak ik het open en doe er een paar op mijn hand. ‘Nou, daar gaan we dan.’ Zeg ik tegen mezelf. Iets houd me tegen. Snel berg ik alle doosjes op. En ik had gelijk; Tom staat voor mijn deur. ‘Wat is er?’ Vraag ik. ‘Ik wilde even weten of het weer gaat met je hoofdpijn.’ Zegt Tom. ‘Oh, ja. Het is wel een stuk beter zo.’ Zeg ik. ‘Oké.’ Zegt hij. ‘Lekker geslapen?’ Vraag ik. ‘Ik sliep niet.’ Zegt Tom snel. ‘Jawel, dat zag ik toch. Je lag op de bank met de tv aan en je ogen dicht.’ Zeg ik. ‘Ik lag héél diep na te denken.’ Zegt Tom. ‘Ja, natuurlijk. En je wilde alles visualiseren.’ Zeg ik. ‘Jij snapt het.’ Zegt hij, en gaat weer weg. Hij wilt gewoon niet toegeven dat hij een slaapkop is. Ik pak de pillen weer. Nu gaat het echt gebeuren. Ik stop de pillen in mijn mond. Gatver. Ik krijg die krengen niet doorgeslikt, dat is echt een gore smaak. Meteen spuug ik het uit in de prullenbak. Daarna drink ik gelijk mijn flesje water leeg. Dat was echt smerig. Ik vul mijn flesje nog eens. Als ik nou sneller ben dan Tom, en de trein werkt mee. Dan is het ook zo over. Kan toch? Alleen is mijn probleem dat Tom en ik ongeveer gelijk op gaan. Het valt te proberen.
Ik ga weer slapen. Nu rijden er toch geen treinen meer.
De volgende dag is Tom al druk in de weer met van alles en nog wat. Ik laat hem maar zijn gang gaan.
Tegen de middag ga ik weg. Tom heeft het iets te laat door waardoor ik een voorsprongetje heb. Zo snel mogelijk ga ik naar het station. Ik kijk snel op het bord hoe lang het nog duurt voordat de trein aankomt. Shit! Vertraging! Klote trein. Ik ren verder voordat Tom me inhaalt. Door allerlei gangen lopen we, mensen ergeren zich doordat we ze bijna omver lopen, en uiteindelijk komen we weer bij hetzelfde spoor terecht.
Dan gebeurt het. De trein komt aan, ik ren de benen uit mijn lijf. Maar dan pakt Tom mijn shirt, en de trein is weg. Nee… Niet weer. Daar gaat de trein. Zonder dat ik kon vluchten uit het leven. Weer een kans verknoeit. Tom trekt me tegen zich aan. ‘Bill, wat haal je nou allemaal in je hoofd. Het scheelde nog maar weinig.’ Zegt hij zacht. ‘Ja, het scheelde nog maar heel erg weinig.’ Zeg ik teleurgesteld. Hij is blij dat ik nog leef, ik niet. Ik was er bijna geweest, ik was zo dicht bij. En doordat ik net een fractie van een seconde te laat was is alles omver gegooid. We gaan naar huis. Daar ga ik gelijk door naar boven en draai mijn deur op slot. Ik doe mijn raam weer open en ga weer voor het raam zitten. De wind waait door mijn haren. ‘Wat moet ik nu doen?’ Vraag ik aan mezelf.
Ik weet het, als ik nou een tijdje gewoon niks doe, dan denkt Tom dat ik geen neigingen meer heb. En dan krijg ik mijn spullen terug. Handig. Maar hoe lang gaat dat duren? Ik moet het er ook niet meer over hebben. De tijd zal het leren.

Tom’s pov:
Het lijkt beter te gaan met Bill. Maar ik betwijfel of hij het niet gewoon speelt. We gaan samen op stap. Hij gedraagt zich niet anders dan normaal. Ik wacht nog heel even, maar ik vind het goed dat hij van het hele zelfmoord idee af is. Ik laat hem zijn gang gaan als hij alleen weg wil, en telkens komt hij gewoon heelhuids weer thuis. Misschien moet ik het dan toch terug geven, anders is het ook zo flauw.

Bill’s pov:
Als het niet opschiet verzin ik wel een andere manier. Hij laat me verdorie wel alleen weg gaan, maar hij vertrouwd me mijn eigen spullen niet toe? Dat is gemeen. Ook als ik gewoon een passer nodig heb moet ik eerst aan hem vragen of ik mijn eigen passer kan gebruiken. Dat schiet niet echt op.
Ik ga naar beneden. Misschien valt daar wat te beleven. Tom komt naar me toe. ‘Bill, sorry dat ik nog steeds je spullen heb. Maar ik wilde gewoon niet dat je iets uitspookte. En ik vind dat je ze weer terug moet krijgen. Ik heb je al lang genoeg laten wachten.’ Zegt Tom. Dat werd tijd. ‘Oké, bedankt voor de hulp.’ Zeg ik. Nou…Hulp? Hij heeft er inderdaad een paar keer voor gezorgd dat mijn plan mislukt is, maar dat maakt niet uit. Nu kan het gewoon bijna niet meer fout gaan. Ik heb het voor elkaar dat ik alles weer terug heb. Tom geeft het weer terug en ik berg alles netjes op. ‘Dan laat ik je nu maar weer met rust.’ Zegt Tom. ‘Wat is er met je?’ Vraag ik aan hem. Hij kijkt raar op. ‘Hoezo?’ Vraagt hij. ‘Ik weet niet, ben je verdrietig ofzo? Teleurgesteld?’ Vraag ik. ‘Nee, het idee gewoon dat mijn broertje zelfmoord wilde plegen ligt niet zo lekker.’ Zegt Tom. ‘Aha….Maar ik ben er nog.’ Zeg ik. ‘Ja, maar al 3 keer bijna niet meer.’ Zegt hij. Tja, daar heeft hij gelijk in. ‘Maar jij hebt me geholpen, en daar ben ik dankbaar voor.’ Zeg ik. Ik hoop zo dat hij niet merkt dat ik dit allemaal uit mijn duim zuig. Natuurlijk waardeer ik dat hij probeert te helpen, maar het helpt gewoon niet. ‘Ik weet wel dat je van het hele idee af bent gestapt, maar het voelt niet goed. Ik weet niet wat er aan de hand is. Maar trek het je maar niet aan.’ Zegt Tom. ‘Doe ik wel.’ Zeg ik. ‘Er is echt niets. Maak je maar geen zorgen.’ Zegt Tom. Wat doet hij raar. ‘Oké, maar je kunt het altijd zeggen. En ja, ik weet het. Ik heb het ook niet altijd gezegd, maar ik sta altijd voor je klaar.’ Dit meen ik. Hij knikt en gaat weg. Hij maakt het me wel moeilijk. Ik wacht nog even hoe het gaat met hem. Morgen zie ik wel verder. Ik wil niet dat hij mij gaat volgen als ik het doe.
De avond daarop gaat het weer goed met Tom. Ik denk dat het komt omdat ik niets heb gedaan. Maar nu wel. Ik pak mijn schaar. Het glimt dan niet zo mooi als een mes, maar het heeft hetzelfde effect, en daar gaat het me nu om. Diepe sneeën zet ik in mijn armen. Het bloed heel erg, maar dat maakt niet uit. Het voelt weer goed om dit te doen. Maar aan de andere kant voelt het ook slecht, omdat ik Tom’s hart ermee breek. Maar hij komt er niet achter. Hij weet van niets. Ik laat het nog even bloeden en dep het dan af. Ik doe mijn zweetbandjes om en Tom komt binnen. Hij breekt, dat zie ik in zijn ogen. Hij zegt niets, maar blijft staan. Misschien is dat nog wel het ergste. Misschien had ik liever gehad dat hij me verrot schold, boos op me was, me negeerde. Maar dit…Hij staat daar enkel in de deuropening. Hij lijkt weer tot zichzelf te komen. ‘Bill, je zou niet meer…Ik geloofde je…Waarom?’ Zegt hij. Ik ga naar hem toe, maar hij gaat naar achteren, tot hij uiteindelijk de muur bereikt heeft. Ik weet niets te zeggen. Ik heb zijn hart gebroken, ik heb gelogen tegen mijn eigen broer. Dit klinkt misschien nogal aanstellerig maar zo zien wij dat nou eenmaal. Ik ga weg hier. Ik heb hier niets meer te zoeken. Tom komt me achterna. Straten schieten voorbij, zonder op te letten ren ik wegen over. Maar er is niet een auto die me raakt. Ze stoppen ook voor Tom. Tranen stromen over mijn wangen. In een waas ren ik een gebouw binnen. Naar boven, ik moet naar boven. Dat is alles wat er door mijn hoofd galmt. Ik word moe. Deze poging gaat mislukken als ik zo door ga. Maar ik mag niet opgeven, ik moet doorzetten. Ik moet alles achter me laten, dus ook Tom. Op het dak ben ik uitgeput van het rennen. Welke gek zoekt dan ook zo’n hoog gebouw uit. Nouja, als ik naar beneden val, weet ik zeker dat ik het niet overleef. Tom is er ondertussen ook. Ik wil op de rand stappen, maar Tom trekt me daar weg. ‘Niet doen. Dat is niet nodig. Het is nergens voor nodig.’ Huilt hij zacht. Ik kan het niet geloven. Weer mislukt, dit kan ik niet zomaar voorbij laten gaan, dit is geen trein die wegrijd. Ik kan het nog eens proberen. Wanneer Tom’s greep niet meer zo strak is trek ik me los. Ik sta op de rand en wil me laten vallen, maar Tom geeft de hoop ook niet op. Hij laat me niet zomaar gaan en trekt me terug, deze keer neemt hij me mee naar beneden. ‘Tom, laat me, ik wil niet meer.’ Zeg ik driftig. Maar het helpt niets, hij blijft me stevig vasthouden en is ook niet van plan om me los te laten. ‘TOOOM! Laat me los!’ Schreeuw ik. Ik wurm me in alle bochten maar hij laat niet los. Hij is te sterk. Ik huil van woede en teleurstelling. ‘Laat me nou.’ Zeg ik zachter. ‘Nee, straks spring je echt en dan ben ik mijn broertje kwijt, de band gaat naar de klote, en mijn leven is kapot. Ik weet zeker dat wanneer de rollen omgekeerd waren, dat jij hetzelfde deed. Zegt hij.
Eenmaal thuis zet hij me op de bank. Ik tril gewoon omdat ik zo boos ben, maar ik houd me in. Tom heeft gelijk. Als hem iets overkomt, dan zou ik ook niet weten wat ik moet doen. Het heeft geen zin om te proberen zelfmoord te plegen. Hij zal me toch telkens tegen houden. Ik kan het beter gewoon met hem uitpraten. Dat zal waarschijnlijk het beste zijn… Ik weet het even niet. Ik sluit even mij ogen om na te denken. Als ik ze weer open staat Tom voor me. ‘Spijt?’ Zegt hij. Ik kijk naar de grond en knik. Hij gaat voor me zitten. ‘Gelukkig maar.’ Is het enige wat hij zegt. Ik kijk naar de donkere lucht buiten, naar de sterren. ‘Misschien is het zo wel beter ja.’ Zeg ik zacht.
Misschien…. En misschien ook niet…


Reacties:

Er zijn nog geen reacties op dit verhaal.