Hoofdcategorieën
Home » Tokio Hotel » Het gevolg van één domme actie » Het gevolg van één domme actie
Het gevolg van één domme actie
Het gevolg van één domme actie
‘Doe het niet Tom.’ Hoor ik Bill achter me zeggen. Hoe weet hij altijd waar ik ben? Nog een keer kijk ik om naar mijn broertje. Wanneer ik me voorover wil laten vallen pakt Bill me vast rond mijn middel en trekt me terug. ‘Het is niet nodig. Doe het nou niet.’ Zegt hij zacht. Ik houd het niet langer… Laat ik het anders zeggen, ik wil het niet langer. Niet op deze manier. Ik laat me op de grond zakken. Bill zit achter me en probeert me te troosten. Hoe meer hij me probeert te troosten, hoe meer tranen er komen. Ik kan het niet stoppen. ‘Het komt goed Tom. Je moet er alleen zelf in geloven.’ Zegt hij zacht. Hij strijkt over mijn hoofd. ‘Bill, dat gaat niet. Het gaat niet over. Ze dwingen me, daar kan ik niet tegenop.’ Zeg ik. ‘Dat kan je wel.’ Zegt Bill. ‘Bill, luister nou, als je me helpt loop je zelf ook gevaar.’ Zeg ik. ‘Maakt mij niets uit, ik doe er alles voor om mijn broer te helpen.’ Zegt hij. Hoewel het me normaal gerust zou moeten stellen, maakt dat idee me nu juist onrustiger. ‘Bill, je moet het niet doen. Het is niet nodig.’ Bijna dezelfde woorden als die hij daarnet tegen mij zei, maar met een heel andere betekenis. ‘Het is wel nodig. We gaan naar huis, en dan gaan we een oplossing zoeken om je te helpen.’ Zegt hij. Ik laat me maar meenemen door hem, hoe veel ik er ook tegenin breng, Bill blijft bij hetzelfde punt.
We lopen over straat. Schichtig kijk ik om me heen of er niemand achter ons aan komt. ‘Tom, doe eens rustig.’ Zegt Bill. ‘Kan niet, ze kunnen me elk moment achtervolgen.’ Zeg ik. Als ik voor me kijk zie ik in de verte een groepje mensen staan. ‘Bill, we gaan hierin.’ Zeg ik snel en trek hem een andere straat in. ‘Waarom? Dat is omlopen.’ Zegt hij. ‘Omdat ze daar staan. Ik wil daar absoluut niet langs, veel te gevaarlijk.’ Zeg ik. Ja, na die ene dag was ik een stuk voorzichtiger geworden.
Bill snapt er helemaal niets van en volgt me. We zijn bijna thuis, ik zie het huis al staan. Een zucht van opluchting verlaat mijn mond. ‘Kijk eens wie we daar hebben.’ Gelijk verstijf ik. ‘Wie is dat?’ Fluistert Bill in mijn oor. ‘Dat… Dat zijn ze. Zorg dat je thuis komt Bill. Snel.’ Fluister ik terug. Maar hij doet niet wat ik zeg. Een bende komt op ons af gelopen. Een van hen duwt me hard tegen een muur aan. ‘Wie heb je nou weer meegenomen? Moet hij je beschermen? Daar zou ik niet al te veel van verwachten.’ Zegt Alex. Hij is de enige die ik bij naam ken, dat komt doordat hij de leider van de hele zooi is. De rest ken ik niet. ‘Geef antwoord!’ Schreeuwt hij. Ik weet niet wat ik moet doen en kan alleen maar nee schudden. ‘Laat… Laat hem met rust… Wat mij betreft sla je mij het ziekenhuis in, maar laat hem met rust.’ Weet ik na een hele tijd uit te brengen. ‘Dat is aardig van je. Jammer alleen dat wij niet naar je luisteren.’ Zegt Alex. Ik hoop dat ze Bill niet zo veel pijn doen als wat ze met mij doen. Ik hoor een redelijk luide pijnkreet van Bill. Dat breekt mijn hart in duizenden stukken. ‘Laat hem met rust!’ Schreeuw ik. Maar ik kan niets doen doordat Alex me nog steeds tegen de muur duwt. Uiteindelijk laat hij los en geeft me een harde trap waardoor ik op de straat val. De pijn giert door mijn rug. De andere jongens komen ook gezellig een feestje bij me vieren, en al snel voel ik verschillende handen en voeten over mijn lichaam. Alles doet pijn, en ik hoor dat Bill hetzelfde ondergaat. Even houden ze op om van mijn leed te genieten, terwijl ze bij Bill nog doorgaan. Ik kruip naar Bill toe, want lopen gaat niet, en ga over hem heen hangen zodat ze mij raken in plaats van Bill. ‘Gaat het een beetje?’ Vraag ik tussen de trappen door. ‘Niet echt, ik vind het al erg genoeg om aan te moeten zien hoe ze jou verrot trappen.’ Zegt hij zacht. ‘Ik tel af, en dan zetten we het op een lopen.’ Zeg ik tegen hem. De bende om ons heen maken zo veel herrie dat ze me niet horen, maar Bill knikt als teken dat hij weet wat ik zei. ‘Drie… Twee… Een… rennen!’ Zeg ik. Samen rennen we onze benen uit onze lijf om van de bende af te komen. We gaan door allemaal smalle steegjes en straatjes. Alle kronkelweggetjes die er zijn gaan we in. Dit ren ik zo’n beetje elke dag, ik moet wel. Maar die gasten zijn zo dom om het niet door te hebben dat ik telkens dezelfde weg loop. Na een hele tijd hebben we ze afgeschud. We blijven rennen en belanden uiteindelijk weer thuis. Snel doe ik de deur open. Als we beiden binnen zijn doe ik de deur snel weer dicht en op slot. Ik laat me tegen een muur naar beneden zakken. Ik voel mijn hart in mijn keel kloppen, mijn hele lichaam doet pijn, en dan is Bill ook nog eens overal getrapt. Beter kon deze dag niet. En dat bedoel ik natuurlijk met heel veel sarcasme.
Bill gaat naast me zitten. Ik sluit hem op in mijn armen. Nu wil ik alleen even mijn broertje, en niemand anders. Ik moet zeker weten dat het niet fout is afgelopen, dat Bill echt naast me zit. En dat doet hij. Hij slaat zijn armen om mij heen. ‘Sorry Bill, ik wist niet dat ze daar stonden. Anders had ik een andere weg genomen.’ Zeg ik. ‘Maakt niet uit.’ Is het enige wat hij zegt. Meer hoeven we niet te zeggen, we weten genoeg.
Ik voel na een tijdje dat mijn t-shirt nat word. Als ik kijk wat er is zie ik dat Bill zacht zit te snikken. ‘Wat is er Bill?’ Vraag ik. ‘Dat ze je dit elke dag aan doen. Eén keer is al vervelend, maar elke dag. Ik begrijp nu nog beter waarom je liever niet alleen over straat ging.’ Zegt hij. Hier weet ik even niets op te zeggen. Het is ook heel erg vervelend, maar ik kan ze niet tegen houden. Het zijn er te veel voor mij.
Ik kijk naar de schade die we vandaag hebben opgelopen. Het valt nog mee op een paar blauwe plekken na is er niet veel ergs gebeurd. Er heeft wel iemand op mijn hand gestaan, dat deed nogal pijn, maar door de adrenaline voel ik daar niets van, nog niet. Straks denk ik wel. ‘Hebben ze je veel pijn gedaan?’ Vraag ik bezorgt aan Bill. ‘Ik weet zeker dat jij meer voelt dan ik. Jij hebt veel klappen voor me opgevangen.’ Zegt hij. ‘Ik ga even andere kleren aan doen.’ Zeg ik langzaam. Ik sta op en loop een beetje ongelukkig naar mijn kamer. Ik pak een andere broek en shirt. Als ik mijn shirt wil pakken komt Bill binnen. Ik sta net in een bloot bovenlijf, niet dat het me veel uitmaakt, maar er zitten nogal veel schrammen op mijn rug. Dat zal er vast niet zo mooi uit zien. ‘Tom, jij zegt dat het niks is. Wat ik zie is echt niet niks.’ Zegt Bill geschrokken. Snel trek ik mijn shirt aan. ‘Maak je er maar geen zorgen om.’ Zeg ik. ‘Doe ik wel. We moeten dit echt gaan aangeven bij de politie.’ Zegt hij. ‘Nee. Niet doen.’ Zeg ik geschrokken. ‘Waarom niet?’ Vraagt hij. ‘Weet je nog een paar weken geleden?’ Vraag ik. Bij de herinnering trekt hij een pijnlijk gezicht. ‘Ja.’ Zegt hij. ‘Toen wilde ik het ook gaan aangeven bij de politie.’ Zeg ik. Ze hadden toen een poging gedaan om me neer te steken, maar het was niet diep genoeg. Ik heb er een tijdje in het ziekenhuis voor moeten liggen omdat ik veel bloed was verloren. ‘Oh… Maar om nou je hele leven lang hun achter je aan te hebben is ook niet het beste wat er is.’ Zegt hij. ‘Ik weet ook niet goed wat ik met deze situatie moet.’ Zeg ik en ga op bed zitten. Hij komt naast me zitten en legt zijn hand op mijn rug. Ik trek een pijnlijk gezicht. Snel haalt hij zijn hand weg. ‘Kijk dan eens wat ze je aan doen. Ik kan niet eens normaal mijn hand op jouw rug leggen zonder dat het pijn doet.’ Zegt hij. ‘Hoe zou jij dan bij het politiebureau komen, zonder dat ze het te weten komen?’ Vraag ik. ‘Misschien met de auto.’ Zegt Bill. ‘Ze herkennen mijn auto.’ Zeg ik. ‘Of misschien kunnen Gustav en Georg ons brengen.’ Stelt hij voor. ‘Dat helemaal niet. Ik vind het al heel erg dat ze jou pijn gedaan hebben. Als Gustav en Georg ook nog in elkaar getrimd worden zou ik het mezelf helemaal niet meer vergeven. Dat doe ik nu al niet meer trouwens.’ Zeg ik. ‘Dan weet ik het ook niet. Gewoon heel erg doorlopen, en hopen dat ze er niet zijn.’ Zegt Bill. ‘Dat lijkt wel de enige optie.’ Zeg ik zacht. Langzaam krijg ik weer gevoel in mijn hand. Het doet vreselijk pijn, en ik moet mijn tanden op elkaar zetten om het niet uit te schreeuwen. Waarom gaat dan ook precies de grootste met zijn lompe poten op mijn hand staan. ‘Moeten we even naar de huisarts om hem ernaar te laten kijken?’ Vraagt Bill. Ik schud van nee. ‘Omdat ze je anders achtervolgen, is het niet?’ Vraagt hij. Ik knik. Mijn hand doet vreselijk pijn, misschien moet ik toch maar langs gaan. ‘Zeker weten?’ Vraagt hij. ‘Nee, het doet zo’n pijn, maar ze gaan ons zeker weten achtervolgen. Ik weet niet wat beter is.’ Zeg ik. ‘Als ik jou was zal ik dan toch maar gaan. Ik ga wel weer mee.’ Zegt Bill. Ik knik. Bill trekt snel een shirt aan met lange mouwen, en ik doe mijn vest aan. Anders gaan mensen er misschien iet achter zoeken dat we zo veel blauwe plekken hebben. ‘Kunnen we dan ergens lopen waar veel mensen zijn? Daar pakken ze ons waarschijnlijk niet.’ Zeg ik. Het is een hele omweg, maar dat maakt niet uit. ‘Oké.’ Zegt Bill. We gaan al hinkend op pad. ‘Misschien moeten ze gelijk naar je voet kijken, je loopt er niet zo lekker op.’ Zegt Bill. ‘Dan gaan ze er zeker wat achter zoeken.’ Zeg ik. Hij ondersteunt me, en zo gaan we weer verder. Als we voor het gebouw staan zeg ik: ‘We zijn in ieder geval heel hier gekomen, nu nog hopen dat we ze op de terugweg niet tegen het lijf lopen.’ Zeg ik. We gaan naar binnen en ik ben al snel aan de beurt. Bill gaat met me mee.
Het blijkt dat ik mijn hand zwaar gekneusd heb, en mijn voet heb ik overbelast. Maar dat van mijn voet zal wel snel over zijn, maar mijn hand kan een paar weken duren. Daar ben ik dan lekker mee. Mijn hand krijgt een verbandje om het wat steviger te maken. Bill krijgt instructies hoe hij mijn hand moet verbinden, ik mag het namelijk niet dag en nacht om houden. ‘Hoe is het eigenlijk zo gekomen?’ Vraagt de arts. ‘Dat kan ik u niet vertellen.’ Zeg ik. ‘Ik heb geheimhoudingsplicht, ik mag het er verder met niemand over hebben als jij dat niet wilt.’ Zegt hij. Ik kijk naar Bill. ‘Misschien is het beter om het te zeggen.’ Zegt hij. Ik staar een beetje ongemakkelijk naar de grond. ‘Oké dan. Misschien is het inderdaad beter om het te zeggen.’ Zeg ik en vertel hoe het een paar weken geleden begon, dat ik per ongelijk tegen die leider opbotste, hoe ik een paar weken later een mislukte poging deed om het aan te geven bij de politie, wat er vandaag is gebeurt. Het lucht wel op, en de arts lijkt het te begrijpen. ‘Maar ik weet nu dus niet of ik nou wel of niet ermee naar de politie moet.’ Zeg ik met een zacht stemmetje. ‘Het is beter om het wel te doen, maar ze maken het je wel moeilijk. Ik vind het al heel wat dat je me vertrouwd en dit allemaal verteld.’ Zegt hij. Ik knik. ‘Als je me nodig hebt, dan kan je bellen, ik kom wel naar jullie toe, want ik snap dat jullie niet over straat willen.’ Zegt hij en geeft ons een telefoonnummer waarmee we hem kunnen bereiken. ‘Bedankt.’ Zeg ik. ‘Lukt het om alleen naar huis te komen?’ Vraagt hij. ‘Ja, we lopen door de drukste straten.’ Zeg ik. ‘Heel slim. Veel succes en sterkte.’ Zegt hij. ‘Dank u.’ Zeggen we tegelijk. In het gebouw leun ik zo veel mogelijk op stangen die aan de wand zitten. Buiten ondersteunt Bill me weer. Het gaat best goed, en het voelt een stuk veiliger nu we door een van de drukste staten van Berlijn lopen. In de verte zie ik Alex lopen. ‘Bill, wat moeten we doen?’ Zeg ik angstig. Als hij ziet waar ik het over heb verstijft hij ook even, maar hersteld zich snel. ‘Daar, naar die mensenmassa, dan heb je kans dat hij ons niet ziet, en als hij ons wel ziet dan kan hij ons niets doen.’ Zegt hij. We gaan zo snel mogelijk de drukte in. Het valt niet mee om te lopen met een pijnlijke voet in zo’n drukte. Hij kijkt onze kant op. ‘Hij heeft ons gezien.’ Zeg ik bang. ‘Shit. Maar hij kan alsnog niets doen.’ Zegt Bill. Hij komt onze kant op. Met mijn goede hand knijp ik zachtjes in Bill’s hand. ‘Bill, ik ben bang voor wat er komen gaat.’ Zeg ik zacht. ‘Ik weet wat je bedoelt.’ Zegt hij. Nog even, en dan is hij hier. Wij blijven doorlopen. Het duurt niet lang voordat hij achter ons staat en me klem zet tegen een muur. Hij duwt hard tegen mijn gekneusde hand. Ik schreeuw het uit van de pijn, in de hoop dat iemand erop reageert. Hij geeft een harde stomp in mijn maag waardoor hij me de mond snoert. Ik klap dubbel. ‘Waar was je van plan om naartoe te gaan.’ Sist hij in mijn oor. Ik zeg niets. Hij trekt hard aan mijn dreads. ‘Kan je niet meer praten?’ Zegt hij. ‘Jawel.’ Zeg ik schor. Gezien hij in zijn eentje is kan hij maar één tegelijk van ons tweeën pakken. Ik zie dat Bill het alarmnummer wil bellen. Jammer genoeg ziet Alex dat ook, en draait Bill’s hand op zijn rug. Kreunend van de pijn komt hij voor me neer. Maar Alex vind het niet genoeg, hij draait Bill’s pols verder. Tranen rollen over zijn wangen, en Alex geniet ervan. Ik graai het mobieltje van de grond en ga verder waar Bill gebleven was. Ook dit heeft Alex al snel door. Hij trapt in mijn rug, daar hoeft hij niet lenig voor te zijn, want ik zat al op mijn knieën. Ik zie dat iemand in de menigte het mobieltje pakt. Nu maar hopen dat de persoon dat met een goede wil deed, anders zijn we er geweest. Alex blijft bezig met ons. De lopende menigte veranderd al snel in een kring toeschouwers, maar er is niemand die iets doet. Bill en ik hebben al een paar keer geprobeerd ons te verzetten, maar telkens was het tevergeefs. Nog een trap in mijn rug, gevaarlijk gekraak gaat door mijn lichaam, pijnscheuten volgen. Ik hoor op de achtergrond loeiende sirenes. Ik voel hoe Bill mijn hand probeert vast te pakken. Dan zak ik weg.
Als ik mijn ogen open ben ik in het ziekenhuis. Ik zit aan allerlei apparaten vast. Alles doet pijn, zelfs nu ik helemaal niets doe. Ik kijk in het bed naast me. Daar zie ik het bleke gezicht van mijn broertje. Het doet me pijn om hem zo te zien. Allebei zitten we aan een apparaat die onze hartslag opmeet. De piepen klinken gelijk met elkaar.
Als ik weer recht gelegd word merk ik pas dat er nog meer mensen zijn. Gustav, Georg, mam en een zuster. De zuster vertrekt weer en we zijn hier nu nog met zijn vijven, hoewel Bill niet reageert. Ik heb moeite om mijn ogen open te houden, ik ben heel erg moe. ‘Ga maar slapen, je hebt je rust nodig.’ Zegt mijn moeder. Ik knik. Ik sluit mijn ogen en val al snel weer in slaap.
Als ik een paar uur later weer wakker word zijn ze er nog steeds, alleen zitten ze nu op een andere plaats. ‘Kijk, ze zijn wakker.’ Zegt Gustav. Ik kijk naast me en zie dat Bill slaperig in zijn ogen wrijft. Mijn moeder wil hem omhelzen, maar Bill is haar voor. ‘Mam, doe maar niet, dat doet pijn.’ Zegt hij snel. ‘Oja, sorry.’ Zegt ze. Ze weet even niet zo goed wat ze moet doen. ‘Wat was er gebeurt?’ Vraagt Georg. ‘Ik weet het niet.’ Zeg ik. Ik denk diep na. Stukje bij beetje komt alles terug. ‘We liepen over straat want we kwamen net van de huisarts af. Toen zagen we hem…’ Zeg ik zacht. ‘Wie zagen jullie?’ Vraagt Gustav. ‘Alex… De leider van een bende hier in de buurt.’ Zeg ik. ‘We gingen in de menigte lopen, zodat hij ons niet zag, maar hij zag ons toch. En kwam naar ons toe.’ Vult Bill me aan. ‘Volgt hij jullie al lang?’ Vraagt mijn moeder. ‘Ja… Bij Bill nog niet zo lang, maar bij mij al een paar weken.’ Zeg ik. ‘Waarom hebben jullie hem niet aangegeven bij de politie?’ Vraagt ze. ‘Wel geprobeerd, maar ze hadden me door.’ Zeg ik. ‘Had dan gevraagd of wij konden helpen.’ Zegt Georg. ‘Dan pakken ze ons allemaal. Dat maakt hun niets uit.’ Zegt Bill. ‘We kunnen de politie hierheen laten komen, dan kunnen jullie gelijk aangifte doen, en jullie hoeven niet over straat.’ Zegt Gustav. ‘Dat is wel een goed idee.’ Zegt mijn moeder. ‘Hebben ze door.’ Zeg ik. ‘Laten we het gewoon proberen.’ Zegt Bill. Ik kijk hem aan. ‘Veel erger kan het toch niet worden. Hij heeft gelijk. Ik knik als teken dat ik het goed vind. Er komt een zuster binnen. Ze verlost ons van een paar apparaten, we vragen haar gelijk of ze de politie wil bellen. Ze knikt en gaat gelijk bellen. Niet veel later staan er twee agenten voor ons. We vertellen ze alles, en beschrijven Alex. De bende omschrijven we ook, voor zover dat gaat. Zo snel als ze gekomen zijn gaan de agenten ook weer weg. Als ze net weg zijn horen we op de gang rennende voetstappen en veel geschreeuw. Niet veel later staat hij in de deuropening. En in nog geen drie stappen staat hij voor mijn neus. Alex houdt een mes tegen mijn keel. ‘Jij hebt de politie ingeschakeld, nu krijg jij wat ik je beloofd had als je dat zou doen.’ Zegt hij. In een snelle beweging trekt Gustav het mes uit zijn hand. Ik kijk hem dankbaar aan. ‘Oké, wil je het zo? Kan ook, als ik je botbreuken kan bezorgen, kan ik je ook een pijnlijke dood bezorgen. Ik hoor hoe Bill zich lostrekt van de apparaten. Het kan hem duidelijk niets meer schelen of hij van alles gebroken of gekneusd heeft. Hij deelt een harde klap uit bij Alex. Even is hij van de wereld maar hij hersteld zich al veel te snel. Ik wil ook rechtop gaan zitten, maar mijn moeder duwt me voorzichtig terug. Dat doet al pijn, ze heeft gelijk. Maar wat moet Bill dan voelen, hij vangt de klappen nu. De agenten schieten hem te hulp en hebben hem al snel te pakken. Als Alex weg is lijkt Bill alles pas weer te voelen. Om ons niets te laten merken bijt hij op zijn onderlip. ‘Die zien we hopelijk niet meer terug.’ Zeg ik bezorgt.
Bill en ik moeten nog een paar dagen hier blijven. Maar het belangrijkste voor ons is, dat Alex gepakt is, en dat wij allebei nog leven.
Reacties:
Hoe durven ze
Bill en Tom aanvallen
Goed dat ze het verteld hebben
Wij winnen
Xx.
wooow
heftig!!
maar echt supermooi geschreve!!