Hoofdcategorieën
Home » Tokio Hotel » Vrienden of vijanden?? » Vrienden of vijanden?
Vrienden of vijanden??
Vrienden of vijanden?
Bill’s pov:
Het is weer ochtend en alweer probeer ik Tom zo veel mogelijk te ontlopen. Jammer alleen dat we wel samen eten. Ik dek snel de tafel. Wat zou Tom willen eten? Ik vraag het hem, hij is toch al wakker. ‘Tom, wat wil je eten?’ Roep ik naar boven. ‘Doe maar gewoon een boterham.’ Roept hij terug. ‘Hoeveel?’ Vraag ik. ‘Twee.’ Zegt hij. Ik haal de boterhammen uit de vriezer. Zo, klaar. Als hij naar beneden komt is hij nog een beetje slaperig. ‘Lekker geslapen?’ Vraag ik. ‘Niet echt nee.’ Zegt hij chagrijnig. Ojee, dat is niet goed. We gaan aan tafel zitten. Er hangt een gespannen sfeer tussen ons. Als we klaar zijn kijkt hij me strak aan. Wat is er met hem aan de hand? Ik vind dit echt irritant. Nu weet ik niet zo goed wat ik moet doen. Om maar te ontsnappen aan de stilte breng ik de borden weg. Als ik wegloop weet ik dat hij nog steeds elke beweging die ik maak precies volgt totdat ik uit het zicht ben. ‘Ik ga me aankleden.’ Roep ik naar hem vanuit de keuken. ‘Oké.’ Zegt hij een beetje verveelt. Man, wat is er met die jongen aan de hand? Dit heeft hij de laatste tijd wel vaker. Maar dan erger. Het lijkt alsof hij boos op me is, maar ik heb echt geen idee waarom. Snel kleed ik me om. Ik ben nog in de badkamer bezig als er op de deur geklopt word. ‘Kan je een beetje opschieten? Ik wil me vandaag ook nog omkleden.’ Zegt hij. Ik schiet een beetje op met mijn haar. ‘Bill! Kom op, blijf je daar de hele dag zitten!’ Roept hij na een tijdje weer. ‘Ben al klaar.’ Zeg ik als ik de deur open doe. ‘Werd tijd.’ Zegt hij en doet de deur hard achter zich dicht. Ik zucht. Dat ging net goed. Brr… Gisteren had hij me mooi een paar klappen verkocht, en Tom kan flink meppen, neem dat maar van mij aan. Ik ga naar mijn kamer. Daar doe ik maar de deur dicht. Ik hoor dat Tom klaar is in de badkamer en naar de kamer naast de mijne gaat. Ik tik met mijn vingers op mijn bureau. Ineens heb ik een idee voor een tekst. Ik ga op zoek naar een pen en papier. De pen vind ik, maar papier alleen niet. Ik ga naar Tom’s kamer en klop op de deur. Hij doet open. ‘Wat is er?’ Vraagt hij. Zijn humeur lijkt nu beter als daarnet. ‘Heb jij misschien papier? Ik heb het niet meer, en ik wil een tekst opschrijven.’ Zeg ik. Hij doet de deur verder open zodat ik naar binnen kan. Hij haalt een heel collegeblok uit zijn bureaulade en geeft het aan mij. ‘Genoeg zo?’ Vraagt hij met een glimlach. Ik knik. ‘Tom?’ Vraag ik voorzichtig. ‘Ja? Wat is er?’ Vraagt hij. ‘Nou… Is er iets aan de hand?’ Zeg ik. Ik hoop dat hij het niet verkeert op gaat vatten. ‘Hoezo?’ Vraagt hij. Ik slik even. ‘Nou, omdat je soms een beetje opvliegend bent. Dus ik dacht, misschien is er iets aan de hand.’ Zeg ik zacht. Hij kijk me aan met een blik die ik liever niet zie. ‘Er is niets waar jij je druk om moet maken Bill.’ Zegt hij op een zachte, maar toch een beetje dreigende manier. ‘Zeker weten?’ Vraag ik. Shit, ik ben te ver gegaan. Hij knapt van binnen. ‘Ja, zeker weten.’ Zegt hij geïrriteerd. ‘En nu wegwezen. Ik wil even alleen zijn.’ Zegt hij. Hij pakt me hard beet bij mijn schouders en duwt me de gang op. Gelijk word de deur achter me dichtgesmeten. Ik slof naar mijn kamer en ga in een eenzaam hoekje zitten.
Vroeger was alles anders. Toen konden we goed met elkaar overweg, maar nu is Tom steeds opvliegender aan het worden. Het lijkt wel alsof ik zijn slaafje ben. Hij kan alles doen wat hij wil, hij weet dat ik de blauwe plekken en schrammen voor de anderen verberg. Ik voel hoe de tranen achter mijn ogen prikken.
Er wordt aangebeld. ‘Bill, doe jij even open.’ Zegt Tom. ‘Waarom? Kan je het zelf niet? Ze komen voor jou.’ Zeg ik met een piepstemmetje. ‘Doe het nou maar.’ Zegt Tom boos. Ik sta op en ga naar beneden. Als ik de deur open doe staan Gustav en Georg voor mijn neus. ‘Hey jongens.’ Zeg ik met een nep-lach. ‘Hoi Bill. Komt Tom er zo aan?’ Vraagt Georg. ‘Ja, hij was even boven bezig, maar hij komt zo.’ Zeg ik. Ze gaan vast naar de woonkamer terwijl ik Tom ga halen. ‘Ze zijn er.’ Zeg ik. ‘Oké. Blijf jij hier?’ Vraagt hij. ‘Ik wil ook wel -’ Begin ik, maar Tom kapt mij af. ‘Jij blijft hier.’ Zegt hij boos. Ik knik ja en staar naar de grond. ‘Mooi zo.’ Zegt hij en gaat naar beneden. Fijn, en wat moet ik hier dan doen? Ik ga maar weer terug naar mijn kamer. Daarnet had ik een idee voor een tekst, maar die is nu al weer weg.
Tom’s pov:
Ik weet dat het slecht is wat ik met mijn broertje doe. Maar soms dan …. Ik weet het niet, ik kan het niet beschrijven. In ieder geval komt het nu niet van pas als hij mee gaat naar beneden. Ik ga zelf wel. Als ik beneden kom begroet ik Gustav en Georg. ‘Waar blijft Bill eigenlijk?’ Vraagt Gustav na een tijdje. ‘Oh, die wilde boven blijven.’ Zeg ik lachend. ‘Echt? Dat vind ik niets voor hem.’ Zegt Gustav. Ik haal mijn schouders op. ‘Zal ik hem dan maar gaan halen voor jullie.’ Zeg ik en sta op. Hij zit denk ik weer in zijn kamer.
Bill’s pov:
De deur wordt open gedaan. Geschrokken kijk ik wie het is, en zoals ik al een beetje verwacht had is het Tom. ‘Wat is er?’ Vraag ik met een piepstemmetje. ‘Kom je naar beneden?’ Vraagt hij. ‘Maar, daarnet mocht ik niet.’ Zeg ik niet begrijpend. Tom trekt me overeind. ‘En nu wel.’ Zegt hij. ‘En als ik niet mee wil?’ Zeg ik en sla mijn armen over elkaar. ‘Je zou toch mee moeten. Kom mee.’ Zegt hij. ‘Ik wil niet.’ Zeg ik zacht. In een ruk draait hij me om. ‘Jij gaat nu even mee, of je het nou wilt of niet, daarna kan je weer naar boven verdwijnen als je daar behoefte aan hebt.’ Zegt hij. Ik krijg een rilling over mijn rug. ‘En nu lopen.’ Zegt hij commanderend. ‘Maar..’ Dat was een maar te veel. Ik krijg een klap in mijn gezicht en hij duwt me vooruit. Het gaat lekker zo. Met tegenzin loop ik de trap af met Tom op mijn hielen. ‘Hoi.’ Zeg ik als ik de kamer in kom. Het zal vast niet erg geloofwaardig zijn, maar ik heb even andere dingen aan mijn hoofd, zoals de persoon die nu achter me staat. Tom duwt me zacht op de bank, nu moet hij natuurlijk rustig aan doen, want Gustav en Georg zijn erbij. Hij komt naast me zitten.
Ik blijf beneden totdat ze een horrorfilm opzetten. Ik houd daar niet van. ‘Ik ga naar boven oké?’ Vraag ik aan Tom. ‘Oké, tot zo dan.’ Zegt hij. Snel loop ik de kamer uit en ga weer terug naar boven. Ik vind het hier helemaal niet fijn op deze manier. Stilletjes zit ik op mijn bed. Ik weet niet waarom, maar als ik ergens anders had gezeten, dan had ik waarschijnlijk over hetzelfde nagedacht. Maar dit zit lekkerder. Ik let nauw op de tijd. Na een half uurtje ga ik voor iedereen wat drinken inschenken en wat snacks voor ze pakken. Dat gaat altijd zo. Anders “missen ze een stuk van de film”ť. Ze kunnen het toch op pauze zetten? Dat heb ik Tom dus al eerder duidelijk willen maken, maar dat beviel hem niet zo goed.
Ik ga met de glazen en schaal naar de woonkamer. Gustav en Georg bedanken me. Van Tom krijg ik alleen een knikje dat ik weer uit beeld moet verdwijnen. Lekker dankbaar.
Als de film afgelopen is, en ik weer beneden ben vraagt Tom of ik alles even kan opruimen. Ik wil wat zeggen, maar besluit het maar niet te doen. Gustav en Georg kijken me een beetje raar na omdat ik alles doe wat Tom zegt. Misschien gaat het kwartje ooit eens bij ze vallen. En misschien niet.
Ik spoel de glazen om en zet ze weer in de kast. Er staan ook nog een paar flesjes op tafel. ‘Moeten we even helpen?’ Vraagt Georg. ‘Hoeft niet.’ Zegt Tom. ‘Ik vroeg het aan Bill, je laat hem alles doen.’ Zegt hij. ‘Het hoeft niet, maar toch aardig dat je het vraagt.’ Zeg ik en loop weer weg met een paar flessen. Ik voel hoe Tom’s ogen in mijn rug prikken, daardoor loop ik nog een beetje door. ‘Blijven jullie vanavond eten?’ Roep ik vanuit de keuken. Er word even overlegt onder elkaar. ‘Is goed.’ Wordt er uiteindelijk geroepen. ‘En wat willen jullie dan dat er op het menu komt te staan?’ Vraag ik. ‘Die vraag is toch al niet meer nodig.’ Lacht Georg. ‘Dat is duidelijk. Allemaal pizza?’ Vraag ik. Ik krijg drie keer een ja. Dan word het nu tijd om ze maar eens te gaan maken. Vanavond maak ik ze zelf, met alles erop en eraan. Ondertussen weet ik wat iedereen wel en niet lekker vind, dus dat is geen probleem.
Na een tijdje komt Gustav de keuken in. Tom en Georg zijn in de woonkamer nog druk bezig. ‘Weet je zeker dat we niet moeten helpen? Je moet nu namelijk alles tegelijk doen.’ Zegt hij. ‘Hoeft niet hoor. Oja, ik moet de tafel nog dekken. Doei.’ Zeg ik en race heen en weer om de tafel te dekken voordat de pizza’s klaar zijn. Wonder boven wonder lukt dat ook nog. ‘Zie je? Al klaar.’ Zeg ik. ‘Heb je zin om zo een eindje te lopen?’ Vraagt hij. ‘Ik weet niet of Tom nog plannen heeft voor straks.’ Zeg ik een beetje twijfelend. ‘Hij redt het ook wel even voor een minuutje zonder jou.’ Zegt Gustav lachend. ‘Dat weet ik niet. Maar ik zal wel vragen wat hij ervan vindt, maar ik heb wel zin, ja.’ Zeg ik. Het kookwekkertje gaat af, wat betekend dat de pizza’s klaar zijn.
Niet veel later zitten we met zijn vieren aan tafel te smullen van de pizza. Ik krijg allemaal complimentjes omdat ik het zo goed gedaan hebt. Zelfs Tom is er positief over, maar dat komt waarschijnlijk ook doordat hij in zijn rol moet blijven als broer die niet zonder zijn broertje kan. ‘Ruim jij even af?’ Vraagt Tom als we klaar zijn. Ik wil net beginnen met afruimen als Gustav ons onderbreekt. ‘Is het goed als ik even met Bill ga wandelen. Jullie redden het toch wel even met zijn tweeën? Zo moeilijk is het niet om af te wassen.’ Zegt hij. Ik kijk naar Tom. ‘Oké, ga maar.’ Zegt hij. Snel trek ik mijn schoenen aan en we gaan naar buiten. ‘Wat is er tussen jou en Tom? Het is zo’n gespannen situatie.’ Zegt Gustav na een tijdje. ‘Hoe bedoel je? Het gaat prima hoor.’ Zeg ik. ‘Daar geloof ik eerlijk gezegd weinig van. Jij doet alles wat je gezegd word, en Tom zit alleen maar toe te kijken. Ik zie wel hoe jij soms op hem reageert, alleen in het begin zocht ik er nog niets achter.’ Zegt Gustav. ‘Oh… Maar die afwas moet toch ook gebeuren?’ Vraag ik. ‘Ja, maar telkens als wij bij jullie langs komen bijvoorbeeld, dan ben jij druk bezig met andere dingen die Tom zegt dat jij ze moet doen. En zelf doet hij niets. En dat merk ik ook een beetje als we op tour zijn, maar dan weet hij het beter te verbergen.’ Zegt hij. Ik knik. ‘Dus nu is mijn vraag nog steeds; Wat is er met jullie aan de hand.’ Zegt hij. Ik zucht even. ‘Ik zou het niet weten.’ Zeg ik. Ik kan toch moeilijk gaan vertellen hoe Tom normaal gesproken is? Maar het is duidelijk dat Gustav dat wel uit me probeert te krijgen. ‘Zeg het nou. Tom is er hier niet bij. Er is hier niemand behalve jij en ik. Je kunt het gerust zeggen.’ Zegt Gustav. Ik schud van nee. Ik voel weer hoe de tranen achter mijn ogen prikken. Wat haat ik die tweestrijd. Maar als ik het zeg, dan krijg ik zeker weten problemen met Tom, en dat wil ik niet. Ik ga even zitten. ‘Ik weet zeker, dat wanneer ik het zeg, dat ik problemen krijg. Maar aan de andere kan wil ik het heel graag kwijt.’ Zeg ik. ‘Het is jouw keuze.’ Zegt Gustav. ‘Ik kan natuurlijk niet raden wat er in het hoofd van Tom rondgaat, maar ik kan je wel vertellen wat er gebeurt als er niemand bij is.’ Besluit ik uiteindelijk. ‘Oké, vertel maar.’ Zegt Gustav. ‘Het is inderdaad zo wat jij zegt. Tom loopt me altijd te commanderen omdat ik zijn kleine broertje ben. Op zich is dat niet zo heel erg, maar als ik een keer iets niet doe, dan krijg ik klappen. Toen jullie hier kwamen wilde ik natuurlijk wel heel graag naar beneden, maar ik mocht niet van Tom. Tom bepaalt wat ik doen en laten moet. En natuurlijk vind ik dat vervelend, maar zodra ik er iets over zeg word hij boos, en dan heb je de poppen aan het dansen.’ Zeg ik. Een traan rolt over mijn wang. ‘Gebeurt het vaak dat hij slaat?’ Vraagt Gustav. ‘Als er niemand bij is wel. Het heeft verschillende redenen. Als ik tegen hem in ga bijvoorbeeld, of als hij even zijn dag niet heeft. Dan reageert hij het voor het gemak op mij af.’ Zeg ik zacht. ‘En als er wel anderen bij zijn?’ Vraagt hij. ‘Dan doet hij niets. Maar het is wel altijd heel erg gespannen tussen ons. Als ik straks iets fout doe waar jullie bij zijn, dan krijg ik het te horen wanneer jullie weg zijn.’ Zeg ik. Gustav snapt wat ik bedoel en luistert goed, dat vind ik wel prettig. Hij denkt even na. ‘Speelt dit al lang?’ Vraagt hij. ‘Misschien een jaartje ofzo. Misschien meer, misschien minder.’ Zeg ik. ‘Aha… Ik snap wel waarom je hem af en toe probeerde te ontlopen.’ Zegt Gustav. ‘Had je dat door? Oh shit.’ Zeg ik zacht. We blijven even zitten. ‘Zullen we maar weer naar huis gaan?’ Stel ik voor. ‘Is goed.’ Zegt Gustav. Ik droog even mijn gezicht af en we lopen weer terug. ‘Maar wil je het er asjeblieft met niemand anders over hebben?’ Vraag ik voor de zekerheid. ‘Als jij het niet wilt, dan doe ik het niet.’ Zegt Gustav. ‘Dank je.’ Zeg ik. Ik maak de deur open. ‘Bill, doe jij de afwas even.’ Roept Tom vanuit de woonkamer. ‘Konden jullie dat niet even zelf doen? Zo veel is het niet.’ Zeg ik. Ik krijg een boze blik van Tom. ‘Bill, je weet wat je moet doen.’ Zegt hij. Als ik een van de borden wil pakken houdt Gustav me tegen. ‘Ik vind dat jij het ook wel eens mag doen.’ Zegt hij tegen Tom. Mijn mond valt open. ‘Ik doe het bijna altijd, Bill nooit, daarom moet hij het nu doen.’ Zegt Tom ongeïnteresseerd. Hier word ik echt zo pisnijdig om. ‘Zorg maar zelf dat alles op zijn plaats komt. Ik doe het niet voor je!’ Schreeuw ik naar hem. In een ruk staat Tom voor me. ‘Wat zei je?’ Vraagt hij sissent. ‘Dat je het zelf moet doen.’ Zeg ik boos. Ik duw een paar borden in zijn handen en ga naar boven. ‘Bill! Kom nu hier!’ Roept hij. ‘Dacht het niet! Kom me maar halen!’ Roep ik terug. Ik weet dat ik hier later spijt van krijg, maar ik ben het echt zat. Ik hoor dat Tom naar boven komt. De zenuwen gieren door mijn lijf. Hij slaat boos de deur van mijn kamer open en komt op me af. ‘Jij gaat nu naar beneden. En als je dat niet doet, dan ga je er heel erg spijt van krijgen.’ Zegt hij dreigend. Hij heeft gezorgd dat ik geen kant meer op kan. Uitdagend kijk ik hem aan. ‘Dan krijg ik er maar spijt van, ik ga mooi geen dingen meer voor jou doen. Niet zolang jij me blijft commanderen. Ik ben geen slaafje.’ Zeg ik boos. Hij pakt me bij mijn kraag en tilt me een beetje op. ‘Waag het nog een keer…’ Zegt hij dreigend. Ik probeer los te komen maar in plaats daarvan drukt hij me steviger tegen de muur. ‘Ik zei, ik ga niet meer doen wat jij zegt.’ Zeg ik. Hij geeft me een stomp in mijn maag en laat me op de grond vallen. Ik moet even naar adem happen. Ik wil weer rechtop staan, maar hij schopt me zodat ik weer op de grond terecht kom. Mijn handen schaven pijnlijk over de grond.
Gustav’s pov:
Boven hoor ik de tweeling boos tegen elkaar schreeuwen. Tom zal toch niet weer bezig zijn? ‘Georg, we moeten naar boven.’ Zeg ik. Hij komt gelijk achter me aan, hij heeft ook door dat het niet klopt wat er gebeurt. Als we de kamer van Bill binnen komen zie ik dat Bill op de grond ligt. Hij probeert zijn hoofd te beschermen tegen de klappen die Tom geeft. ‘Laat Bill met rust.’ Zeg ik. Verschrikt kijkt Tom op. Georg haalt hem van Bill af, en ik ontferm me over Bill. Wanneer Bill doorheeft dat Georg en ik boven zijn, en Tom opgehouden is met slaan begint hij zachtjes te snikken. Hij houdt me stevig tegen zich aan, bang voor wat zijn broer met hem wil doen. Ik aai over zijn hoofd. Georg is razend op Tom. ‘Wat bezielt je! Je slaat je eigen broer niet zomaar in elkaar!’ Ratelt hij. Tom lijkt er weinig naar te luisteren en kijkt alleen fel naar Bill. Ik druk hem nog wat dichter tegen me aan. ‘Wij gaan naar beneden.’ Fluister ik in zijn oor. Hij knikt. Ik neem hem mee naar beneden en zet hem voorzichtig op de bank. ‘Ik ga even een nat doekje voor je pakken, blijf jij even zitten?’ Vraag ik. Hij knikt weer ja. Ik ga op zoek naar ijs, en 2 doeken. Als ik ze gevonden heb zit Bill nog steeds op de bank. Hij is in gedachten weggezakt. Ik wikkel het ijs in een van de doeken. ‘Houd dit maar tegen je oog.’ Zeg ik. Hij lijkt wakker te schrikken en pakt het pakketje aan. Voorzichtig zet hij het tegen zijn oog aan. Met de natte doek maak ik de schaafwonden op Bill’s handen een beetje schoon, en andere plekken die opengehaald zijn maak ik ook schoon.
Bill’s pov:
Ik voel me echt gewoon zwaar kloten. Ik kan het niet anders zeggen. Ik wist wel dat Tom dit zou doen, maar eigenlijk had ik er op gehoopt dat hij het niet deed. Gustav is zo aardig om me ijs te geven en de plekken die ik heb opengehaald te verzorgen. Boven is Georg nog met Tom bezig, hij ging trouwens ook flink uit zijn dak. Maar het leek alsof het Tom maar weinig uitmaakte. ‘Gaat het weer?’ Vraagt Gustav. ‘Een beetje, maar ik ben wel geschrokken van daarnet.’ Zeg ik. Ik hoor dat er twee paar voeten de trap af komen. Als Tom de kamer in komt gaat hij op de stoel tegenover mij zitten. Het enige wat hij doet is me aankijken. Hij volgt wat ik allemaal doe, best eng. Ik ga maar weg, ik voel me zo opgejaagd bij hem in de buurt. Gustav volgt me naar de gang. ‘Wat is er?’ Vraagt hij. ‘Hoe Tom kijkt. Hij volgt elke beweging die ik maak. Dat is irritant. Hij doet het wel vaker, maar nu is het toch anders.’ Zeg ik. ‘Wil je anders vanavond even met mij mee naar huis. Dan hebben jullie beiden even geen last van elkaar.’ Zegt Gustav. Ik knik. ‘Ga jij maar vast je spullen pakken. Lukt dat?’ Vraagt hij. ‘Ja, anders roep ik wel.’ Zeg ik met een glimlach. Snel ga ik naar boven en pak in wat ik nodig heb. Het is niet zo veel gezien het maar voor één nacht is. ‘Jij bent snel klaar.’ Zegt Gustav als ik beneden kom. Ik steek speels mijn tong uit. Gustav, Georg en ik gaan naar huis. Tom neemt niet eens de moeite om me gedag te zeggen, dat doet hij trouwens wel bij Gustav en Georg. Misschien is hij morgen van zijn humeur af.
Ik ga bij Gustav in de auto zitten. We praten nog wat over dingen. Tja, dat is nou eenmaal mijn karakter, ik kan niet stoppen met praten over van alles en nog wat.
Bij Gustav thuis maken we het bed op. ‘Heb jij ook zo’n slaap?’ Zegt hij gapend. ‘Ja, misschien wel meer dan jij.’ Zeg ik lachend. ‘Waarom ga ik dat nog eens geloven?’ Vraagt hij. ‘Ik zou werkelijk géén idee hebben.’ Zeg ik met een engelen gezicht. Ik ga me omkleden, en Gustav ook. Als we elkaar op de gang nog eens tegenkomen zeggen we elkaar welterusten. Ik ga heerlijk slapen en even niet aan Tom denken.
De volgende ochtend word ik pas laat wakker, en zoals normaal is Gustav me al lang voor met opstaan. Vanmiddag ga ik weer naar huis. Ik ben benieuwd hoe Tom gaat reageren. Ik kijk op het klokje naast me. Het is al middag! Eigenlijk had ik niet veel anders verwacht.
Ik ga me omkleden. Op de gang kom ik Gustav weer tegen. ‘Goede morgen.’ Zeg ik snel. ‘Goede middag bedoel je.’ Zegt hij lachend. ‘Weet ik, weet ik, weet ik.’ Zeg ik en ga weer door naar de badkamer. Ik kleed me snel om. Dan kijk ik hoe het met mijn oog is. Het is een beetje dik en blauw geworden. Ik moet er maar even mee leven, blauw in plaats van zwart.
Ik ga naar de woonkamer, waar Gustav ondertussen voor de tv zit. ‘Lekker geslapen?’ Vraagt hij. ‘Zeker weten. En jij?’ Vraag ik. ‘Jawel. Maar ik heb ook een tijdje jouw gepraat moeten aanhoren.’ Zegt hij lachend. ‘Praatte ik?’ Vraag ik. ‘Ja, en niet zo’n beetje ook. Het leek wel alsof je gewoon wakker was.’ Lacht hij. ‘Nou, bedankt hè. Trouwens, jij mag met een interview ook wel eens je mond opentrekken.’ Zeg ik plagend. ‘Dat gaat ook zo lekker tussen jouw getater door.’ Zegt hij. ‘Misschien moet je de volgende keer m’n mond dichtplakken met tape.’ Zeg ik. ‘Slim idee, even proberen.’ Zegt hij en probeert een plakbandje over mijn mond te plakken. ‘Hee, niet nu.’ Zeg ik. ‘Ik ben bang dat het niet gaat werken.’ Zegt hij alsof hij teleurgesteld is. ‘Agossie.’ Zeg ik. ‘Ja, heb maar medelijden met mij.’ Zegt Gustav zielig. ‘Ja, je bent sneu.’ Zeg ik lachend. ‘Hee, ik was sneu, dan moet jij niet gaan lachen.’ Zegt hij.
We plagen elkaar nog even door over allerlei onzinnige dingen.
‘Ik ben bang dat ik je zo weer naar huis moet brengen.’ Zegt Gustav. ‘Oh, oké, maar ik had het in ieder geval erg gezellig hier.’ Zeg ik. Eigenlijk vind ik het heel erg jammer dat ik nu alweer naar huis moet, stel dat Tom weer gaat slaan enzo. In dat geval weet ik dat ik het bij Gustav en Georg altijd kwijt kan.
In no time is alles weer ingepakt en kunnen we de auto in om naar huis te gaan. Ik zit een tikkeltje zenuwachtig voor me uit te staren. ‘Alles oké Bill?’ Vraagt Gustav. ‘Ja hoor, gaat best.’ Zeg ik snel. ‘Tom’s reactie zou vast wel meevallen.’ Zegt hij. ‘Ik hoop van wel.’ Zeg ik. Al snel ben ik weer thuis. ‘Tom? We zijn er weer.’ Roep ik door het huis. Ik zie een briefje hangen.
Het kan zijn dat jullie eerder thuis zijn dan ik.
Ben gewoon even naar de muziekwinkel voor mijn gitaar.
En Bill, sorry van gisteren.
Tom
‘Hij is naar de muziekwinkel.’ Zeg ik tegen Gustav. ‘Oké. Wil je dat ik nog even blijf, of red je het zelf wel?’ Vraagt hij. ‘Ik red me wel.’ Zeg ik. ‘Oké, tot snel dan.’ Zegt hij en gaat weer weg. Ik ga mijn spullen weer uitpakken. Niet veel later hoor ik beneden de deur dicht gaan. ‘Hoi!’ Roep ik naar beneden. De voetstappen gaan de trap op. ‘Hey Bill. Hoe was het bij Gustav?’ Vraagt hij op een lieve toon. ‘Het was gezellig hoor. En hoe had jij het hier?’ Vraag ik terwijl ik nog wat spullen op de goede plek leg. ‘Het was wel stil hoor zonder jou.’ Zegt hij lachend. Hij gaat op het bed zitten. Er is even een stilte tussen ons. Ik kijk hem een beetje onderzoekend aan, hij doet hetzelfde bij mij. ‘Ik hoop dat het gedoe van gisteren niet meer gebeurt.’ Zeg ik. ‘Snap ik.’ Zegt hij. Hoe moet ik dat opvatten? Bedoelt hij daarmee dat hij het ook wil voorkomen dat het nog eens gebeurt, of kan het hem eigenlijk weinig schelen? ‘Wat heb je eigenlijk aan Gustav verteld in het park?’ Vraagt hij na een tijdje. Hij kijkt me met een ijzige blik aan, het zorgt dat de rillingen over mijn rug lopen. ‘Hoezo?’ Vraag ik. ‘Het is gewoon een vraag. Wat heb je allemaal aan Gustav verteld?’ Herhaalt hij nog eens. ‘Wat er was gebeurd. Hoe alles begon, wat jij deed, hoe ik me voelde daarbij. Eigenlijk heb ik zo’n beetje mijn hele hart bij hem uitgestort. Eerst wilde ik het niet zeggen, maar ik deed het toch. En het luchtte op.’ Zeg ik. Hij knikt langzaam. Weer zo’n ijzige blik. Ik weet niet wat het met hem is, maar het ligt hem niet goed dat ik het verteld heb. Ik wil mijn kamer uitgaan en naar beneden gaan, maar Tom houdt me tegen. ‘Wat is er?’ Vraag ik. ‘Heb je er wel eens aan gedacht dat ik het helemaal niet fijn vind als jij alles gelijk verteld aan iemand, ook al is het Gustav.’ Zegt hij boos. ‘Wat moest ik dan?’ Zeg ik met een piepstemmetje. Ik weet al wat er gaat komen. ‘Jij moest gewoon je kop dichthouden, en de rol meespelen die je al een hele tijd mee speelt.’ Zegt hij. Hij komt dreigend op me af, en ik druk mezelf fijn tegen de muur. Een harde “pets”ť klinkt door de kamer. Ik voel zijn handafdruk nog op mijn wang zitten. Hij glimlacht gemeen, hij voelt zich er kennelijk beter door als hij me slaat. Een stomp in mijn maag volgt. Ik zit nu op mijn knieën voor hem op de grond. Mijn armen heb ik om mijn middel geslagen. Hij geeft een pijnlijke schop tegen mijn schouderblad. Ik voel wat kraken en de tranen springen in mijn ogen. Ik wil opstaan, maar hij geeft een schop tegen mijn scheen, zodat mijn voet wegglijd. Ik kom op de hand terecht waarvan hij net tegen mijn schouderblad aangeschopt heeft. Hij blijft bezig, en ik kan er weinig aan doen. Als ik zie dat hij me in mijn gezicht probeert te raken weet ik hem net tegen te houden. Dat fokt hem steeds meer op waardoor hij nog harder verder gaat.
Uiteindelijk lig ik op de grond met een bloedneus en een arm die vreselijk veel pijn doet. Eigenlijk doet alles wel pijn, maar mijn arm is onophoudelijk. Dat heeft Tom ook gemerkt en geeft er telkens nog een extra stoot tegenaan. De tranen rollen over mijn wangen.
Ik wil weg. Opstaan kan ik niet, dan haalt Tom me weer onderuit. Ik kruip langzaam vooruit. Ik neem een zakdoek voor mijn neus terwijl Tom grijzend staat te kijken hoe ik leidt. ‘Voelt niet zo prettig hè, die arm van je.’ Zegt hij. Met betraande ogen kijk ik hem aan. Ik zie geen enkel spoortje van medelijden. ‘Wacht maar.’ Zeg ik zacht in mezelf. Hij lijkt het niet verstaan te hebben, en dat is maar beter ook. Als ik straks geen bloedneus meer heb ga ik gelijk naar Gustav. Hij weet wel wat goed is voor mijn arm.
Eindelijk is het over, ik ga weg. Jammer dat Tom me daar amper kans voor geeft. Weer een harde trap. Ik ben het zat, hij heeft de emmer laten overlopen. Ik duw hem met mijn goede hand hard opzij waardoor hij even achteruit deinst. Ik kan niet zo veel kracht zetten met één hand, maar het is beter dan niets. Ik strompel verder. Uiteindelijk sta ik boven aan de trap. Ineens voel ik een paar handen in mijn rug en ik verlies mijn evenwicht. Ik val een eind naar beneden, waar ik nu precies ben weet ik niet. Ik strek mijn arm uit om ergens iets te pakken wat me tegenhoud. Er schaaft iets langs mijn vingers, ik krijg het in een inham te pakken. Daar lig ik dan, halverwege de trap. Verder ga ik zelf voorzichtig de trap af. Tom heeft me ondertussen ook al ingehaald. Hij trekt de deur open en duwt me naar buiten. Doordat ik nog een beetje duizelig ben van daarnet val ik voorover. ‘Zielig hoor.’ Hoor ik nog even en dan gooit hij de deur dicht. Ik heb helemaal niets bij me. Ook geen mobiel om Gustav te bellen. Er naartoe lopen gaat waarschijnlijk veel te lang duren. Hij woont in Magdeburg, ik ben in Hamburg. Met het tempo wat ik nu loop duurt dat veel te lang. Hopeloos ga ik op het dichtstbijzijnde bankje zitten. Dan voel ik iets in mijn broekzak. Het is een strippenkaart, die komt nu mooi van pas. Ik tel de strippen, daaruit kan ik de conclusie trekken dat ik wel heen kan, maar niet meer terug. Daar verzin ik dan wel wat voor. Ik loop moeilijk naar het bushokje. Al snel komt de bus eraan.
Ik moet een paar keer overstappen voordat ik bij Gustav ben. Onderweg word ik raar aangekeken door allemaal mensen. Die weten natuurlijk niet wat er is gebeurt, en zien me ineens zo raar lopen. Het zal wel.
Ik stap uit de laatste bus. Ondertussen ben ik heel erg moe en ik moet nog een stuk lopen voordat ik bij Gustav ben. Om het me allemaal nog wat soepeler te laten verlopen gaat het ook nog eens kei hard regenen. Daar ben ik weer lekker mee. Drijfnat loop ik weer verder. Nog steeds heb ik overal last van.
Na ruim een half uur lopen ben ik eindelijk bij Gustav’s huis beland. Tom weet wel wat hij deed. Ik bel aan. Als Gustav de deur open doet zie ik dat hij schrikt dat ik er zo bij sta. Ik leun vermoeid tegen een muurtje. ‘Wat is er met jou gebeurt?’ Vraagt hij terwijl hij me mee naar binnen neemt. Het enige wat ik kan zeggen is “Tom”ť. Dat zegt hem al genoeg. ‘Ik ga wat droge kleren voor je zoeken, straks vat je nog kou. Ik hoor je straks wel helemaal uit.’ Zegt hij. Ik knik. Snel verdwijnt hij naar boven. Ik staar moe voor me uit. Ik heb het koud door de regen, hier binnen is het lekker warm. Ik ben een beetje van de wereld totdat ik ineens een zachte handdoek over mijn gezicht voel gaan. ‘Au, au, au.’ Zeg ik ineens. ‘Oja, sorry, je hebt zeker nog steeds last van je oog.’ Zegt hij. Ik knik. Ik zie nu pas dat hij een stapeltje kleren naast me heeft neergelegd. ‘Kleed je maar in het kamertje beneden om. Ik maak wel een bed voor je klaar voor vannacht. Tenminste, ik denk dat je vanavond nog niet naar huis wilt. Of wel?’ Vraagt hij. ‘Liever niet.’ Zeg ik. Hij helpt me naar het kamertje en gaat naar boven. Ik droog mezelf helemaal af en doe de droge kleren van Gustav aan, wat trouwens een beetje lang duurt doordat mijn arm niet meewerkt. De kleren zijn een beetje wijd maar dat maakt niet uit. Ik blijf nog even zitten en ga dan naar boven. Ik doe een poging om mijn natte kleren ophangen zodat ze kunnen drogen. ‘Laat dat maar aan mij over. Jij staat nog te wankelen op je benen.’ Zegt Gustav. ‘Oké.’ Zeg ik. Ik leg alles neer. Hij hangt alles snel op. Ondertussen ben ik even gaan zitten. Als hij klaar is gaat hij op zijn hurken voor me zitten. ‘Wat is er daarnet gebeurt?’ Vraagt hij. Ik zucht diep, dan begin ik alles te vertellen vanaf het moment dat Tom binnen kwam. Gustav luistert goed. ‘En toen ben ik dus naar jou toe gekomen.’ Beëindig ik mijn verhaal. ‘Heb je nog steeds last van je arm?’ Vraagt hij. Ik knik. ‘Dan laten we er een dokter naar kijken oké?’ Zegt hij. ‘Is goed.’ Zeg ik.
We stappen in zijn auto en gaan naar het dichtstbijzijnde ziekenhuis. Er worden foto’s gemaakt van mijn arm. Na een tijdje wachten verteld de dokter dat mijn schouderblad gebroken is en er is ook nog wat in mijn onderarm gebroken. Dat moet dus even rechtgezet worden en gips eromheen. We gaan met hem mee. In het kamertje moet ik op zo’n stoel gaan zitten. Het bot wordt weer tegen elkaar aan gezet. Het is echt een vreselijk gevoel dat door mijn hele lichaam lijkt te gaan. En dat moet nog wel twee keer. Er gaat rood gips omheen en dan ben ik klaar. Ik bedank de dokter en geef hem een hand.
‘Vervelend gevoel hè.’ Zegt Gustav als we in de auto zitten. ‘Zeker. Ik kreeg er kippenvel van.’ Zeg ik. ‘Ik weet wat je bedoeld. Ik heb eens mijn pols gebroken. De weg naar het ziekenhuis was echt vreselijk. Dat bot schaafde telkens langs elkaar.’ Zegt hij lachend. ‘Getver, houd maar op. Ik vond dit al erg genoeg.’ Zeg ik. Dan gaat de mobiel van Gustav af. ‘Lekkere timing.’ Zegt hij. Hij vist hem uit zijn broekzak. ‘Kan jij even opnemen?’ Vraagt hij. ‘Oké.’ Zeg ik. Als ik op het display kijk zie ik dat het Tom is. ‘Tom? Waarom bel je?’ Vraag ik gelijk. ‘Bill? Waarom neem jij de telefoon op? Ik belde toch naar Gustav? En je hebt je mobiel toch niet bij je?’ Vraagt hij. ‘Ik zit in de auto bij Gustav. Maar waarom bel je?’ Vraag ik nog eens. ‘Nou…Omdat ik me zorgen over je maakte. Echt waar. Ik… Het klinkt stom, maar ik besefte niet wat ik deed daarnet.’ Zegt hij. Het is duidelijk dat Tom zich schuldig voelt. ‘Ik dacht wel dat jij bij Gustav zou zijn, daarom belde ik je.’ Vervolgt hij. ‘Aha.’ Is het enige wat ik zeg. ‘Waarom zeg je zo weinig?’ Vraagt hij. ‘Wat moet ik dan zeggen? Ik had niets bij me. Per ongeluk ontdekte ik dat ik een strippenkaart had waarmee ik naar Magdeburg kon, Gustav heeft me opgevangen, en we komen net uit het ziekenhuis. Wat wil je verder dat ik zeg?’ Vraag ik een beetje overstuur. ‘Het ziekenhuis? Wat was er aan de hand?’ Vraagt hij. ‘Gebroken schouderblad en onderarm.’ Zeg ik. ‘Oh… Sorry, het spijt me echt vreselijk. En ik maakte me echt, echt, echt zorgen om je. Maar je zult het waarschijnlijk niet geloven, en dat begrijp ik ook wel.’ Zegt hij. Het klinkt alsof hij zit te huilen aan de andere kant van de lijn. ‘Maar je weet toch wel dat je niet zomaar even een tik hebt uitgedeeld.’ Zeg ik. ‘Ja, dat weet ik.’ Zegt hij met een snik tussendoor. Ik krijg echt medelijden met hem. ‘Is dat Tom?’ Vraagt Gustav zacht. Ik knik. ‘Geef hem maar even.’ Zegt hij. Ik geef de mobiel aan Gustav. ‘Tom? Waarvoor belde je?’ Vraagt hij. Waarschijnlijk hangt Tom nu hetzelfde verhaal op als daarnet bij mij, maar dan met wat meer gesnotter tussendoor. ‘Oh, ik zal het wel even vragen.’ Zegt Gustav. ‘Tom vraagt of we naar hem toe kunnen komen. En hij smeekt of je asjeblieft weer naar huis wilt komen. Dus de keuze is aan jou. Wil je nu naar hem toe? En wil je weer thuis blijven?’ Vraagt hij. Ik denk na. Enerzijds wil ik niet naar Tom toe omdat hij me daarnet weer en elkaar heeft geslagen, dat geldt ook voor het naar huis gaan en daar blijven. Anderzijds wil ik wel naar hem toe, omdat hij het echt lijkt te menen, en hij blijft toch mijn broer, onlangs wat hij gedaan heeft. ‘Is goed, we gaan naar hem toe.’ Zeg ik uiteindelijk. ‘Goed nieuws voor je, we komen eraan.’ Zegt Gustav tegen Tom. Zelfs hier hoor ik een blije “Dank je”ť. Gustav hangt weer op. ‘Dan ga ik je dus weer terug naar huis brengen.’ Zegt hij. Ik knik.
Na een hele tijd zijn we weer thuis. Als ik aanbel doet Tom gelijk de deur open. Zijn ogen zijn helemaal rood van het huilen. Het eerste wat hij doet als hij mij ziet is een knuffel geven, en hij laat ook maar niet los. ‘Ehm…Tom, ik moet nog langer mee. Als het even kan zou ik willen adem halen.’ Zeg ik. Hij laat gelijk los. ‘Sorry.’ Zegt hij. ‘Dat heb ik eerder gehoord.’ Zeg ik. ‘Anders ik wel.’ Zegt Gustav, die achter me staat.
Vanavond verontschuldigt Tom zich nog wel duizend keer. Hij voelt zich echt schuldig over wat hij heeft gedaan, maar dat mag ook wel. Ik zeg ook niet zomaar dat het allemaal niets uit maakt, want het maakt me wel wat uit. Hij heeft me af en toe het leven behoorlijk zuur gemaakt. Hij loopt me nu constant te vertroetelen zodat alles helemaal naar mijn zin is.
Als het laat in de avond is zwaaien we Gustav uit. Ik ben een beetje bang dat Tom weer terug gaat vallen in het oude ritme, en dat het hele knuffel gedoe fake was. Maar al snel maakt hij me duidelijk dat het niet zo is.
Gelukkig slaat hij niet meer. Hij heeft het echt gemeend, en beseft dat het fout was wat hij deed. Nu zijn we zoals we altijd al gespeelt hebben. Ofterwijl: We kunnen niet zonder elkaar, en zijn heel close.
Hij heeft ook allemaal lieve dingetjes op mijn gips geschreven, echt niet normaal hoe veel. Een groot stuk van mijn arm zit in het gips, Gustav en Georg hadden net de kans om er een klein stukje op te schrijven, en toen Tom eenmaal die stift in zijn handen kreeg zat gelijk het hele gips onder. Het was echt leuk om te zien hoe hij bezig was, met zijn tong half uit zijn mond.
Een glimlach siert mijn gezicht. ‘Wat is er?’ Vraagt hij. ‘Niets, hoezo?’ Vraag ik. ‘Je zit zo te glimlachen.’ Zegt Tom lachend. ‘Oh, dat. Ik was even in een dagdroom bezig.’ Zeg ik. ‘Oké.’ Zegt hij, en gaat weer verder met zijn gitaar.
Reacties:
Er zijn nog geen reacties op dit verhaal.