Hoofdcategorieën
Home » Tokio Hotel » Zijn wij broers? » Zijn wij broers?
Zijn wij broers?
Zijn wij broers?
Bill’s pov:
Ik zit alleen op mijn kamer. En niet zonder reden. Ik ben weer eens naar boven gestuurd. Echt, ik haat het hier.
Toen ik ongeveer een maand oud was ben ik geadopteerd. Nu ben ik dus enigs kind in dit gezin. Dat is op zich niet zo erg, maar mijn adoptie ouders doen alsof ik lucht ben. Ik doe niets goed in hun ogen. Ik moet alle klusjes in huis doen terwijl zij constant op hun werk zitten of op hun luie reet zitten. En als ik ook maar één foutje maak zwaait er wat. Dat was vandaag dus gebeurt. Ik deed gewoon de afwas, toen kwam mijn pleegvader binnen en daar schrok ik van. Toen liet ik per ongeluk een glas op de grond vallen. Hij werd woedend, en sloeg keihard in mijn gezicht, en toen stuurde hij me naar boven. Zo ben ik dus hier beland. Ik woon hier dus zo’n beetje mijn hele leven al, maar ik voel me nog steeds niet op mijn gemak. Ik wil weten waar mijn echte thuis is, en of ik daar broers of zussen zou hebben. Het liefste zou ik daar zo snel mogelijk naartoe willen, alles is beter dan hier.
Voorzichtig druipt er een traan over mijn wang. Snel veeg ik hem weg, als mijn pleegouders dit zien vang ik nog meer klappen. Ik kan ze gewoon niet mijn gewone ouders noemen, zo voelt het niet.
Met een harde knal gooit mijn pleegvader de deur van mijn kamer open. Hij pakt me hardhandig beet aan mijn bovenarm. ‘Meekomen jij.’ Snauwt hij. Hij trekt me mee naar beneden. Als we daar zijn duwt hij me neer op de bank en gaat naast zijn vrouw tegenover mij zitten. Ik heb een rode afdruk waar zijn hand heeft gezeten, het doet behoorlijk pijn. ‘We weten dat je er niets over te zeggen hebt, maar we vinden dat jij het ook hoort te weten,’ Begint mijn pleegmoeder. Nou, dat is al een hele eer dat het niet boos gezegd word. ‘We gaan naar Hamburg verhuizen.’ Vervolgt ze. Mijn mond valt open. Naar Hamburg? Ik was net gewent aan het gepest hier op school, net had ik de draai een beetje te pakken, en dan gaan we verhuizen. ‘Oké.’ Is het enige wat ik zeg. Als ik er wat tegenin breng is het waarschijnlijk weer niet goed. ‘Niets meer?’ Vraagt mijn pleeg vader. Huh? Stelde hij nou net een vraag aan mij? Is er iets mis met hun? ‘Nee, ik vind het goed zo.’ Zeg ik. Er word me zowaar een keer vriendelijk verzocht om weer terug naar mijn kamer te gaan. Ik doe het maar gelijk, het gaat net goed zo, en dat wil ik graag zo houden. Ik krijg een paar dozen mee om mijn spullen in te doen. Niet dat ik veel spullen heb, maar ik doe maar wat me gevraagd word en begin met inpakken.
De volgende ochtend is het oude humeur weer terug. Ik word hard wakker geschud. ‘Bill, opstaan en aankleden nu. We gaan weg.’ Zegt mijn vader. ‘Ik kom eraan.’ Zeg ik. Als hij weg is wrijf ik over mijn hoofd, hij schudde me zo erg door elkaar dat ik nu hoofdpijn heb. Ik slof naar mijn kast en haal er wat kleren uit. Wat sneller ga ik naar de badkamer en kleed me om. Ik heb geen tijd om mijn haar goed te doen, dus laat ik het maar plat. Make-up laat ik ook maar even achterwegen. Daar heb ik allemaal veel te weinig tijd voor.
Snel ga ik naar beneden. ‘Bill, help even met het inladen.’ Zegt mijn vader commanderend. ‘Ik ben al onderweg.’ Zeg ik en ren naar de dozen om te helpen. Na de 5de doos heb ik last van mijn rug van alle zware spullen. Ik blijf even staan, maar dat had ik beter niet kunnen doen. Mijn vader pakt me hard beet op dezelfde plek als gisteren, waar trouwens een blauwe plek is ontstaan, en trekt me naar een van de volgende dozen. ‘Niet zo treuzelen. Door blijven gaan.’ Zegt hij streng. Ik weet zeker dat ik met mijn 5 dozen er al zeker 4 meer heb gedaan dan hij. Met pijn in mijn rug en armen ga ik weer verder.
Na een half uur ligt de hele zooi in de verhuiswagen en kunnen we eindelijk vertrekken. Ik zit achterin. Straks moet ik waarschijnlijk weer helpen met uitladen, en met dat vooruitzicht weet ik zeker dat ik op mijn 30ste met een kromme rug loop. Als we maar vaak genoeg verhuizen.
En ik had gelijk. Wanneer we er zijn word ik gelijk de auto uit gesleurd, ik heb zelf niet eens de kans om uit te stappen. En hup, ik sta weer achter zo’n rotdoos. Een van de verhuismannetjes ziet me ermee moeilijk doen. ‘Gaat het? Of moet ik even helpen?’ Vraagt hij. ‘Het gaat… Het gaat wel.’ Zeg ik moeilijk. ‘Ik zag je net ook al met die dingen slepen. Weet je zeker dat je geen hulp nodig hebt?’ Vraagt hij. ‘Ja, anders krijg ik straks weer op mijn donder.’ Flap ik eruit. ‘Oeps… Dat had ik niet moeten zeggen.’ Zeg ik snel. ‘Maakt niet uit, ik zal niets zeggen erover.’ Zegt hij. ‘Bedankt.’ Zeg ik opgelucht en ga weer verder. Eindelijk is alles binnen. Nu nog mijn eigen zooi boven krijgen. ‘In welke kamer moet ik mijn spullen zetten?’ Vraag ik. ‘Trap op, aan het einde van de gang.’ Zegt mijn pleegvader. ‘Oké.’ Zeg ik, en vertrek weer.
Na een paar minuten staat alles boven.
Zo, nu heb ik even tijd voor mezelf. Hmm… Ik kan nu wel even mijn haar en make-up doen. Zolang ik maar niet geroepen word. Ik ga snel naar de nieuwe badkamer en regel alles. Als ik net klaar ben word ik geroepen.
Beneden zie ik dat alles alweer klaar staat, wie zouden ze daarvoor ingehuurd hebben? Die heeft vast ook last van zijn rug. Nouja, ik hoefde het ten minste niet te doen. ‘Wat is er?’ Vraag ik. ‘Morgen begin je op je nieuwe school, dus bereid je maar vast voor door je tas vast in orde te maken en je rooster na te kijken.’ Zegt mijn vader. Ik doe wat hij zegt en ga weer naar boven. Op het bureau ligt inderdaad een papiertje met het rooster erop, die was me nog niet eens opgevallen. Ik kijk even wat voor vakken ik morgen heb en pak mijn tas vast in. Zo, dat is gedaan. Als ik nou vraag of ik de buurt mag verkennen dan ben ik hier weg, ik vind dat ik daar recht op heb, vandaag heb ik maar één ding fout gedaan. Ik ga naar beneden. ‘Pap, mag ik de buurt gaan verkennen?’ Vraag ik. ‘Vooruit, als je maar voor 5 uur thuis bent, anders zorg je maar zelf dat je eten te pakken krijgt.’ Zegt hij en geeft me de huissleutel. ‘Bedankt.’ Zeg ik en ren naar buiten. Voor de zekerheid kijk ik nog even hoe de straat heet en welk nummer het is. Dat moet ik maar onthouden voor als ik de weg moet vragen. Ik loop de straat uit. Hmm… Niet zo veel bijzonders hier. Er staat een frisse wind en ik stop mijn handen in mijn jaszakken. Ik let niet goed op en bots per ongeluk tegen iemand op. ‘Sorry.’ Zeg ik snel. ‘Maakt niet uit.’ Zegt een jongensstem. Als ik opkijk zie ik een jongen met wijde kleding en dreads. ‘Oké.’ Zeg ik. Ik ga weer verder, achter me hoor ik voetstappen. ‘Woon je hier net?’ Vraagt de, voor mij nog onbekende, jongen. Ik knik. ‘Oké, op nummer 9 zeker? Dat huis stond al een hele tijd vrij, en het viel me ineens op dat er een verhuiswagen voor stond.’ Zegt hij. Ik glimlach een beetje. ‘In ieder geval… Ik ben Tom je buurjongen, en jij bent?’ Vraagt hij. ‘Bill.’ Zeg ik. ‘Oké, zal ik je de buurt een beetje laten zien?’ Vraagt hij. ‘Is goed. Als ik maar voor 5 uur thuis ben.’ Zeg ik. ‘5 Uur al? Zo vroeg?’ Vraagt Tom. ‘Ja, mijn pleegouders zijn soms een beetje streng.’ Zeg ik met een fake-glimlach. ‘Aha. Oké, dan zullen we dat maar doen.’ Zegt hij en stelt geen verdere vragen.
We lopen samen door de buurt. Het voelt alsof ik Tom al heel lang ken, het voelt best vertrouwd. Normaal heb ik dat nooit. Sterker nog, in het begin vertrouw ik ze nooit. Daar hebben oude klasgenoten voor gezorgd door me constant te pesten en te treiteren. Maar Tom vertrouw ik. We praten samen en hij zorgt dat ik om 5 voor 5 weer thuis op de stoep sta. ‘Bedankt, tot morgen dan.’ Zeg ik. Ik heb net namelijk gehoord dat ik bij Tom in de klas zit. Als ik de deur van het slot doe zie ik dat mijn pleegmoeder in de keuken staat. ‘Dek jij de tafel even?’ Vraagt ze gelijk. ‘Even mijn jas uitdoen, dan kom ik eraan.’ Zeg ik snel. Ik hang mijn jas op en begin met de tafel te dekken.
Tom’s pov:
Ik weet niet hoe het kan, maar het lijkt alsof ik Bill al heel lang ken. Ik lig op mijn bed na te denken over wat er daarnet was gebeurt. Heb ik hem eerder gezien of gesproken? Hmm… Volgens mij niet. Mijn gedachte word verstoord door mijn moeder die roept dat ik moet komen eten. Het ruikt heerlijk. Snel ga ik naar beneden. ‘Lekker, pasta.’ Zeg ik terwijl het water me al in de mond loopt. Mijn moeder en ik schuiven aan. Toen ik 7 jaar was zijn mijn ouders gescheiden, de reden weet ik alleen niet. ‘Aanvallen.’ Zeg ik lachend. ‘Niet te snel, dat is niet goed voor je Tommy.’ Zegt ze lief. ‘Weet ik.’ Zeg ik net voordat ik een hap neem. Als ik vol zit zeg ik: ‘Dat was echt super lekker mam.’ Ze lacht. ‘Dank je.’ Zegt ze. Ik help met afwassen. Niet dat het persé moet, maar ik doe het gewoon om haar te helpen, ze moet al zo veel doen in het huishouden. ‘Was het gezellig buiten? Ik zag je met iemand anders lopen.’ Vraagt mijn moeder. ‘Ja, dat is onze nieuwe buurjongen, hij komt bij mij in de klas. Morgen is zijn eerste dag.’ Vertel ik. ‘Oké, gezellig. Dan heeft hij tenminste iemand die hij kent. Dat scheelt al heel veel.’ Zegt ze. ‘Dat is waar.’ Zeg ik. We maken er nog een gezellige avond van en ik ga vroeg naar bed.
De volgende ochtend gaat mijn wekker af. ‘Nou al… Ik lag net lekker te pitten.’ Zeg ik tegen mijn wekker. Ik sla het ding uit en ga me aankleden.
Als ik die ochtend op school kom zie ik Bill al staan voor zijn kluisje. Dat is toch Bill? Hij heeft nu alleen zijn haar omlaag. Ik weet het zeker, het is Bill. Hij lijkt zich niet echt op zijn gemak te voelen. Al snel zie ik waarom. Er staan een paar jongens allemaal dingen naar hem te roepen. Snel doet hij alles in zijn kluisje. Ik ga maar naar hem toe. ‘Trek je niets van hun aan, ze willen zo’n beetje iedereen het leven zuur maken.’ Zeg ik. Bill zucht. ‘Altijd moeten ze mij weer hebben. Ik word er echt gek van.’ Zegt hij en gooit zijn kluisje hard dicht. ‘In het begin zullen ze misschien pesten, maar dat waait vanzelf over. Dat had ik in het begin ook, alleen omdat ik er niet als een standaard persoon uitzie.’ Zeg ik. ‘Oké, dank je.’ Zegt hij. Ik ga naar mijn kluisje om daar mijn spullen te dumpen. Dan gaat de bel. ‘Waar is lokaal 148?’ Vraagt hij. ‘Loop maar met mij mee, we hebben toch hetzelfde rooster. Na een tijdje heb je wel onder de knie waar alles is.’ Zeg ik. Samen gaan we naar het lokaal. We hebben eerst les van onze mentor, hij geeft namelijk ook wiskunde. ‘Zoals jullie misschien al gemerkt hebben, hebben we een nieuwe leerling in de klas,’ Begint hij. ‘Oh nee, zeg alsjeblieft niet dat ik naar voren moet komen.’ Fluistert Bill zacht in zichzelf. Onze mentor kijkt zijn kant op. ‘Bill, wil je even naar voren komen en wat over jezelf vertellen?’ Vraagt hij. Even zie ik Bill’s gezicht betrekken, maar hij staat toch op. Wanneer hij voor de klas staat hoor ik van allerlei kanten gegrinnik, waarschijnlijk accepteren sommige mensen niet hoe hij eruit ziet. ‘Nou, ik ben Bill, en… ehm… Ik ben gisteren hierheen verhuisd…en…. Dat was het denk ik.’ Zegt hij. ‘Wil je niets vertellen over je broers of zussen ofzo die je hebt?’ Vraagt onze mentor. ‘Nou, ik weet niet of ik broers of zussen heb. Ik ben geadopteerd toen ik een maand was. In ieder geval ben ik wel enigs kind in het gezin waar ik nu bij woon. En eigenlijk wil ik het daar liever niet verder over hebben.’ Zegt hij. De laatste zin klinkt erg onzeker. ‘Oké, ga maar weer zitten, dan gaan we verder met de les.’ Zegt onze mentor. Bill gaat snel weer naast me zitten. Om ons heen word nog steeds een beetje gegniffeld. ‘Laat hem.’ Zeg ik geïrriteerd naar achteren. De volgende les gaat ongeveer hetzelfde, alleen hoeft Bill zich niet meer voor te stellen. In de pauze blijf ik maar bij Bill, ik vind het zo zielig dat hij anders niemand heeft. ‘Het loopt niet echt soepel hè.’ Zeg ik. Hij schudt van nee. ‘Kunnen we even naar buiten gaan?’ Vraagt hij. ‘Natuurlijk. Hoezo?’ Vraag ik. ‘Ik wil gewoon even niet dat die groep daar verderop me telkens staan na te roepen.’ Zegt hij. Ik begrijp hem wel en ga met hem naar buiten. Als we uit het zicht van de rest staan haalt Bill even diep adem. Ik weet zeker dat er meer met hem is. ‘Zit er iets dwars?’ Vraag ik. Hij haalt zijn schouders op en staart naar de neuzen van zijn schoenen. ‘Eigenlijk wel, maar ik wil jou er niet mee opzadelen. Het is mijn eigen probleem.’ Zegt hij. ‘Nee, nee, ik wil je best helpen hoor. Wat het ook is.’ Zeg ik. Hij zegt even niets. ‘Heeft het met de situatie bij jou thuis te maken?’ Vraag ik. Nog steeds zegt hij niets, maar ik zie zijn ogen glimmen. Hij knikt ja. ‘Weet je zeker dat je het niet kwijt wilt?’ Vraag ik nog eens. ‘In ieder geval niet hier.’ Zegt hij zacht. ‘Wil je vanmiddag dan met mij mee naar huis?’ Vraag ik. ‘Ik denk niet dat het mag.’ Zegt hij. Er rolt een traan over zijn wang. Ik veeg het voorzichtig weg. ‘Je kunt het op zijn minst vragen.’ Zeg ik. Hij knikt. Eindelijk kijkt hij weer omhoog. ‘Ik vind het echt fijn dat je het zo voor me opneemt.’ Zegt hij na een tijdje. Ik glimlach. ‘Het is een kleine moeite. Ik weet hoe vervelend het is.’ Zeg ik.
De uren kruipen traag voorbij. Na lang wachten gaat eindelijk de verlossende bel die verteld dat we klaar zijn voor vandaag. Bill belt naar huis om te vragen of hij vandaag met mij mee mag. Na een tijdje zie ik zijn gezicht een beetje betrekken en hij hangt op. ‘Mag het niet?’ Vraag ik. ‘Nee. Een andere keer zei hij.’ Zegt Bill. ‘Oké.’ Zeg ik. We stappen op onze fiets en gaan naar huis.
Bill’s pov:
Ik ren snel de tuin in. Ik hoop dat ik niet te laat ben. Maar helaas…Dat ben ik wel. Mijn pleegvader komt op me af en trekt me mee. ‘Au, dat doet pijn.’ Zeg ik jammerend. ‘Niet zo zeuren, jij hebt een hoop dingen te doen.’ Zegt hij en sleurt me mee naar binnen. Nog even kijk ik naar achteren, daar zie ik Tom staan. Misschien begrijpt hij nu waarom ik niet over mijn thuissituatie wil praten. Ik moet vandaag het hele huis schoon maken en opruimen. Dat gaat wel even duren. Ik zit op mijn knieën op de vloer van de keuken te dweilen. Het gaat niet snel genoeg naar de zin van mijn stiefvader, als waarschuwing krijg ik een schop in mijn rug. Ik bijt op mijn onderlip om niets te zeggen en ga wat sneller verder. Als de vloer helemaal schoon is ga ik naar de woonkamer om te stofzuigen, daarna volgt de gang. Ik hoor dat mijn pleeg moeder thuis komt met de boodschappen. Ik ga verder met schoonmaken. ‘Je moet de vloer van de keuken weer schoonmaken.’ Zegt mijn stiefvader streng. ‘Maar die heb ik net-’ Begin ik. ‘Oja? Je hebt een stuk overgeslagen. Naar de keuken jij!’ Tatert mijn stiefvader in mijn oor. Als ik daar aankom staan er allemaal modderige voetstappen op de grond. Dit doen ze expres om mij aan het werk te houden! Boos boen ik de vloer nog eens. Dan ga ik naar boven om daar alles op te ruimen. Pas als ik zeker weet dat er geen stof of iets dergelijks meer ligt ga ik weer naar beneden. ‘Nu pas klaar?’ Zegt mijn vader. ‘Sorry.’ Zeg ik zacht. ‘Niets sorry. Zorg maar zelf dat je vanavond te eten krijgt.’ Zegt hij boos. Vervolgens word ik weer naar boven gestuurd. Fijn. Ik kom het huis niet uit, en krijg niets te eten. Gezellig hoor.
Ik ga snel aan mijn huiswerk. Doordat het vandaag mijn eerste dag op school was heb ik niet zo veel huiswerk. Gelukkig maar. Ik zet mijn raam wagenwijd open en kijk naar buiten. In de kamer naast me staat het raam ook open. Ik hoor dat er iemand gitaar speelt. Het klinkt zo mooi. Waarschijnlijk is die persoon vrij om te gaan en staan waar hij of zij wil. Ik krijg een misselijk gevoel. Waarom ben ik dan ook in zo’n rotgezin beland. Zachte snikken verlaten mijn mond. Het gitaarspel houd op, en even later komt Tom’s hoofd uit het raam. ‘Bill? Gaat het met je?’ Vraagt hij bezorgt. Ik schud van nee. ‘Wat is er aan de hand?’ Vraagt hij. ‘Kan ik niet zeggen.’ Zeg ik. ‘Echt niet?’ Vraagt hij. ‘Dat zullen ze vast horen.’ Zeg ik. ‘Oh… Ik vind het echt vervelend voor je.’ Zegt Tom. ‘Trek je er maar niets van aan. Waarschijnlijk stel ik me gewoon weer aan.’ Zeg ik met een zucht. Tom weet even geen antwoord te geven. Ik hoor mijn pleegvader de trap op komen. ‘Moet gaan.’ Zeg ik en ga snel weer helemaal naar binnen, zo snel als ik kan veeg ik mijn tranen weg. Net op tijd, want mijn pleegvader staat in de deuropening. Hij kijkt me aan met een kwade blik. Waarschijnlijk heeft hij net onenigheid gehad met zijn vrouw, en komt hij dat nu op mij afreageren. Bang kruip ik in een hoekje van de kamer terwijl hij dreigend op me af komt. Ik kan niet meer verder, ik zit klem tegen de muur. Hij haalt hard uit tegen mijn hoofd. Ik kan een “au”ť niet onderdrukken. Daardoor volgt er een harde trap in mijn maag waardoor ik even moeilijk naar adem hap. Hij slaat en schopt me meerdere keren. Ik kan de pijnkreten niet onderdrukken, en dat is weer een nieuwe reden voor hem om verder te gaan. Het gaat tot bloedens toe.
Na een hele tijd houdt het pas op en zit in huilend ineengedoken in mijn kamer. Nog een laatste harde mep tegen mijn kaak volgt, dan stapt hij mijn kamer uit. Ik volg elke beweging die hij maakt, maar doe niets anders dan stilletjes huilen. Ik heb mijn armen om mijn middel geslagen, het doet zo’n pijn. Ik ren zo snel ik kan naar de wc en moet kotsen. Fijn zo’n pleegvader. Als ik klaar ben trek ik door en spoel ik mijn mond. Ik wrijf over de plek waar hij me net heeft geraakt op mijn kaak. ‘Aauw…’ Zegt ik zacht. Wat zullen ze morgen op school wel niet denken als ik met een blauw oog en een dikke kaak aan kom. Ik wil er niet eens aan denken en kruip gelijk maar mijn bed in. Zelfs dat doet pijn. En ik heb zo’n honger. Na een tijdje wint de vermoeidheid het en val ik in slaap.
Tom’s pov:
Ik hoorde dat Bill daarnet veel pijn had. Ik heb al zo’n vermoede wat er is gebeurt, maar hij wil het er niet over hebben. Als ik naar buiten kijk zie ik dat zijn raam nog open staat. Zal ik… Misschien heeft hij hulp nodig. Voorzichtig ga ik op het smalle randje staan en ga naar zijn raam toe. Als ik naar binnen stap zie ik dat Bill op bed ligt. Ik bekijk hoe hij slaapt. Hij heeft een blauw oog, en het ziet er naar uit dat het niet goed gaat met zijn kaak. Voorzichtig wrijf ik zijn haar uit zijn gezicht. Hij schrikt wakker. ‘Ik… Sorry… Tom?’ Zegt hij verbaast. ‘Hoe kom jij hier binnen?’ ‘Door het raam, dat had je open laten staan. Ik maakte me zorgen om je.’ Zeg ik. ‘Oh…Je hebt het daarnet zeker gehoord.’ Zegt hij voorzichtig. Ik knik. Hij kruipt uit zijn bed en doet een lamp aan omdat het al schemert. Nu pas zie ik dat zijn armen ook helemaal onder de schrammen zitten. Hij gaat weer op bed zitten en slaat zijn armen om zijn middel. Ik kom naast hem zitten. ‘Je moet hier echt iets aan gaan doen. Dit mag niet gebeuren.’ Zeg ik en leg een hand op zijn schouder. ‘Wil je je hand daar weghalen. Het doet pijn.’ Zegt hij kreunend. Geschrokken trek ik mijn hand weg. ‘Ik weet ook wel dat het niet klopt. En ik wil hier ook weg. Maar ik weet niet waarheen. Ik ken mijn familie niet.’ Zegt hij zacht. ‘Wat mij betreft trek je bij ons in. Ik weet zeker dat mijn moeder het niet erg vind.’ Zeg ik. Hij zucht. ‘Dat laten ze vast niet toe. Ik zit hieraan vast tot mijn 18e.’ Zegt hij droevig. ‘Maar dit is kindermishandeling. Daar kunnen ze niet tegenop. Ze doen tegen de wet. Geef ze aan.’ Zeg ik. ‘Hoe?’ Zegt Bill hopeloos. ‘Bij de politie ofzo.’ Zeg ik. ‘Die geloven er vast niets van.’ Zegt hij. ‘Ze moeten je wel geloven. En trouwens, kijk hoe je eruit ziet, dat kan toch niet. Dat moet ophouden.’ Zeg ik. ‘Je hebt gelijk.’ Zegt Bill. ‘Ga nu in ieder geval maar goed slapen, dan zien we morgen wel verder.’ Zeg ik. Hij knikt. Ik stap door het raam heen en ga weer naar mijn eigen kamer. ‘Welterusten Bill.’ Zeg ik. ‘Slaap lekker.’ Zegt hij.
Als ik binnen ben komt mijn moeder net mijn kamer in. ‘Wat was jij nou gaan doen?’ Vraagt ze. ‘Ik ging even bij Bill langs. Ik maak me zorgen om hem.’ Zeg ik. ‘Oh. Wat is er aan de hand dan?’ Vraagt ze. ‘Ik weet niet of ik dat mag vertellen van hem.’ Zeg ik. ‘Aan je gezicht te zien is het nogal erg. Vertel maar, je weet dat ik het niet zou doorvertellen.’ Zegt ze lief. ‘Oké, het zit zo.’ Begin ik. Ik vertel wat er op school was gebeurd, wat ik net had gehoord, wat ik net had gezien hoe Bill eruit zag, en wat hij zei. ‘Wat erg. Daar moeten we echt iets tegen doen. En als hij wil, kan hij hier altijd terecht.’ Zegt ze. ‘Dank je mam, ik zal het hem morgen gelijk zeggen.’ Zeg ik tegen haar en geef haar een knuffel. ‘Maar ik ga nu naar bed, morgen moet ik alweer vroeg opstaan.’ Zeg ik. ‘Oké, slaap lekker lieverd.’ Zegt ze. Ik geef haar een kus en ga naar boven.
Als ik eenmaal in bed lig slaap ik al snel.
Net zo snel als ik in slaap ben gevallen gaat mijn wekker weer af. ‘Nou al.’ Zeg ik slaperig tegen mezelf. Ik hijs mezelf in mijn kleren en maak me klaar om weg te gaan.
Bill’s pov:
Ik ben al een hele tijd wakker. Ik voel me echt niet goed, en ben misselijk. Ik ga toch maar naar school, dat is altijd beter dan thuis blijven. Kun je nagaan hoe vreselijk ik het hier vind. Alsof al die blauwe plekken en het misselijke gevoel nog niet erg genoeg is komt mijn pleeg vader mijn kamer binnen. ‘Uit bed jij! En maak dat je snel naar school komt!’ Roept hij. Een beetje wankelend ga ik naar de badkamer om me om te kleden. In de badkamer loop ik bijna tegen een muur op. Dit gaat echt niet goed, maar ik blijf absoluut niet thuis. Ik kleed me vlug aan. Zoals ik al verwacht had krijg ik weer eens niets te eten omdat ik niet genoeg opschiet. Gelijk word ik het huis uit geduwd. Dat gaat lekker. Ik wankel naar mijn fiets toe. Man, het lijkt wel alsof ik dronken ben zo raar loop ik. Ik zie dat Tom ook de tuin in komt. Ik ga het poortje door en wacht op hem. ‘Gaat het wel met je? Je loopt nogal… Raar.’ Zegt hij. ‘Nee, het gaat helemaal niet, maar ik ga dus echt niet thuis blijven.’ Zeg ik. ‘Dat snap ik. Je kunt ook bij ons thuis blijven, dat vind mijn ma prima.’ Zegt Tom. ‘Dat is erg aardig, ik meen het, maar dat vinden die pleegouders van me niet goed.’ Zeg ik. Ik voel dat mijn band zacht is en wil bukken om te voelen of het erg zacht is. Ineens voel ik braakneigingen opkomen. Zo snel als ik kan ren ik naar de eerste de beste bosjes en leeg mijn hele maaginhoud, voor zover ik die nog had, gezien ik gisteravond en vanochtend niet gegeten heb. ‘Je bent echt ziek. Kom mee, ik vraag anders wel of mijn moeder voor je wilt zorgen.’ Zegt Tom. Ik moet wel ja zeggen, ik kan niet anders. Ik ga met hem mee naar binnen. ‘Oh, arme schat, wat is er met je gebeurd?’ Vraagt Tom’s moeder als ze me ziet. ‘Niets ergs, ben gewoon een beetje misselijk.’ Zeg ik. ‘Bill! Je kunt niet eens normaal op je eigen benen blijven staan.’ Zegt Tom. ‘Ik kan het prima.’ Zeg ik. Tom laat me los en ik zak al bijna gelijk in elkaar. ‘Oké, misschien ook niet.’ Zeg ik. ‘Weten je ouders hiervan?’ Vraagt ze. ‘Nee, en al weten ze het wel, die geven er toch niets om.’ Zeg ik zacht. ‘Ik bel je wel af voor school, ik vind het echt niet kunnen als je zo naar school gaat.’ Zegt ze. ‘Zeker weten?’ Vraag ik. ‘Natuurlijk.’ Zegt ze, en belt gelijk naar school. Als Tom’s moeder de kamer uit is gaan Tom en ik even op de bank zitten. ‘Geloof me, bij haar ben je echt in goede handen. Ze is echt super lief.’ Zegt Tom. Ik glimlach een beetje. ‘Oké, jij hebt er ervaring mee. Ik zou je wel moeten geloven, hè.’ Zeg ik lachend. Tom krijgt ook een lach op zijn gezicht.
Niet veel later komt Tom’s moeder weer terug. ‘Je mag thuis blijven, en ik heb gevraagd of Tom dat ook mag, maar sorry, dat gaat niet.’ Zegt ze. ‘Oké.’ Zeggen we in koor. ‘Nou, dan ga ik wel in mijn uppie naar school.’ Zegt Tom. Hij zegt ons beiden gedag en vertrekt dan.
‘Wil je wat slapen?’ Vraagt Tom’s moeder. Ik knik. Ze helpt me de trap op te komen naar de logeerkamer. Daar maakt ze het bed op. ‘Slaap maar goed uit, je hebt het nodig.’ Zegt ze. ‘Bedankt voor de hulp.’ Zeg ik nog eens. ‘Graag gedaan.’ Zegt ze en doet de deur op een kiertje. Het bed is lekker zacht. Ik kijk de kamer rond, veel tijd heb ik er niet voor, want ik val al snel in slaap.
Tom’s pov:
Ik maak me echt zorgen om Bill. Wat als er iets ergs met hem aan de hand is? En hij moet vanavond of vanmiddag alweer naar huis. Daar hebben ze waarschijnlijk niet veel goeds voor hem in petto. Ik probeer me zo goed mogelijk op de lessen te concentreren, maar het lukt niet. Telkens dwalen mijn gedachten af naar Bill. Telkens stel ik me voor wat er gebeurt als hij naar huis moet. Na een veel te lange tijd is het pauze, en dat betekend dat ik over de helft van mijn dag zit. Na de pauze is mijn concentratie er niet beter op. Maar ik weet zeker dat Bill het goed heeft bij mij thuis. Nog een paar lessen. Eindelijk gaat de verlossende bel. Iedereen springt gelijk op, en ik doe met ze mee. Zo snel mogelijk ga ik naar mijn kluisje en gooi alle spullen die ik nodig heb in mijn tas, en de onnodige uit mijn tas. Ik ren nog net niet naar mijn fiets toe, maar die neiging heb ik wel. Als ik op de fiets zit ga ik zo snel mogelijk naar huis.
Daar aangekomen zie ik dat mijn moeder beneden zit. ‘Hoe gaat het met hem?’ Vraag ik. ‘Beter. Maar nu slaapt hij, dus je moet boven een beetje stil zijn. Tussendoor is hij wakker geweest. Hij heeft verteld wat er is gebeurt, en hij heeft ook wat gegeten en gedronken. Dat had hij gisteravond en vanochtend namelijk niet gedaan.’ Vertelt ze. ‘Oké, waar slaapt hij?’ Vraag ik. ‘In de logeerkamer.’ Zegt ze. Ik ga zachtjes naar boven. Als ik mijn tas in mijn kamer heb gelegd ga ik naar de logeerkamer. En inderdaad, daar ligt hij. Hij slaapt rustig, dus ik laat hem maar gaan. Na een tijdje vertederd naar hem hebben zitten kijken besluit ik dat het tijd word om mijn huiswerk te gaan maken. Ik ga naar mijn eigen kamer en maak snel alles wat ik voor morgen moet doen. Uit de kamer tegenover de mijne hoor ik gerommel komen, dat betekend dat hij wakker is. Ik ga weer naar hem toe. Bill wrijft in zijn ogen. ‘Hey Bill, hoe voel je je?’ Vraag ik. ‘Veel beter dan vanmorgen.’ Zegt hij. ‘Gelukkig maar. Ik maakte me echt zorgen.’ Zeg ik. ‘Dat is toch niet nodig?’ Zegt hij met een glimlach. ‘Jij vindt wel meer niet nodig.’ Zeg ik. ‘Grappig hoor. En hoe is het met jou?’ Vraagt hij. ‘Met mij goed hoor. Waarom vraag je dat?’ Vraag ik. ‘Nou, omdat het anders alleen over mij gaat. En dat vind ik eigenlijk ook weer niet nodig.’ Zegt Bill. We kunnen er allebei om lachen. ‘Hebben we veel huiswerk voor morgen?’ Vraagt Bill. ‘Valt mee. Als je wilt kun je het hier maken, dan heb je geen last van je pleegouders.’ Zegt Tom. ‘Oh shit, vergeten. Als ik niet om de normale tijd thuis ben zwaait er wat.’ Zegt Bill geschrokken. Ojee, dan word hij vast weer geslagen, dat wil ik niet. ‘Wanneer wil je hier iets tegen gaan doen?’ Vraag ik. ‘Ik weet niet. Maar voorlopig moet ik nog weten te camoufleren dat ik vandaag niet naar school ben geweest.’ Zegt Bill een beetje bang. ‘Moet ik met je mee gaan?’ Vraag ik. ‘Als je wilt zien hoe ik in elkaar gemept word… Dat kan hun niets schelen wie er allemaal bij staan.’ Zegt Bill. ‘Ik ga gewoon met jou mee. Dan zeggen we dat ik jou ga helpen met je huiswerk.’ Zeg ik. ‘Oké.’ Zegt Bill. Hij fatsoeneert zijn haar weer een beetje en gaat naar beneden. Daar legt hij aan mijn moeder uit wat we gaan doen. Ze zegt dat het oké is, en drukt hem op het hart om als er iets is hierheen te komen. Hij zegt dat het goed is en we gaan naar zijn huis.
Bill’s pov:
Als ik voor de deur sta, sta ik te trillen als een rietje. Wat zullen ze doen? Ik ben echt bang geworden van mijn pleegvader. Gisteren sloeg hij echt door. Voorzichtig maak ik de deur open. Gelijk word er geroepen. ‘Bill! Waar bleef je nou!’ Buldert mijn pleegvader. Hij komt de gang in. Bang kruip ik in een hoekje, maar het is al te laat. Hij trekt me mee aan mijn haren. Laat dit asjeblieft snel over zijn. ‘Waar was je zolang?’ Buldert mijn pleegvader in mijn oor. ‘Ik… ik was op school.’ Zeg ik. ‘Je bent een kwartier te laat, en je weet wat dat betekend.’ Zegt hij dreigend. Nee…niet weer. Maar het gebeurt al. Mijn pleegvader slaat en schopt me hard. Tom staat geschrokken toe te kijken, hij weet niet wat hem overkomt. Maar daar trekt mijn pleegvader zich niets van aan. Hij laat Tom voor wat hij is, gelukkig. Mij slaat en schopt hij totdat ik weer in dezelfde status verkeer als gisteravond, misschien wel erger. Tranen stromen over mijn wangen wat hem nog woedender maakt. Het lijkt niet op te houden. Uiteindelijk heeft hij er genoeg van en loopt weg. Ik blijf nog even liggen, het liefste zou ik nu door de grond zakken. Tom komt naar me toe. Ik krabbel overeind en we gaan naar mijn kamer. Het is nog een wonder dat ik niets gebroken heb, maar zo voelt het wel. Als we in mijn kamer zijn doe ik de deur dicht. Tom slaat zijn armen om me heen en ik kan het niet laten om even bij hem uit te huilen. Het klinkt misschien nogal kinderachtig, maar dat maakt me nu even helemaal niets uit. ‘Waar heb je erge last van?’ Vraagt Tom. ‘Mijn oog en kaak, nog steeds. Het ging net wat beter, maar hij raakte het weer een paar keer en het doet heel erg pijn.’ Zeg ik in zijn t-shirt. ‘Laat me eens kijken.’ Vraagt Tom. Hij bestudeert het even. ‘Heb je hier ijs ofzo, dat helpt meestal.’ Zegt hij. ‘Heb ik niet.’ Zeg ik. ‘Kom, we gaan hier weg, we schieten er weinig mee op als je hier alleen maar nog meer in elkaar geslagen word.’ Zegt Tom. Ik knik en ga met hem als ondersteuning de trap af. Mijn pleegvader kijkt me woedend aan. Ik word er weer bang van, maar Tom neemt me mee naar zijn huis. Daar is het veilig. ‘Mam, we zijn er weer.’ Zegt Tom. ‘Ojee, nu al?’ Zegt zijn moeder. Ze komt meteen de kamer in. ‘Hebben we toevallig ijs liggen voor Bill’s kaak?’ Vraagt Tom. Ik voel me nu echt zo machteloos. Ik kan niets anders doen dan hun beiden bedanken. Snel haalt zijn moeder wat ijs en geeft het aan mij. Ik leg het tegen mijn kaak. Au, dat doet pijn, even doorbijten Bill, anders word het alleen maar erger. Tom en ik zitten zwijgend naast elkaar op de bank. Het lijkt erop dat Tom’s moeder ergens diep in gedachten zit. Tom merkt het ook. ‘Mam, wat is er? Waar denk je aan?’ Vraagt hij. Ik zie dat ze even niet weet wat ze moet antwoorden op deze vraag. ‘Ik…Nou… Ik moet jullie beiden iets vertellen.’ Zegt ze. Ze haalt even diep adem. ‘Julle… Nou, het zit zo… Jullie zijn broers.’ Zegt ze. ‘Wat!’ Zegt Tom. Mijn mond valt er ook van open. ‘Maar hoe kan dat? Ik bedoel… Huh?’ Tom weet even niets meer te zeggen. ‘Ik kan het nog leuker voor jullie maken, jullie zijn een tweeling.’ Zegt ze. ‘Grapje zeker?’ Vraag ik. Ze schudt van nee. Niet te geloven. ‘Toen jullie waren geboren konden jullie vader en ik het niet aan om voor jullie beiden te zorgen. Het valt niet mee, twee kinderen tegelijk. Er was een gezin die Bill wilde adopteren, en met veel pijn in ons hart hebben we dat toch gedaan. Jullie vader en ik kregen daar na een tijdje heel verschillende meningen over zegmaar. Hij vond dat het beter was zo, ik vond dat het eigenlijk niet kon en wilde Bill terug, maar het ging niet meer. Het was al te laat, en dat was de domste fout die ik ooit gemaakt heb. Uiteindelijk zijn wij dus ook uit elkaar gegaan, en zijn jullie apart opgegroeid zonder te weten dat je nog een broer hebt. Per toeval leerden jullie elkaar kennen.’ Zegt ze. Ik zie tranen in haar ogen staan. Nog steeds kan ik het amper geloven. En Tom zo te zien ook niet. Ik ben de eerste die wat zegt. ‘Maar als we nu de kinderbescherming inschakelen, is er kans dat ik bij het adoptie gezin weg moet toch?’ Vraag ik. Ze knikt. ‘Kan het dan niet zo zijn dat ik weer hiernaartoe moet?’ Vraag ik. ‘Dat kan, als jij het wilt, en als wij toestemming geven, wat we natuurlijk zullen doen voor je.’ Zegt ze. ‘Waar wachten we dan nog op.’ Zegt Tom
*Een maand later*
Ik woon nu weer bij mijn echte moeder en Tom. Op school gaat het ook beter. Ik ben echt super blij dat ik toen tegen Tom was opgelopen, wat ben ik hem daar dankbaar voor. De blauwe plekken zijn weggetrokken, en met mijn kaak gaat het ook weer goed. Ik heb het heel erg naar mijn zin hier. Eindelijk is er een lichtpuntje in mijn leven gekomen, en hij heet Tom.
love it!!!!!!!!!