Hoofdcategorieën
Home » Overige » One Shots » 010. Challenge 002.
One Shots
Geschreven door:
Onderdeel van:
Laatst bijgewerkt:
13 juni 2011 - 12:29
Aantal woorden:
2014
Aantal reacties:
2
Aantal keer gelezen:
310
010. Challenge 002.
De challenge was:
Er moet een rijk meisje zijn, en er moet oorlog zijn. Er komen soldaten, één van hen is met haar ingeprent. Iemand anders van ’t roedel vind dat niet leuk. Dan moet er een onverwachte gebeurtenis komen.
Het moet in de verleden tijd, minimaal 1000 woorden, maximaal is er niet.
Het was een mooie zaterdag ochtend en ik zat voor het raam in mijn kamer. Kijkend naar de grote tuin, en de rivier waar ons huis aan grensde. Het huis begon naar thee te ruiken, en ik wist dat er over ongeveer tien minuten een dienstmeisje zou komen, om me te roepen voor de thee, zoals elke middag.
Mijn ouders waren rijk, en daar had ik absoluut geen problemen mee, want nu in de oorlog, waren er veel mensen die aan honger overleden en dat zouden wij nooit hebben.
‘Juffrouw Collins,’ klonk de stem van het meisje, terwijl ze haar hoofd om de hoek van de deur stak.
‘Zeg maar Emily,’ glimlachte ik en ze zond me een zenuwachtig glimlachje terug.
Ze vertrok en ik zuchtte, terwijl ik opstond en naar beneden liep. Halverwege de trap, werd ik plotseling opgeschrikt door een enorm knal en gegil.
Een gevoel van paniek bekroop me, terwijl ik de trap af rende en de woonkamer binnenvluchtte.
Ik zag mijn moeder stijf van schrik in de kamer staan, mijn vader in geschrokken positie naast haar.
‘Wat was dat?’ hijgde ik angstig.
Er klonk nog een knal en ik gilde weer.
‘Ze gooien bommen,’ schreeuwde mijn vader.
Ik wist wat het betekende, en tegelijkertijd toch niet. Ik wist dat ik nu zou moeten rennen, maar ik kon het niet. Ik kon me niet meer bewegen.
‘We moeten hier weg,’ snikte mijn moeder en begon naar de deur te rennen, op de voet gevolgd door mijn vader.
‘Wacht,’ hijgde ik en rende voor ze uit.
Ik schoof het gordijn een klein stukje aan de kant en sloot het gelijk weer.
‘Ze hebben het huis omsingeld,’ fluisterde ik ademloos.
Ik zag mijn ouders een veel betekenende blik wisselen en toen stapte mijn vader kordaat op me af en greep me bij mijn schouders.
‘Je moet goed naar me luisteren Emily, en alles doen wat ik je opdraag,’ zei mijn vader dringend.
Tranen stroomden geluidloos over mijn wangen en ik knikte.
‘Zometeen pak jij je mantel, en dan vertrek je door de achterdeur. Je blijft rennen en rennen tot je niet meer kan. Je mag niet omkeren of wachten als ik je een teken heb gegeven. Begrepen?’
Ik knikte weer, wilde niet weten wat zijn woorden betekenden.
‘Ga je mantel halen,’ gebood mijn vader, en ik haastte me de trap op.
Op de overloop vond ik Julie, ons dienstmeisje, snikkend op de vloer.
Ik sjorde haar overeind en wist haar naar beneden te sturen, waar mijn vader zacht op haar in begon te praten.
Ik rende door het verlaten huis en gooide de deur van mijn kamer open. Ik griste mijn mantel van mijn bed, en pakte wat andere waardevolle spullen. Met mijn schamele bezittingen, rende ik de trap weer af en omhelsde mijn vader en moeder.
Ik wist dat ik nu niet zwak mocht zijn, ik moest doen wat ik kon. Voor mijn ouders en Julie.
‘Ga naar de achterdeur en wacht op het teken,’ gebood mijn vader.
‘Hoe weet ik het teken?’ vroeg ik en mijn stem klonk vaster dan ik dacht.
‘Je merkt het vanzelf wel,’ zei mijn vader kort.
Ik knikte en rende naar de achterdeur, waar ik eerst even uit het raampje spiedde en zag dat de weg naar de heuvels inderdaad vrij was.
Ik luisterde aandachtig en hoorde toen plotseling de voordeur opengaan.
Hij viel weer in het slot en toen klonk er een onwijs geknal, ik wist dat dit mijn teken was en begon te rennen.
Zo snel als ik kon rende ik, de pistoolschoten die overal klonken, negerend en hopend dat ze me niet door zouden hebben.
Ik wist wat het betekende, en wist dat mijn vader dood was en dat het slechts een kwestie van tijd zou zijn tot ook mijn moeder en Julie dood zouden zijn, en ik wist dat het al helemaal niet lang zou duren tot ze erachter zouden komen dat ik niet in het huis was en ze de achtervolging in zouden zetten.
Ik dwong mijn benen steeds sneller en sneller te rennen, terwijl tranen hun zoute weg over mijn wangen weer vonden.
Ik kwam in een bos, en wist dat ik al een aardig eind gerend moest hebben. Maar ik bleef steeds verder en verder rennen, tot ik uiteindelijk alleen nog maar uitgeput verder kon strompelen.
Ik bleef herhalen dat ik verder moest, voor mijn overleden ouders en Julie.
Dus bleef ik door het bos lopen, vallend en weer opstaand.
‘Doe je handen omhoog!’ hoorde ik plotseling en ik snakte naar adem.
Ik draaide me met een ruk om en stak mijn handen in de lucht.
Voor me stonden nog meer bewapende soldaten en ik voelde hoe nieuwe tranen zich wilden vormen. Maar ik gunde ze het plezier van mijn pijn niet, en vocht ertegen.
‘Het is het meisje van Collins,’ riep een man plotseling.
Acuut lieten ze de wapens zakken en ik keek verbaasd toe.
‘Ze leeft nog,’ riep een man.
Een jongen, van mijn leeftijd, kwam op me afgelopen.
‘Kom maar,’ glimlachte hij me bemoedigend toe.
Ik beet op mijn lip, terwijl ik zijn uitgestoken hand argwanend bekeek.
‘Het is goed nu,’ moedigde hij aan, maar liet toen toch zijn hand zakken.
‘Goed, ik snap wel als je ons niet wil vertrouwen,’ zei hij zacht.
Ik herkende hun uniformen en wist dat ze goed waren, ik wist dat dit mijn redding was, maar het voelde niet goed. Mijn ouders hadden zich opgeofferd voor mij, en ik zou nooit meer familie hebben…
Ik werd naar een soort kamp gebracht, naar een soort loods, waar nog meer mensen zaten.
Ik was, aan alle kleding te zien, één van de rijken hier.
Ik bekeek mijn knielange jurk. De lichtblauwe stof, met haar haast onzichtbare lichtblauwe bloemen was nog redelijk schoon.
Ik zat achterin de loods, weggekropen in een klein hoekje.
De soldaat van mijn leeftijd, die zichzelf voorgesteld had als Jacob, had me een deken gebracht en kwam me steeds opzoeken.
Maar ik kon slechts als verdoofd voor me uitstaren, terwijl de torenhoge golven van pijn in stilde over me heen spoelden en elk stukje van me vernietigden.
Na, ik weet niet hoelang, kwam hij weer langs.
Dit keer met een kom soep.
‘Alsjeblieft,’ glimlachte hij en bekeek me bezorgd.
Ik keek naar hem op, en ik zag dat hij schrok.
‘Je moet wat eten, je hebt al twee dagen niks gegeten,’ zei Jacob zacht en schoof de kom soep dichter naar me toe.
‘Dank je,’ fluisterde ik, mijn stem klonk schor van het huilen.
Ik pakte de kom tussen mijn handen vast en zetten mijn lippen aan de rand. De lauwe soep deed me goed.
‘Dank je,’ fluisterde ik weer, toen ik de kom leeggedronken had.
‘Hoe heet je?’ vroeg Jacob toen hij naast me kwam zitten.
‘Emily,’ fluisterde ik.
‘Dan moet jij de Emily zijn waar Paul het altijd over heeft,’ grijnsde Jacob.
‘Ken je Paul?’ vroeg ik en keek opzij naar hem. Paul was een vriend van mijn broer, toen mijn broer nog leefde, en hij kwam vaak bij ons thuis.
‘Paul zit ook in dit leger,’ vertelde Jacob.
‘Dan zal je mijn broer Matthew ook wel gekend hebben,’ fluisterde ik.
Jacob knikte. ‘Ja.’
Een tijdje was het stil.
‘Als er iets is wat ik voor je kan doen moet je het maar zeggen hè,’ zei Jacob opeens.
Een flauw glimlachje gleed over mijn gezicht. ‘Ik ben blij om weer met iemand te praten,’ bekende ik zacht.
‘Als dat de manier is je te helpen,’ glimlachte Jacob.
De volgende ochtend werd ik wakker met mijn hoofd op Jacobs schouder en zijn arm om me heen geslagen.
‘Goedemorgen,’ hoorde ik zijn stem.
‘Goedemorgen,’ mompelde ik en rekte me uit.
‘Ik ga vandaag maar wat actie ondernemen,’ mompelde ik.
‘Goed idee,’ grijnsde Jacob.
Ik stond op en begon wat door de loods rond te lopen. Ik bekeek de groepjes mensen en kwam erachter dat ik helemaal niemand kende.
Ik liep langzaam naar buiten en liet de flauwe zonnestralen mijn huid verwarmen. Het voelde goed om weer even buiten te zijn.
De dagen die daarop volgden, was ik steeds meer buiten.
Naast het riviertje lagen grote keien en daar had ik een prachtig plekje gevonden, waar ik steeds alleen te vinden was.
‘Hé,’ hoorde ik een stem achter me.
Ik draaide mijn hoofd die kant op en een stralende lach gleed over mijn gezicht toen ik Jacob zag.
Hij kwam bij me zitten. ‘Het is bijna voorbij,’ grijnsde hij.
‘Echt?’ vroeg ik ongelovig.
‘Ja,’ grijnsde hij.
Van pure blijdschap vloog ik hem om zijn hals.
‘Weet je al wat je gaat doen als het allemaal over is?’ vroeg Jacob toen ik hem weer losgelaten had.
Ik staarde in het heldere water van het riviertje.
‘Ik ga weg uit Engeland, naar Frankrijk, naar het dorp waar we vroeger woonden… Daar staat nog een huisje van ons,’ zei ik zacht.
Jacob knikte. ‘Ik weet zeker dat je gelukkig zal worden,’ zei hij met een flauw glimlachje.
Ik sloeg mijn ogen neer en zuchtte. ‘Het klinkt misschien gek, maar op de één of andere manier bén ik al gelukkig.’
‘Ik snap wat je bedoeld,’ zei Jacob.
Een traan druppelde op mijn jurk en Jacob pakte mijn hoofd tussen zijn handen en tilde het op, zodat ik hem aan moest kijken.
Met zijn vinger veegde hij voorzichtig de tranen weg.
En toen voelde ik opeens zijn lippen op de mijne.
‘De oorlog is over!’ Overal klonken vrolijke stemmen door de loods en ik deelde de feestvreugde. De blijdschap was na drie dagen nog steeds niet verdwenen, hoewel al meer dan de helft van de mensen in de loods was vertrokken, op zoek naar een beter bestaan.
Na nog drie maanden van oorlog, was ik er helemaal klaar mee om in een loods te wonen.
Ik was net bezig mijn schamele bezittingen bij elkaar te rapen, toen ik plotseling een warme hand op mijn schouder voelde.
‘Hé Jake,’ glimlachte ik toen ik Jacob zag.
Een klein glimlachje gleed over zijn gezicht.
‘Wat is er?’ vroeg ik bezorgd.
‘Ik moet terug naar huis,’ zei hij zacht.
‘Dat is toch juist goed nieuws dat je naar huis gaat,’ lachte ik verbaasd.
‘Ik ga naar huis Emily, terug naar Amerika,’ zei hij zacht.
Toen pas begonnen zijn woorden langzaam tot me door te dringen.
‘Je kan niet weggaan,’ zei ik, mijn hoofd lichtelijk in paniek schuddend.
‘Ik moet wel,’ zei hij zacht.
Tranen begonnen over mijn wangen te rollen.
‘Maar…’ zei ik zacht.
‘Maar wat Emily?’ vroeg Jacob, ook in zijn stem begon nu lichte wanhoop door te klinken.
‘Je kí¡n niet gaan,’ snikte ik.
‘Ik moet wel,’ zei Jacob.
‘Ik ben zwanger,’ fluisterde ik en rende toen langs hem heen, de loods uit.
Drie jaar later.
Ik zette kleine Sophie op mijn heup toen ik de deurbel hoorde gaan.
Sophie begon zachtjes te mompelen, het klonk ongerust.
‘Ne t’inquiète pas, ma chérie,’ glimlachte ik en aaide over haar donkerbruine krullen.
Ik opende de deur en mijn mond zakte een stukje open toen ik zag wie daar stond.
‘Goeie god, Jacob,’ zei ik verbaasd.
‘Hé Emily,’ begroette hij me met een glimlachje.
‘Mama, wie is dat?’ vroeg Sophie, me aan mijn mouw trekkend.
‘Ton père,’ antwoordde ik ademloos, ik kon mijn ogen niet van Jacob losscheuren.
‘Kom binnen,’ zei ik glimlachend tegen Jacob en deed de deur achter hem dicht.
We liepen door naar de kleine woonkamer, en toen we daar aankwamen, bleef het eerst een tijdje stil en daarna begonnen we tegelijkertijd te praten, waardoor we in de lach schoten en het weer stil werd.
‘Waarom ben je hier?’ vroeg ik zacht.
‘Ik wilde je zien, en ik wilde onze dochter zien,’ glimlachte Jacob.
‘Dan kan jij me misschien ook uitleggen waarom ze zo ongelooflijk warm is altijd?’ vroeg ik hoopvol.
Ik zag Jacobs gezicht betrekken. ‘Ja, ik kan het uitleggen, maar je moet me beloven dat je niet schrikt en me uit laat praten.’
Ik knikte en perste mijn lippen stevig op elkaar.
‘Ik ben een weerwolf, ik ben met je ingeprent en Sophie is waarschijnlijk ook een weerwolf,’ zuchtte hij.
‘Je bent een wí¡t? En je bent wí¡t?’ vroeg ik verbaasd.
‘Ik ben een weerwolf, of eigenlijk een gedaanteverwisselaar die zich in een weerwolf kan veranderen. En ik ben met je ingeprent, dat betekent dat jij voor altijd mijn ware liefde zal zijn,’ fluisterde Jacob.
Zonder nog iets te zeggen liep ik naar hem toe, en sloeg mijn armen om zijn nek.
‘Ik hou van je,’ fluisterde ik.
Reacties:
realMe zei op 11 feb 2011 - 20:01:
dit is lief, echt zo lief.....
ik merkte niet eens dat het 2000 woorden ongeveer waren.
meestal heb ik halverwege zoiets van -duurt dit nog lang-, nu had ik zoiets van -zijn we er al?-
dit is lief, echt zo lief.....
ik merkte niet eens dat het 2000 woorden ongeveer waren.
meestal heb ik halverwege zoiets van -duurt dit nog lang-, nu had ik zoiets van -zijn we er al?-
Wow. Dit is echt lang, maar het lezen zeker weten waard
Goed man
<3