Welkom op FanFic.nl

De Nederlandse website waar je fanfiction kunt lezen én schrijven.

Nu on-line: (0)

Home » Tokio Hotel » Secrets [S] » Strange

Secrets [S]

11 jan 2011 - 19:04

1497

8

655



Strange

Winkelen, Italië, vier jongens, muzikanten, beroemdheden, vrienden, een auto en een grote stad.
Het zou kort samengevat kunnen worden als een ramp, maar evengoed als een dagje uit. Zelf beschouwden ze het als de laatste optie. Ze gingen een dagje uit, een dagje naar Rome. Het was Tom geweest die het besluit mocht nemen, maar Bill was degene die gekozen had. Hij had de rest van de dag geklaagd dat hij geen zwembroek meer had en er hoge nood was voor een nieuwe - dan had hij ook het water in gekund. Dan had hij mee kunnen doen met het spetteren in het water, en dan had hij nog meer kunnen genieten van zijn warme chocola. Tom had opgemerkt dat zijn broertje niet bepaald een jaloerse indruk wekte op het strand, waar Bill zich bij neerlegde. Dus begon hij te vertellen dat hij een nieuwe winterjas nodig had, omdat hij het koud had gehad in de snijdende wind. Tom had gezegd dat het toch bijna zomer was, en dat Gustav als persoonlijk kacheltje zou dienen. Hierbij waren Bills wangen lichtelijk rood gekleurd, en Gustav had stilletjes geglimlacht. Toen was Bill begonnen over de haren die constant in zijn ogen gewaaid hadden - hij had een nieuwe zonnebril nodig. Tom had gezegd dat ze toch niet meer naar het strand gingen, en dat Bill nog meer dan zat zonnebrillen thuis had liggen. ‘Maar,’ had hij daaraan toegevoegd, ‘als je zo graag wilt winkelen, mag je het best zeggen, hoor.’ Bill had hem eerst vernederd aangekeken, waarna hij toegegeven had dat hij dat wilde.
‘Ik ben in geen eeuwen meer in Rome geweest,’ had hij gezucht.
Tom besloot zijn broertje een plezier te doen, en dus reed hij hen de volgende dag richting Rome. De straten van de stad waren overbevolkt, precies zoals je je voorstelt als je aan een wereldstad denkt. Precies zoals het hoort te zijn, zoals Bill er altijd van gehouden had.
De aanblik van honderden winkels om hem heen, maakte dat hij zich helemaal opgelaten voelde. Hij wilde ze allemaal tegelijk bezoeken, helemaal leegkopen, maar toch wat overlaten, want anders was de aanblik weg. Dan zou hij nooit meer door Rome kunnen lopen en om zich heen kijken en zich afvragen hoe hij al die winkels ooit ging bezoeken - die vraag is alleen leuk als het antwoord ‘niet’ is.
‘Waar wil je als eerst heen, Bill?’ vroeg Gustav, die zich eigenlijk niet zo op zijn gemak voelde tussen alle mensen die in Rome rondliepen. Bill hield stil, om over het antwoord na te denken. Hij werd teveel in beslag genomen door zijn omgeving als hij door deze stad bleef lopen. Door zijn plotselinge stop botste degene die achter hem liep tegen hem op, keek hem vies aan en begon in hem in het Italiaans de huid vol te schelden. Ik spreek geen Italiaans, dacht Bill.
‘Nou?’ vroeg Gustav. Bill glimlachte, maar wist het nog steeds niet. Hij zocht de ogen van zijn broer, alsof die hem hulp zou kunnen bieden, maar die staarden alleen maar verveeld naar boven. Bill volgde de blik en kwam uit bij een stralende blauwe lucht - alle wolkjes waren weggetrokken. De zon straalde weer, en de temperatuur was opgelopen.
‘Overal,’ fluisterde hij. ‘Ik wil overal heen.’ Een glimlach versierde zijn lippen, en samen met zijn fantaserende ogen gaf het hem een dromerige uitstraling. Gelukkig, maar wel breekbaar. Alsof het geluk zomaar omver geblazen kon worden.
‘Je weet zelf ook dat dat niet kan,’ zuchtte Tom verveeld.
‘Klopt, maar ik bedoel dat jullie me maar moeten verassen.’
Dat was het moment waarop Toms lippen omkrulden tot een ondeugende glimlach.
‘Tom niet,’ bedacht Bill zicht vluchtig. Er zat een lachende ondertoon in zijn stem.
‘Gus, waar wil jij heen?’
Waar jij heen gaat, dacht Gustav. Hij opende zijn mond al om het te zeggen, maar bedacht zich net op tijd. Het klonk te cliché, paste te goed in het onrealistische beeld dat Bill uitstraalde. En juist die aansluiting zou het geluk waarschijnlijk de das omdoen.
Dus zei Gustav het niet.
‘Ik begin het idee te krijgen dat we hier voor niets heen zijn gereden,’ zuchtte Tom.
‘Hoezo? Ik heb het prima naar mijn zin,’ bracht Bill ertegenin.
‘Je weet niet eens waar je heen wilt.’
‘Misschien maakt dat ook helemaal niet uit,’ bedacht Gustav.
‘Wil je de hele dag hier blijven staan of zo?’
‘Nee, hoor. Als we nu gewoon gaan lopen, dan komen we vanzelf wel ergens uit.’ Hij haalde zijn horloge onder zijn mouw vandaan. ‘Ik zet een alarm. Als het afgaat, rennen we de dichtstbijzijnde winkel aan de rechterhand in, en dan moeten we allemaal iets kopen.’ Tom trok één wenkbrauw op, om zijn twijfel aan het idee te laten blijken. Bill stemde daarentegen enthousiast in, en Georg zag het ergens ook wel zitten. Gewoon weer eventjes kind zijn, dat moest op zich geen kwaad kunnen.
Dus zetten de jongens de pas er weer in. Elke pas die gezet werd, ging gepaard met een vreemde soort spanning. Het was geen angst, geen opwinding, geen bezorgdheid, meer gewoon nieuwsgierigheid. Wetend dat je alles in je eigen handen hebt, maar niet echt de baas bent over je eigen handen. Je vrienden bepalen jouw tempo, maar niet dat van zichzelf, want dat bepaal jij. Al dan onbewust.
Het was nog best een drama om allemaal bij elkaar te blijven, maar als ze te ver uit elkaar liepen, zouden ze allemaal in andere winkels eindigen. Elke keer als ze tegen iemand aanliepen kregen ze een hatelijke blik toegeworpen, al was het maar de vraag of die echt op hen gericht was - in steden als Rome waren mensen er wel aan gewend hier een daar een botsinkje te ondergaan. Pas toen Gustavs alarm afging en de jongens alle vier richting de dichtstbijzijnde winkel renden, raakten mensen echt geïrriteerd. De jongens besteedden er geen aandacht aan. Ze renden recht op de winkel af, gingen er zonder erbij na te denken naar binnen, en werden door alle andere klanten aangestaard alsof ze gek geworden waren. Eigenlijk waren ze dat ook wel een beetje, maar dat maakte de vriendschap juist zo leuk.
Georg was de eerste die gefocust om zich heen keek en zag dat ze een fruitwinkel binnen waren gegaan.
Dat was dan weer een meevaller.
‘Nou, dit is spannend, zeg. Ik moet een appel kopen,’ spotte Tom, maar hij slaagde er zelf al niet in zijn lachen in te houden.
‘Kan ik u ergens mee helpen?’ vroeg de winkeleigenaar in gebroken Engels, toen hij hoorde dat zijn klanten geen Italiaans spraken.
‘Ja,’ begon Bill. ‘We komen fruit kopen.’
‘Dat komt hier waarschijnlijk nooit voor, denk je wel?’ grinnikte Tom in het Duits. De eigenaar keek hem beledigd aan, maar vervolgde toch redelijk beleefd: ‘Wat voor fruit dan?’
‘Lekker fruit,’ antwoordde Tom, dit maal wel in het Engels. De man nam hem in zich op, besloot dat er geen redden aan viel, en ging verder het ordenen van zijn papierwerk.
‘Zo, die is klantvriendelijk,’ vond Tom.
‘Nee, jij bent lekker sympathiek,’ wierp Gustav tegen.
‘Ik gaf gewoon eerlijk antwoord op zijn vragen.’
‘Klopt, maar veel heeft die man er niet aan. De hele winkel staat namelijk vol met fruit dat voor lekker doormoet.’
Tom haalde zijn schouders op. ‘Ik koop wel een appel.’
De anderen volgden zijn voorbeeld, rekenden af, en snelden weer naar buiten. Daar namen ze plaats op een bankje en knabbelden verveeld aan wat ze gekocht hadden. Eigenlijk proefden ze het niet eens, niet de appel. Het was meer het idee dat ze zich niet meer hoefden te houden aan wat de wereld van hen verlangde, dat ze als kleutertjes door de stad konden rennen en dat niemand er commentaar op had. Dat was een fantastisch gevoel, voor alle vier de jongens.
Toen Georg zich realiseerde dat hij totaal tegen zijn zin zijn appel weg aan het werken was, mikte hij hem in de dichtstbijzijnde afvalbak. ‘Ik heb helemaal geen trek in fruit.’
‘Dan heb je bij deze de opdracht niet goed uitgevoerd,’ vond Tom.
‘Niet helemaal, want die was een winkel binnengaan en er iets kopen, niet het gekochte goed opeten.’
‘Misschien niet.’
‘Ik weet wel zeker van niet,’ grinnikte Gustav. ‘Stel je voor dat we geen fruitwinkel binnengelopen waren.’ De beelden die zich voor de ogen van de jongens vormden, brachten een lachsalvo op gang.
‘Zullen we het nog een keer doen, nu wel met die laatste regel?’ grapte Tom lachend.
‘Straks loop ik een fietsenwinkel binnen of zo,’ riep Georg angstig uit.
‘Het kan erger,’ vond Tom.
‘Moraal gesproken, misschien. Maar ijzer eten lijkt me niet erg prettig.’
‘Het zit ook in je spinazie.’
‘Als jij puur ijzer in je spinazie hebt, dan verbaas ik me erover dat je nog tanden hebt.’
‘Maar het is toch zo?’ vroeg Tom verbaasd.
‘Ik ga niet eens de moeite nemen,’ antwoordde Georg.
‘Maar Bill wel,’ vond Tom. ‘Bill, kun jij uitleggen dat fietsen eten hetzelfde is als spinazie eten?’
‘Het is allebei vies?’ vroeg Bill met een vies gezicht. Hij had geen idee waar het over ging - hij was met andere dingen bezig geweest dan de discussie van zijn broer en Georg.

Voor Yara. ^^


Reacties:

1 2

TomEnDoos
TomEnDoos zei op 11 jan 2011 - 20:52:
Ohmeingotjes! ik moet hw maken but okaaaay.
Het is zoo volgepompt met jou humor en dat is zoo leuk want jouw humor is gewoon leuk. en je verhaal leest -nogsteeds- zoo lekkaah <3


dreamerangel
dreamerangel zei op 11 jan 2011 - 19:38:
haha dik melig 8D

VERDER<3

geenreactiemood


xBlackAngel
xBlackAngel zei op 11 jan 2011 - 19:30:
Omgg<33
Netzo cuuwl Bo :]
Echt, echt, echt
Ik had eigenlijk gehoopt dat ze een andere winkel binnen gingen -wbw-
Hehehe, maar snel weer<3
Tschüsch<3