Welkom op FanFic.nl

De Nederlandse website waar je fanfiction kunt lezen én schrijven.

Nu on-line: (0)

Home » Tokio Hotel » Bad boys for life. » Hoofdstuk 49

Bad boys for life.

28 feb 2011 - 20:35

810

0

245



Hoofdstuk 49

Echt volkomend relaxed. En die mensen zijn dus gewoon blij. Hebben ze niks, is het stervenskoud 's nachts, dan zie je nog gewoon blije gezichten. Ik vond dat zo'n verschil met hier. Moet je hier eens op zaterdagmiddag door de stad lopen. De winkels puilen uit. Je kunt van alles kopen. Je kunt zelfs dingen kopen als je geen geld hebt. Kredietje hier, kredietje daar. Er zijn hier geen bermbommen. Er zijn hier geen soldaten die uit verveling opeens door de hoofdstraat komen scheuren, terwijl ze lachen hun mitrailleurs afschieten in de lucht. Het is hier veilig, er is genoeg eten en als je het koud hebt, zet je de verwarming gewoon een beetje hoger. Maar denk je dat ze hier gelukkig zijn? Kijk rond op zaterdagmiddag. Kijk rond 's ochtends in de trein. Kijk rond op zondagmiddag in het park. Een en al zure gezichten. Niemand is meer blij. Allemaal kijken ze zuur en chagrijnig om zich heen. Lopen ze te zeiken over het weer. Het is te koud, het is te warm, het is te nat, het is te droog. Iedereen loopt te zeiken, niemand blij. Daar is dat niet zo. Daar zijn mensen wel vaker blij. Blij omdat ze leven, blij omdat ze weer een bombardement overleefd hebben. Dat is echt anders. Soms reden we de bergen in, op verkenning om te kijken wat de Amerikanen aan het uitvreten waren. Die hadden een nieuwe tactiek ontwikkeld. Ze hadden ondertussen door dat de grotten een belangrijke overwinteringsplaats waren voor het verzet, dus bliezen ze aan de lopende band grotten op. Dat doen ze niet met gewone bommen, maar met bommen die een soort onderdruk veroorzaken. Eerst blazen ze de zichtbare ingangen op met een gewone munitie en als er dan nog een paar ingangers zijn, schieten ze er van die granaten in die alle zuurstof wegzuigen. Iedereen die zich verborgen heeft in zo'n grot stikt direct en sterft een gruwelijke dood. We zijn met de jongens wel eens in zo'n grot gaan kijken na een aanval. Dat is echt gruwelijk. Je vindt er allemaal mensen met wijd opengesperde ogen, dikke tongen en opengekrabde vingertoppen. Alsof ze tot het laatst hebben geprobeerd de buitenlucht te bereiken. Na een tijde hoefden de vrouwen zich niet meer te verbergen als ik in de tent was. Ik was een soort van familie geworden. ze deden nog wel hun sluier voor hun gezicht als ik binnenkwam, maar verlieten de ruimt niet meer.

Een van Nabils dochter had mijn leeftijd. Iets jonger en ze had echt heel mooie ogen. Net als Miriam. Van die ogen vol vuur. Maar haar ogen waren anders. Haar ogen waren vrij. Niet dat ik op haar hoede, zoals de meiden die ik hier kende, maar een blik die altijd in de verte keek. Saidah heette ze en ik vond haar prachtig. Ik wist niet goed wat ik moest doen, want over dat soort dingen spreken is daar niet zo eenvoudig. Het was een soort schimmenspel. Als ik binnenkwam en alle vrouwen hun sluier omdeden, deed zij hem net wat later om. Ik zag haar dan lachen, alsof ze mij in de maling nam. Als we gingen eten en zij gaf mij een bord, dan stootte ze, zogenaamd per ongeluk, even tegen me aan. Keek ik dan naar haar, dan keek zij strak de andere kant op. Ongrijpbaar was ze, onbegrijpelijk. En verschrikkelijk fanatiek. De vrouwen kregen daar ook gevechtstraining in een afgezonderd gedeelte van het kamp en natuurlijk slopen wij er met de jongens vaak heen om te kijken of we een glimp konden opvangen van die meiden. Dat moest je wel voorzichtig doen, want als die kerels het zagen en ze kregen je te pakken, dan sloegen ze de lucht uit je longen. Man... zij was zo fanatiek. Zij kon vechten als een tijger. Voor niks en niemand bang en verschrikkelijk snel. Ik vond haar echt heel bijzonder. Volgens mij vond ze mij ook wel leuk. Ik vond soms bloemblaadjes op mijn slaapplek en kreeg zonder te vragen een extra stuk vlees en dat soort dingen. In zo'n kleine gemeenschap valt dat wel snel op. In ieder geval begon Nabil het te merken, want hij stuurde me steeds weg als ik binnenkwam. Of hij nam mij mee om een stukje te lopen. Dat waren ooit gewone stukjes, maar altijd van die soort survivaltochten. Moest ik over een boom over een ravijn, of een veel te zwaar stuk hout terugslepen naar het dorp.''Strong, you strong'', zei hij dan, terwijl hij met een paar takjes grijnzend verderop stond te wachten. Alsof hij me aan het testen was. Zo nu en dan mocht ik mee op expeditie. Nooit in de frontlinie, daarvoor vertrouwden ze me niet genoeg, maar achter de linies. Kwamen ze als idioten teruggereden van een of andera aanval en moest ik hun munitie aanvullen, paarden afdrogen of verband aanleggen.


Reacties:

Er zijn nog geen reacties op dit verhaal.