Hoofdcategorieėn
Home » Tokio Hotel » In Silence » The Boys
In Silence
The Boys
June liep terug naar huis. Vandaag had ze de man niet gezien in het winkelcentrum. Ach ja, hij kon toch niet altijd gaan winkelen. Eigenlijk was ze best zielig, geobsedeerd zijn door een man van wie ze nog niet eens de naam wist. Haar lange blonde haren wapperden in de stevige wind. Haar huis kwam al snel in zicht. Waarschijnlijk was de rest al lang thuis. Een nieuwe auto stond voor het huis, de nummerplaat was haar onbekend. De deur stond ook open , een man liep terug weg. De man had zwarte kortgeknipte haren en was niet zo groot, June was ongeveer even groot met haar meter 70. Van zijn lippen kon ze aflezen dat hij haar ma gedag zei. Toch, de man leek haar op de een of andere manier bekend, alsof ze hem al eerder had gezien.
“Mama, wie is die man?”¯ vroeg ze met gebaren taal. De man keek vreemd op, maar haar moeder antwoordde, ook in gebaren taal :
“Deze man was de weg kwijt, ik kan hem de weg ook niet uitleggen. Jij komt wel vaker in L.A., misschien ken jij de weg?”¯
Toen pas merkte June nog een man in de auto op, de man had lange bruine haren, dat was ook het enige dat ze zag.
“Hmm, Hangt er vanaf naar waar ze moeten,”¯ zei ze. De man stond verbaasd naar haar te kijken.
“Ze moeten naar het winkelcentrum, daar hadden ze afgesproken met hun vrienden,”¯ zei ma.
“Daar kom ik net van, zeg hen me te volgen. Ik neem mijn fiets even,”¯ zei June en liep naar het tuinhuisje waar haar fiets stond. Het was een gewone fiets met afgebladderde verf. Haar fiets was dan iets te klein voor haar maar ze kon er nog goed op rijden. June gebaarde naar de mans dat ze moesten volgen. De auto , een zwarte BMW met een afhaalbaar dak, volgde haar. De man met de bruine haren zat aan het stuur. De rit naar het winkelcentrum was niet ver, hoogstens anderhalve kilometer vlakke weg. June leidde hen naar de parking van het winkelcentrum. De man keek wat ongemakkelijk, waarschijnlijk omdat hij geen idee had hoe June te bedanken. Twee mannen kwamen aanlopen. Zelfs van ver kende ze de man waarvoor ze hoe dan ook naar het winkelcentrum ging. De man had zwarte haren die in een hanenkam omhoog stonden. De diepbruine ogen van de man waren om in te verdrinken, vond ze zelf. De tweede man, (zijn broer dacht June) had conrows, ook zwart en dezelfde bruine ogen. June wilde al op haar fiets stappen om terug te vertrekken toen een van de twee, de man met de stekeltjes, haar tegenhield. “Ik weet niet of je me kan verstaan, maar dank je om ons de weg te wijzen,”¯ kon June van zijn lippen aflezen.
“Graag gedaan,”¯ mimede June met een glimlach.
Snel verder !