Hoofdcategorieėn
Home » Overige » (If I can't find love, I'm gonna) runaway (Cher) » If I can't find love, I'm gonna runaway
(If I can't find love, I'm gonna) runaway (Cher)
If I can't find love, I'm gonna runaway
If I can’t find love, I’ve got to run away
Met de inhoud van de brievenbus loop ik het kantoor van de farm binnen. Op de achtergrond rammelen servies en bestek. Diana, de huishoudster, dekt de tafel in de eetkamer. Over een kwartiertje worden we aan tafel verwacht bij Lorenzo, onze bedrijfsleider, dus ik heb nog even de tijd om de post te sorteren voor hem. Tijdens de lunch nodigde hij ons allemaal uit voor een gezellig etentje, want, zei hij, hij gaat vanavond een belangrijke mededeling doen. Ik heb geen idee wat het zal zijn, want hij heeft afgelopen week geen toespelingen gedaan op het één of het ander. Soms, tijdens de avonden dat we de administratie doen, laat hij wel eens wat los, maar nu heb ik echt geen idee wat ie ons gaat vertellen. Het enige wat hij aan me vroeg was of ik vanavond naast hem wil komen zitten.
Hij heeft er geen idee van hoe spannend ik dat vind. Laat staan dat hij weet hoe vreselijk gek ik op hem ben. En hoe lang al. Ik durf hem dat alleen nog niet te laten zien of merken. Nog niet. Al weken loop ik moed te verzamelen. Lang moet ik niet meer wachten, m’n hart barst bijna uit elkaar, zoveel houd ik van die man.
Zo, dat waren de rekeningen. Ik zet de ordner in de archiefkast en begin de andere post te sorteren. Terwijl ik de spiegel boven de schouw passeer schiet ik in de lach. M’n kleding en het werk wat ik nu loop te doen passen vandaag absoluut niet bij elkaar. Stel je voor: een secretaresse in vale spijkerbroek, een door de zon gebleekt ruitbloesje met grasvlekken en werkschoenen onder de modder met strosprieten tussen de veters. Ze zien me al aankomen! Gelukkig doet Lorenzo niet moeilijk. We mogen vanavond gewoon meteen na ons werk naar binnen komen, zei hij.
Terwijl ik de lege enveloppen in de papierbak laat vallen lopen m’n collega’s de eetkamer in. Meteen lijkt het daar een kippenhok. Dat is met elke maaltijd zo, maar als er iets te vieren valt komt daar nog een schepje bovenop.
Voetstappen in de hal kondigen Lorenzo aan. Zijn geliefde cowboylaarzen stoppen bij de deur van zijn kantoor.
“Hoe lang heb je nog nodig?”¯ vraagt hij vriendelijk, alsof hij het wist dat ik hier zou zijn.
Ik kijk op terwijl mijn hart een extra roffeltje maakt.
“Mmm… een paar minuten. Alleen deze brieven nog even sorteren.”¯
“Diana zet om kwart voor zeven het eten op tafel.”¯
Hij werpt een blik op zijn horloge.
“Dat is over tien minuten. Tot zo, aan tafel.”¯
“Tot zo,”¯ groet ik terug.
Een warme gloed trekt van m’n wangen naar m’n buik, waarin een hele zwerm vlinders rondfladdert. Het zijn zulke eenvoudige dingen, zoals die momenten dat hij even langer naar me kijkt, die me de hoop geven dat hij voor mij ook iets voelt. Binnenkort trek ik de stoute schoenen aan en ga ik een poging doen daarachter te komen.
In de veronderstelling dat hij al naar de eetkamer is gegaan loop ik om zijn bureau heen en schuif de sorteerbakken dichterbij. Ik kijk op van een geluid bij de deur. Lorenzo loopt nu pas weg.
Met de stapel brieven in m’n hand droom ik weg. Terug naar twee jaar geleden. Op een warme dag, midden in de hooitijd, waren we met man en macht bezig de wagens te vullen want er was regen voorspeld. Lorenzo, de nieuwe knecht viel met zijn neus in de boter. Niets rustig inwerken. Hup! Meteen op de tractor, meteen op het veld, handen uit de mouwen en zweten maar. Wat waren we een prachtig team. We voelden elkaar perfect aan met laden en lossen van de pakken hooi. Eén blik, één woord, één gebaar. Meer hadden we niet nodig. Als de vonken die tussen ons oversprongen tastbaar waren geweest was alles in vlammen opgegaan.
De nieuwe knecht bleek geen rokkenjager. Hij drong zich niet op, was altijd vriendelijk en charmant. Onze ogen leken soms met elkaar verankerd, maar daar bleef het bij. Zou Lorenzo het gezien hebben? Die enorme angst die in mijn ogen stond? Zou hij het begrepen hebben, mijn terugdeinzen als ie te dicht bij me kwam? Ooit zal ik het aan hem durven vragen. Als ik genoeg moed verzameld heb om hem te vertellen wat ik voor hem voel.
Met een zucht richt ik mijn blik op de stapel brieven in m’n handen en leg ze in de bakjes waar ze thuis horen. M’n hart wordt met de minuut onrustiger. Ik mag naast hem zitten! Naast de man van m’n dromen!
Na de nachtmerries over mijn ex-man waren m’n dagdromen jarenlang de enige plek waar ik nog mannen toeliet. Niet in m’n echte leven, nee, alleen in mijn dagdromen. Na dat verschrikkelijke huwelijk met een man die alcoholist bleek te zijn wilde ik nooit meer een relatie. Nooit wilde ik meer zo vernederd worden, nooit meer zo in de hoek gedreven als hij me dreigde te slaan, nooit meer zo in de steek gelaten en geïsoleerd van iedereen die ik liefhad. Nooit meer wil ik zo ontzettend bang zijn voor iemand. Als zelfbescherming nam ik me voor om de rest van m’n leven vrijgezel te blijven.
Het duurde lang voor ik weer durfde te dagdromen, maar op een moment wist ik precies hoe de perfecte man moest zijn en hoe hij er uit zou zien. Dat er iemand op deze wereld rond zou kunnen lopen die zowel van binnen als van buiten als twee druppels water op die droomprins lijkt, daar heb ik nooit rekening mee gehouden. Die zomerse dag waarop ik ontdekte dat mijn favoriete man in het echt bestaat werd ik verscheurd door tweestrijd. Alle hartslagen leken paukslagen. Om en om van angst en verliefdheid. De angst zette me aan tot hard werken. Ik stond m’n mannetje en deed stoer, want niemand hoefde te zien wat er echt in me omging. De verliefdheid zette de poorten open om alle signalen van Lorenzo op te vangen en zo in harmonie samen te werken. Het werden de meest bijzondere dagen van mijn leven. Een begin van een hevige innerlijke strijd. Wilde ik nog steeds alleen blijven? Of durfde ik voor deze mooie man mijn hart weer open te stellen? Hoeveel angst had ik nog te overwinnen? Hoeveel geduld zou hij voor mij kunnen opbrengen? Ik kon enkel hopen dat niemand hem voor mijn neus zou wegkapen.
Lorenzo bleek niet enkel voor het boerenwerk naar dit bedrijf te zijn gekomen. Hij had zijn zinnen gezet op de functie van bedrijfsleider en toen de oude baas wegens slecht beleid moest opstappen, pakte hij de kans, die de maatschap hem bood, met beide handen aan. Behalve goede papieren gaf hij blijk van een doordachte visie. In een mum van tijd schroefde hij dit bedrijf op van een middelmatige boerderij tot een geolied bedrijf waar we in harmonie met elkaar bergen werk verzetten en prachtige producten verbouwen.
Op drukke oogstdagen werkt Lorenzo gewoon mee op het land. Niks arrogante baas achter het bureau. Elke dag loopt hij in zijn overall op het land en in de loodsen. Hij mopperde ooit zelfs over het doen van zijn administratie. Hij zat te vaak binnen naar zijn zin.
“Wie kan me helpen om orde te scheppen in een grote puinhoop?”¯ vroeg hij op een keer toen zijn kantoor bezaaid lag met papieren.
Iedereen keek naar mij. Ooit ben ik een paar jaren secretaris van een vereniging geweest en die taak voerde ik vol ijver en enthousiasme uit. Dat wisten m’n collega’s dus nog. Lorenzo had hun blikken gevolgd en vroeg me op de man af of ik hem alsjeblieft wilde helpen het overzicht terug te krijgen.
Verlegen doch daadkrachtig zette ik mijn tanden in het enorme karwei. Ik zette een extra tafel in het kantoor om alles te kunnen sorteren, kreeg toestemming zoveel ordners te kopen als er nodig waren en mocht alle avonduren die ik maakte declareren. Voor alles op orde was werden dat er heel wat. Toen ik twee archiefkasten had ingericht kreeg ik een vrije dag als dank.
Sindsdien ben ik elke week een avondje min of meer secretaresse van onze bedrijfsleider. In het begin wist ik me geen houding te geven in zijn gezelschap, maar beetje voor beetje ontspande ik me, omdat hij zich ook in zijn kantoor netjes gedraagt. Geen arrogante bedrijfsleider die zijn assistente van hot naar haar stuurt, geen baas die zijn macht misbruikt om een jonge vrouw te versieren, maar een vriendelijke man die me op m’n gemak stelt en me steeds meer toevertrouwt. Hij weet niet dat hij mij op deze manier met een totaal nieuw soort man laat kennismaken.
Als Lorenzo hoofdbrekende stukken doorneemt of de financiële administratie doet, verloopt de avond voornamelijk zwijgend. Daarna trekken we ons vaak nog een poosje terug in de keuken. Dan maakt hij wat hapjes en drinken we nog wat. Soms zitten we boven op de aanrecht moppen te tappen en liggen we samen in een deuk. Op zomer-avonden strijken we neer op de veranda om te genieten van de geur van het land dat we die dag bewerkt hebben.
Maar heeft hij luchtige stukken op zijn bureau liggen dan kletsen we tussendoor heel wat af en sluiten we de avond vroeger af.
Ik schrik op uit m’n gedachten en zie dat ik vijf minuten heb verloren met dagdromen. Snel sorteer ik de brieven en schuif de bakjes op hun plaats. Als ik tot slot de bureaumat netjes recht leg piept er toch nog een stuk papier onder vandaan.
“Lorenzo, zo kom ik nooit aan tafel,”¯ verzucht ik een kleine ergernis.
Met een geoefend oog zoek ik naar steekwoorden zodat ik weet waar de brief naar toe moet. Lezend loop ik naar de archiefkast, maar m’n passen vallen stil bij het zien van verontrustende woorden. Lorenzo ontboden in Chicago? Aankoop? Overdracht? Een adres? Een gigantisch aantal hectaren? Weer Chicago? Week vijfentwintig?
Naarmate de boodschap van de brief tot me doordringt voel ik het bloed uit mijn gezicht trekken, lijkt iemand me in mijn maag te stompen en vullen m’n ogen zich met tranen. Mijn onstuimig kloppende hart verandert in een ijsklomp. De brief glipt uit m’n verkrampte vingers en dwarrelt een stukje door de lucht voor hij bij de schouw op de grond valt.
Lorenzo gaat weg! Hij gaat ergens anders een bedrijf opstarten! Ik raak de man van m’n dromen kwijt nog voor ik hem heb mogen liefhebben! Het is geen feestje dat we gaan vieren, maar een afscheid! De conclusies rollen als kassabonnetjes uit mijn hersenen.
Wat doe ik hier dan nog? Paniek slaat om m’n hart. Waar ben ik veilig als m’n hart opnieuw begint te bloeden van pijn?
Weg! Ik moet hier weg! In een roes van verbijstering kom ik in beweging. Ik wil rennen, maar ook ongezien vertrekken. Met een paar grote passen ben ik bij de deur die ik, eenmaal in de hal, voorzichtig achter me sluit. Koortsachtig bedenk ik een manier om langs die grote openslaande deur te komen. Hoe voorkom ik dat iemand achter me aankomt? Een paar diepe zuchten helpen me tot rust te komen, of althans m’n trillende lijf onder controle te krijgen. Mocht iemand me zien dan heb ik mijn woordje klaar.
Zo normaal mogelijk loop ik met stevige passen voorbij de eetkamer. Niemand let op mij. Mijn oog valt op Lorenzo die aan de kop van de tafel vrolijk zit te praten met Randy, een collega. Niets duidt erop dat hij straks de doodsteek gaat toebrengen aan dit mooie bedrijf, aan onze harmonie. Kan hij dan zo goed toneelspelen?
Twee meter voorbij de eetkamer zet ik het alsnog op een rennen. Weg! Ik moet weg hier! Ik wil er niet bij zijn als Lorenzo zijn onheilstijding brengt. Ik wil niet instorten waar iedereen bij is. Niet onder zijn ogen.
Bij de achterdeur lopen m’n ogen opnieuw vol tranen. Gelukkig kan ik de weg naar het fietsenhok blindelings vinden. Als ik het fietssleuteltje kwijt lijk te zijn raak ik opnieuw in paniek. Weg! Ik moet weg van hier! M’n hart bonkt. Ijs tegen ijs. Het voelt zo intens koud. Alsof ik bezig ben dood te gaan. Eindelijk, het sleuteltje. Ik stap op de fiets. Met een nijdig gebaar veeg ik de tranen uit m’n ogen zodat ik kan zien waar ik rijd.
Eenmaal op de verharde weg wil ik het op een racen zetten, maar mijn benen lijken van lood. Waarom willen ze nu niet meewerken?! Ik moet hier weg! Anders blijft er niets van me over!
De eerste kilometer weet ik me nog te focussen. Naar huis, ik moet naar huis. Thuis ben ik veilig. Thuis, daar zijn m’n honden. Zij zullen me troosten. Zij zullen m’n koude hart weer verwarmen. Kom op, op je pedalen! Als ik eenmaal voorbij die bocht ben, dan kunnen ze me vanaf de farm niet meer zien. Kom op nou benen van me, trappen!
Ondanks mijn prima conditie bereik ik uitgeput het bos dat op de weg naar huis ligt. Voorbij de bocht voel ik me minder opgejaagd en durf ik een tandje lager te schakelen. Maar dan komt de brief weer op m’n netvlies. Lorenzo gaat weg! Hij gaat iets kopen in Chicago! Ik raak hem kwijt! In alle hevigheid komt het verdriet opzetten. Door de tranen zie ik niet meer waar ik rijd. Ik stap maar af. Mijn hele lijf trilt. De fiets valt uit m’n handen. Weer zie ik dat adres en die hectaren in Chicago voor me. Hevige pijn doorklieft m’n hart. Ik loop een eindje het bos in. Zachtjes huilen lukt niet meer.. Met gierende uithalen zoek ik houvast bij een boom. Langzaam maar zeker verdwijnt de kracht uit mijn benen en laat ik me langs de stam op de grond zakken. Totaal verloren. Een doffe gelatenheid daalt als een zware deken op me neer. Heb ik ooit eerder in mijn leven zo intens gehuild?
De zon verdwijnt achter de bomen. De geluiden van het bos veranderen. Of vallen ze me nu pas op? Telkens als de naam Lorenzo door m’n hoofd schiet, schiet er pijn door m’n hart. Stram en stijf van het zitten op de vochtige bosgrond sta ik zo goed en zo kwaad als het gaat op. Ik wil naar huis, maar dan moet ik niet zo duizelig zijn. Zo kan ik niet fietsen.
Ineens remt een auto af, met piepende banden komt hij tot stilstand. Een portier slaat dicht.
“Ja, dat is haar fiets!”¯
Ik ken die stem en schrik. Lorenzo! De auto draait het bospad in. Voetstappen rennen naderbij.
“Vicky… God zij dank, ik heb je gevonden.”¯
Lorenzo’s sterke handen pakken m’n bovenarmen vast. Door deze aanraking ontwaak ik uit de roes van verdriet. Verontwaardiging maakt zich meester van mij. Hij doet me pijn, dus moet ie van me af blijven.
“Laat me los! Laat me met rust!”¯ bijt ik hem toe terwijl ik me met een ruk uit zijn handen bevrijd.
Als ik langs hem heen stap valt de lichtbundel van de auto op zijn gezicht en zie ik hoe bezorgd zijn gezicht staat, maar dat kan me niets schelen. Hij pakt me opnieuw vast, zachter nu. Met nijdige armgebaren weet ik weer los te komen.
“Wat heb je hier te zoeken?! In Chicago moet je zijn!”¯ snauw ik hem toe. “Daar ligt blijkbaar je toekomst en je leven!”¯
M’n stem slaat over van de emoties. Achteruit lopend en schreeuwend nader ik mijn fiets. Achter me opent Bobby zijn portier met de bedoeling me tegen te houden, maar voor ik de auto raak stelt Lorenzo de vraag die m’n stoppen doen doorslaan.
“Je hebt die brief gevonden, hè?!”¯
De pijn in zijn stem ontgaat me. Die brief, telkens als ik daaraan denk laait er een orkaan van verontwaardiging in me op. En wanhoop. Ik draai me naar hem toe en storm op hem af. Met m’n vuisten sla ik op zijn borstkas.
“Hoe kun je?! We hebben zo hard voor je gewerkt! Allemaal om jouw plannen te verwezenlijken! Om het bedrijf weer vlot te trekken! Was het niet goed genoeg? Hè?!!! Hebben we het eindelijk weer naar ons zin op het werk! Zijn we eindelijk een team geworden! En dan laat jij ons in de steek! Hoe kun je?! Hoe haal je het in je hoofd?!”¯
Ik raak buiten adem van het schreeuwen en slaan tegelijk. Even zet ik een stap achterwaarts om bij te komen, maar ik blijf hem kwaad aankijken. Het dringt niet eens tot me door dat hij me gewoon m’n gang laat gaan.
Lorenzo gebruikt mijn adempauze om zich te verontschuldigen.
“Het spijt me ontzettend, Vicky. Ik had je dit willen…”¯
Het werkt als de bekende rode lap op een stier. In twee stappen sta ik weer voor hem en zet m’n vuisten opnieuw tegen zijn borst.
“Wat spijt je? Dat je zulk goed personeel hebt? Dat je niet eerder weg bent gegaan?! Dat je überhaupt hier bent komen werken?!”¯
Ik hef m’n vuisten op om mijn woorden opnieuw kracht bij te zetten maar ineens lijken ze in bankschroeven te zitten. In plaats van me kwaad weg te duwen of te slaan trekt hij me tegen zich aan. Geschokt door deze onverwachte daad breekt m’n verdriet door m’n woede heen.
“Waarom ga je nou weg? Waarom laat je me in de steek?”¯
Een pijnscheut flitst door m’n hart. Als een helse onweersbui waarin ijs en vuur strijden om de macht. Wanhopig kijk ik hem aan.
“Waarom nu? vraag ik snikkend. “Ik was er bijna… Durfde bijna…”¯
Dan zak ik door m’n knieën. Lorenzo houdt nog altijd mijn polsen vast, zodat ik zacht op de grond neerkom. Zodra hij me loslaat rol ik me op, intens huilend, als een klein kind dat door iedereen verlaten is. Boven m’n hoofd klinken stemmen, maar wat er gezegd wordt ontgaat me. Alsof het een taal is uit een ander land, alsof er een glazen stolp over me heen staat. Zo ver weg lijkt alles. Plotseling wordt de stolp weggehaald. Iemand legt een hand op mijn hoofd en streelt het. Een paar sterke handen pakken mijn schouders vast en trekken me omhoog. Het volgende moment leun ik tegen iets warms en zachts. Ik voel armen om me heen en warmte, maar kan niet stoppen met huilen. Een zachte vriendelijke stem begint te vertellen. Ik vang woorden op die me op de één of andere manier geruststellen.
“….meteen in de auto gesprongen……. zoek naar jou……. gelukkig gevonden…. “
Zijn die woorden voor mij bedoeld? Wanhopig probeer ik mijn adem onder controle te krijgen, want ik wil hele zinnen horen.
Opeens voel ik hoe ik heen en weer gewiegd wordt. Wie doet dat? Waar ben ik? Met ingehouden adem luister ik naar de stem die me zo lief is. Lorenzo.
“Vicky, meisje toch, wat gebeurd er vandaag toch allemaal?! Eerst schrik jij je een ongeluk door mijn schuld. Daarna ik van jou.”¯
Enkele ogenblikken is het stil. Heel langzaam kom ik een beetje tot rust.
“De hele week bewaarde ik die brief in de kluis. Toen ik hem vorige week kreeg snapte ik er ook al geen biet van. Hij is zo raar opgesteld. Meteen wist ik dat je ervan zou schrikken als je hem onder ogen zou krijgen. Dat wilde ik koste wat het kost voorkomen, daarom bewaarde ik hem in de kluis. Maar vanmorgen had ik hem even nodig en voor ik hem kon opbergen werd ik afgeleid door de telefoon. Toen heb ik hem maar onder de bureaumat geschoven. Vanavond bleef ik even staan kijken wat je ging doen, want ik schrok toen je naar mijn bureau liep. Alles leek echter goed te gaan, dus ben ik naar de eetkamer gegaan. Dat had ik dus nooit moeten doen.”¯
Een zware zucht blaast door m’n haren.
“Echt, Vicky, het spijt me.”¯
Het wiegen doet me goed, evenals zijn sterke armen om me heen, maar nog altijd raast er angst door m’n hart. Angst om hem voor altijd te verliezen. Het wiegen stopt.
“Gaat het weer een beetje?”¯
Ik wil antwoorden, maar m’n mond is droog. Een zuchtje avondwind doet me rillen.
“Bobby, wil je me de plaid geven?”¯ roept Lorenzo boven m’n hoofd.
Ik had het kunnen weten, Lorenzo stapt alleen op z’n motor. Het is Bobby die altijd met deze auto rijdt. Even later naderen er voetstappen.
“Dank je.”¯
Er wordt een deken om me heen gevouwen.
“De fiets ligt achterop,”¯ fluistert Bobby, maar ik hoor het toch.
“Goed. Ze mag nu toch niet op de fiets stappen. Vanavond laat ik haar niet meer alleen.”¯
Boven mijn hoofd voeren de vrienden een fluistergesprek, maar Lorenzo blijft me wiegen en houdt zorgzaam de plaid om me heen. Als eindelijk m’n mond weer een beetje vochtig is en doe ik een poging om wat te zeggen.
“Waarom wil je nou weg?”¯ onderbreek ik het gefluister van de mannen.
M’n stem klinkt vreemd. Schor, trillend, mat.
Het gesprek valt stil. Ik maak me een beetje los uit Lorenzo’s armen zodat ik zijn gezicht kan zien als hij die vraag beantwoordt. Meteen zorgt hij dat de plaid weer goed om me heen ligt. Pas dan kijkt hij me aan. Aandachtig. Seconden lang.
“Ik begrijp hoe je op die gedachte bent gekomen, maar ik ga niet weg. Niet echt. Wel ga ik voor een paar dagen naar Chicago om het één en ander te regelen,”¯ antwoordt Lorenzo kalm. “Maar ben ik eenmaal terug, dan blijf ik hier. Als het aan mij ligt nog vele jaren zelfs.”¯
Met een glimlach om zijn mond onderzoeken zijn ogen mijn gezicht. Hij wacht duidelijk op een reactie van mij, maar het duurt lang voor zijn woorden tot me door dringen.
“En die brief dan?”¯ fluister ik hees.
Ik snap er niets van. In die vreselijke brief staat toch duidelijk dat hij een stuk grond gaat kopen in Chicago! Of ben ik gek aan het worden?
Lorenzo zucht en kijkt een moment langs me heen, zoekend naar de juiste woorden. Dan wendt hij zich opnieuw tot mij.
“Die brief is een uitnodiging van de notaris van de maatschap. Ik heb besloten dat ik het bedrijf wil kopen, zodat ik nog meer van m’n ideeën kan verwezenlijken. Liefst met jullie samen, want niets is mooier dan werken met het fantastische team dat we het afgelopen jaar geworden zijn.”¯
“Ga je echt niet weg?”¯
Nog altijd ben ik er niet gerust op. Lorenzo trekt me zacht tegen zich aan en zorgt dat de plaid goed om m’n schouders blijft hangen. Zijn hand legt m’n hoofd tegen zijn schouder.
“Waarom zou ik weg gaan?! Het is een prachtig bedrijf. We hebben, zoals je zelf al zei, keihard gewerkt om het in deze staat te brengen. Ik voel me hier thuis, op z’n plaats, welkom, gelukkig.”¯
Op mysterieuze toon gaat hij verder.
“Bovendien heb ik hier alle dagen de mooiste en liefste vrouw om me heen. Wat zou ik me nog meer wensen?”¯
Er gaat een schok door me heen. Meteen zie ik Diana voor me. Die vrouw heeft hij dagelijks om zich heen! Niet mij. Ik werk buiten, op het land. Dus daarom houdt hij afstand! Ik dacht dat zij een vriendje had, maar ze moet Lorenzo bedoelen als ze weer eens vertelt over een ritje op de motor. Verslagen sluit ik mijn ogen. Het beetje hoop dat ik begon te krijgen is in één keer de grond in geslagen. Warme tranen biggelen over m’n wangen. Wat rest me dan nog dan op dit moment de warmte van Lorenzo’s nabijheid te koesteren en het veilige gevoel van zijn armen om me heen in mijn geheugen op te slaan. Daar zal ik het mee moeten doen. Dat was het. Ik kan stoppen met moed verzamelen. M’n schouders beginnen te schokken en niet veel later ontsnapt de zoveelste snik aan m’n lippen.
“Wat is er?”¯
Lorenzo’s hand streelt m’n haar.
“Ik wil naar huis.”¯
“Vertel me eerst waarom je huilt. Je weet nu dat ik blijf. Ben je niet opgelucht?”¯
“Jawel.”¯
Het klinkt alles behalve overtuigend. Lorenzo merkt het op.
“Maar?”¯
“Waarom Diana? Ik dacht dat… dat je… Ik hoopte dat je…”¯
“Diana?! Wat is er met haar?”¯
Lorenzo pakt mijn kin en duwt voorzichtig m’n hoofd omhoog.
“Kijk me eens aan.”¯
Ik moet slikken voor ik dat durf te doen. Als ik in zijn ogen kijk smelt ik. Al vanaf de dag dat we aan het hooien waren. Ze zijn zo mooi, zo warm, maar te weten dat de liefde in zijn ogen niet voor mij bedoeld is doet me net zoveel pijn als de angst dat hij zou vertrekken.
“Tussen Diana en mij is niets aan de hand,”¯ probeert hij me gerust te stellen. “De vrouw die schrok van de notarisbrief, die m’n huis uitvluchtte omdat ze ervan overtuigd was dat ze me kwijt ging raken, de vrouw waarvan ik hoop dat ze mij net zo passioneel kan liefhebben als slaan, de vrouw die ik hier en nu in m’n armen houdt… dat is de vrouw van wie ik houd.”¯
Ik durf het maar moeilijk te geloven, ook al klinken zijn woorden als muziek in m’n oren.
“Maar…”¯ fluistert hij vervolgens in m’n oor, “ik wacht nog met haar dat te vertellen, want ze heeft heel erge dingen meegemaakt waardoor ze haar hart nog niet durft te openen voor liefde. Maar als ze ooit zover is, dan zal ik er zijn voor haar.”¯
Knipperend van de laatste tranen maak ik me uit zijn armen los om naar zijn gezicht te kijken. Hij weet het! Hij heeft het in m’n ogen gelezen! Maar wat nog belangrijker is, hij heeft het begrepen! Hij heeft mij begrepen! Nieuwe hoop doet m’n hart opspringen, nu met een prettig ritme. Het brengt er me zelfs toe eindelijk te glimlachen.
“Hoe weet je dat allemaal?”¯ fluister ik verwonderd. “Ik heb er nog nooit over gepraat met jou.”¯
“M’n zus.”¯
“Je zus?”¯
“Ja. Een tijd geleden zag ik bij jou blikken en reacties die ik van m’n zus ook ken. De eerstvolgende keer dat ik haar zag ben ik erover begonnen. Toen ik hier bedrijfsleider werd en mijn familie hier enkele dagen verbleef hebben jullie elkaar ontmoet. Zij herkende zichzelf in jou. Ze heeft zelfs voorzichtig een visje uitgegooid om in gesprek te komen met jou, maar je wist dat net zo handig te omzeilen als ze zelf kan doen. Meer dan wat bittere woorden heeft ze niet uit je gekregen.”¯
Lorenzo’s blik staat even op oneindig, waarschijnlijk is ie in gedachten bij haar.
“Mag ik vragen wat zij heeft meegemaakt?”¯
“Ja, dat mag, maar ik ga niet haar hele verhaal vertellen. Jullie zien elkaar vast nog wel een keer, deel het dan maar met elkaar. Het heeft in ieder geval te maken met iemand die haar slecht heeft behandeld. Heel slecht zelfs.”¯
Weer die blik in de verte. Het zit hem duidelijk dwars wat er met zijn zus gebeurd is. Zou het door haar komen dat Lorenzo nu zo respectvol met vrouwen omgaat? Dat hij zo lief is? Dat hij zoveel geduld heeft voor mij?
Ik haal een hand onder de plaid vandaan. Trillend raak ik zijn handen aan. Lorenzo pakt hem vast en sluit zijn ogen. Als hij ze opent staan ze weer zacht. Straalt er nog meer liefde uit. Nu weet ik dat die voor mij is, nu durf ik het te geloven, want hij begrijpt me.
Lorenzo heeft de sleutel gevonden van het zware traliehekwerk waarachter ik mijn hart jarenlang bewaarde. Het begrip dat hij me toont en de geborgenheid waarmee hij me laat kennismaken zorgen ervoor dat het slot van het traliewerk openspringt nog voor hij de sleutel omdraait. Een golf van gevoelens waarvan ik dacht dat ik ze nooit meer zou beleven stroomt naar buiten. Opnieuw wordt m’n hart onrustig, het wil liefhebben. Ik wil dicht bij hem zijn, nu en voor altijd.
Nog altijd heeft hij mijn hand in de zijne. Dan vouwt hij ze open en streelt hem. Na een diepe zucht kijkt hij op.
“Ik maak het je vandaag niet gemakkelijk, hè? Eerst ben ik zo slordig om die brief niet op te bergen en schrik je je een ongeluk van dat ding. Daarna biecht ik je op dat ik van je hou.”¯
Omdat ik het gevoel heb dat hij nog meer wil gaan zeggen zwijg ik nog.
“Laat je er niet door opjagen. Je moet de dingen doen in jouw tempo. Ik heb geduld. We hebben het nu al fijn, ook al zijn we nog niet echt samen. Als ik terugkom uit Chicago zullen we het er nog eens over hebben.”¯
“Lorenzo…”¯
Hij schudt zijn hoofd en legt zijn wijsvinger op z’n mond.
“Kom.”¯
Hij gebaart dat ik weer bij hem moet komen zitten. Het wordt kouder in het bos en ik zie hoe er een rilling over zijn lijf loopt. De plaid die tot nu toe enkel mij warm hield vouw ik uit. Voor ik me tegen hem aannestel sla ik hem om ons beide heen.
“Dank je,”¯ fluistert hij.
Ik voel hoe hij zacht een kus op m’n hoofd drukt en sla mijn armen om hem heen. Wat is dit bijzonder. Wat is dit fijn. Dit mag eeuwig duren. Met een gelukzalige glimlach kruip ik nog dichter tegen hem aan. Seconden worden minuten, minuten worden een kwartier. Samen komen we helemaal tot rust.
“Lorenzo…”¯
Ik ben de eerste die de stilte verbreekt. Verwonderd over de moed en kracht die ik nu voel kijk ik hem stralend aan.
“Eigenlijk ben ik wel blij met wat er vandaag is gebeurd. Ik hield het niet lang meer vol om alles wat ik voor je voel voor mezelf te houden.”¯
“Als alles goed geregeld is met de overdracht en ik weer terug ben op de farm, dan weet je zeker dat ik hier blijf. Neem de tijd om bij te komen van vandaag.”¯
Ik kijk hem aan en schud m’n hoofd. Hoe maak ik hem duidelijk dat wachten niet meer nodig is. Dat ik genoeg moed heb voor de duik in het diepe. Ik buig me naar hem toe en druk een kus op zijn mond.
“Vraag het me nu. Voor je vertrekt. Voor je de grote baas wordt,”¯ vraag ik smekend.
Lorenzo bestudeert m’n gezicht. Hij wil er zeker van zijn dat ik meen wat ik zeg. Hij wil me niet kwetsen.
“Ik werd verliefd op je toen je nog knecht was. Het is niet nodig om te wachten tot je me die zekerheid kan geven. Die heb ik al. Je houdt van mij. En ik van jou.”¯
In zijn ogen vlamt vuur op. Hij neemt m’n gezicht in zijn handen en kust me. Eerst teder, dan steeds intenser. Ik sla m’n armen opnieuw om hem heen.
Plotseling stopt hij en kijkt me diep in mijn ogen.
“Vicky, ik houd van je, met heel m’n hart. Als ik beloof goed voor je te zijn, durf je dan…. Wil je dan….”¯
Stralend onderbreek ik hem.
“Ja, lieve Lorenzo, ik wil dolgraag je vriendin zijn. En later misschien ook nog wel je vrouw.”¯
Het volgende ogenblik vinden onze lippen elkaar opnieuw.
Bobby knippert met de autolampen. Hij heeft al die tijd in de auto gezeten. Heeft hij zoveel geduld of zou hij hebben zitten slapen? Het is inmiddels donker. Aan een strak donkerblauwe lucht verschijnen sterren alsof er aan koordjes wordt getrokken. Het ene moment springt er hier één aan, het volgende daar. Met Lorenzo’s armen om me heen is dit schouwspel nog mooier dan de avonden waarop we na de administratie op de veranda van een drankje genieten. Lorenzo helpt me opstaan, hangt de plaid over m’n schouders en slaat een arm om me heen.
“Kom, we gaan terug. Morgenochtend vertrek ik al naar Chicago. Ik wil dat iedereen weet wat ik daar ga doen. Daar hebben jullie recht op.”¯
De lampen van Bobby’s auto wijzen ons de weg.
“Ik ga niet mee. Breng me maar naar huis.”¯
“Jij gaat wel mee. Ik wil dat je erbij bent als ik het de anderen vertel.”¯
“Ik zie er niet uit. Zo ga ik niet naar binnen.”¯
“Ik heb een badkamer, water, zeep, handdoeken, wat je maar wilt, maar alsjeblieft, ga met me mee. Je durft het misschien nog niet te geloven, maar dat betekent heel veel voor me.”¯
Lorenzo maakt het achterportier open, laat me instappen en schuift naast me. Bobby kijkt bezorgd achterom.
“Alles goed?”¯
Het is duidelijk dat hij de laatste ontwikkelingen heeft gemist. Lorenzo en ik kijken elkaar stralend aan.
“Kan niet beter. Rijden maar. Naar de farm.”¯
Bobby blikt verwonderd van de één naar de ander. Hij doet zijn mond open om iets te vragen, maar doet er het zwijgen toe en start zijn auto.
Onderweg vraag ik me af hoe m’n collega’s zullen reageren. Boos omdat ik het etentje heb verpest? Bezorgd omdat ze misschien niet weten wat er aan de hand was? Blij omdat ik terecht ben? Ik weet niet hoe Lorenzo en Bobby zijn vertrokken, wat ze hebben gezegd.
In het licht van de koplampen van een tegenligger heft Lorenzo m’n hoofd naar hem toe.
“Wat is er? Je bent weer gespannen.”¯
“Ik zie er tegenop om iedereen onder ogen te komen.”¯
“Heb je iets gedaan waarvoor je je moet schamen? Heb je hen kwaad gedaan?”¯
“ Nee, maar ik ben een beetje bang dat ze kwaad op me zijn wegens het verstoren van het etentje.”¯
“Is dat alles?”¯ vraagt hij op een toon waarmee hij me uitnodigt om compleet eerlijk tegen hem te zijn.
Ik schud m’n hoofd.
“Ga je straks vertellen wat er allemaal gebeurd is? Ik bedoel met ons.”¯
“Ja, waarom niet? Anders loop je de komende dagen rond met een geheim dat helemaal geen geheim hoeft te zijn.”¯
“Ik ben een beetje bang dat ze me een arrogante meid vinden, omdat wij iets met elkaar krijgen op het moment dat jij eigenaar wordt.”¯
“Je collega’s zijn niet blind, Vicky. Ze weten al tijden dat we het goed met elkaar kunnen vinden. Ik verwacht geen negatieve reacties. En als ik me vergis, nou… wat dan nog? Jij weet hoe het zit. Ik weet hoe het zit. Laat dan de rest van de wereld maar lekker kletsen.”¯
Hij trekt me dichter naar zich toe en drukt een kus op m’n hoofd.
“Of geef ze gewoon gelijk.”¯
Het komt er zo droog uit dat ik lachend mijn hoofd schud.
“Je hoeft niet meer bang te zijn, ik ben bij je,”¯ fluistert hij. “En al is het niet altijd in levende lijve, dan in ieder geval in gedachte.”¯
“Het spijt me dat ik vandaag zo onzeker ben. Er is ook zoveel door me heen gegaan.”¯
“Dat neem ik je ook helemaal niet kwalijk.”¯
Hij geeft me een kus en drukt me dicht tegen zich aan.
De farm komt in zicht. De erfverlichting is vanaf hier goed te zien. Lorenzo laat me los en buigt zich tussen de stoelen door.
“Bobby, mag ik je telefoon even?”¯
Voor hij het nummer van de farm intoetst vertelt hij wat er zich op de farm afspeelde terwijl ik vluchtte.
“Diana schepte de soep al op en nog was je er niet, terwijl je net tegen me had gezegd dat je bijna klaar was. Toen iedereen zat te eten ben ik polshoogte gaan nemen, want ik vond het vreemd dat je wegbleef en nog vreemder dat het kantoor leeg was. Ik heb een rondje gemaakt om te zien of je misschien van de honger was flauw gevallen, maar het enige dat ik op de vloer vond was de brief van de notaris. Tenminste het voorblad ervan dat ik vanmorgen nodig had en onder de bureaumat had gestopt. Ik schrok me werkelijk een ongeluk. Ik wist meteen dat er precies gebeurd was wat ik zo ijverig had proberen te voorkomen. Dat jij die op het eerste oog verontrustende brief zou vinden.”¯
“Je had hem de eetkamer moeten zien instormen, zeg!”¯ onderbreekt Bobby hem. “Ik heb hem nog nooit zo gezien!”¯
Via z’n binnenspiegel knikt hij richting Lorenzo.
“Ik heb iedereen naar je laten zoeken, zowel binnen als buiten. Dus daar stond de zojuist opgeschepte soep. Arme Diana, ze wist niet wat haar overkwam. Randy ontdekte dat je fiets weg was. Toen heb ik iedereen terug naar binnen gestuurd en gezegd dat ze verder moesten gaan met eten en wij zijn samen in de auto gesprongen. In gedachten zag ik je al aangereden worden door één of andere malloot en…”¯
Lorenzo breekt zijn zin af en trekt me tegen zich aan.
“God zij dank dat je zelf zo verstandig was om af te stappen.”¯
Hij drukt een kus op m’n hoofd en fluistert in m’n haren: “Ik weet niet wat ik had gedaan als je gewond was geraakt of nog erger.”¯
Lorenzo pakt de telefoon, die hij zolang in een vakje van het portier had gestoken, en toetst het nummer van de farm in. Na enkele zinnen begrijp ik dat hij Randy aan de lijn heeft. Kort en bondig doch vriendelijk geeft door dat hij mij heeft gevonden en dat we er aan komen. Verder informeert hij hoever ze met de maaltijd zijn. Als hij de telefoon op de bijrijderstoel legt zegt hij dat ze op ons zullen wachten voor het dessert.
“Dan doe ik m’n speech maar na het eten in plaats van ervoor. Wel tof dat iedereen er nog is.”¯
“Ik hoop dat ze nog wat meer hebben overgehouden dan het dessert, want ik rammel,”¯ beken ik.
“En wat denk je van mij?!”¯ klinkt het uit twee mannenmonden tegelijk.
Eenmaal terug op de farm brengt Lorenzo me naar de kleine badkamer op de begane grond waar hij een zachte handdoek in mijn handen drukt.
“Fris je maar even lekker op. Over vijf minuten kom ik je halen.”¯
Hij geeft me een kus en vertrekt.
Met tegenzin werp ik een blik in de spiegel. Jeetje, wat zie ik eruit. M’n ogen zijn rood van het huilen, m’n haar zit schots en scheef, naast de grasvlekken zitten er ook nog strepen van boomschors op m’n bloesje. Had ie dat nou niet even kunnen zeggen?! Moet ik zo naar binnen? Met een diepe zucht zet ik de kraan aan. Ik was m’n gezicht en armen, meer tijd heb ik niet, maar het doet me wel goed. Nog snel even een kam door m’n haren. Zo moet het dan maar. Er wordt aan de deur geklopt.
“Hoe ver ben je?”¯ vraagt Lorenzo zacht.
“Klaar.”¯
Hij opent de deur en reikt me een donkerrood geruit flanellen overhemd aan.
“Kijk eens? Schoon en lekker warm.”¯
Ik vind het zo’n lief gebaar dat ik even sprakeloos ben. Voor ik de deur sluit om me om te kleden geef ik hem een kus .
“Momentje, hè!”¯
Voor de spiegel laat ik het overhemd over m’n hoofd heen glijden. Door de mooie kleur, de zachte stof en het feit dat het kledingstuk van de allerliefste man ter wereld is, voel ik me meteen een stuk prettiger. Als ik de badkamer uitstap neemt Lorenzo me van top tot teen op. Ondanks het feit dat ik er in deze outfit niet meer en niet minder dan als een boerin uitzie voel ik me door zijn blik de mooiste vrouw op aarde. Stralend kruip ik in zijn armen.
“Kom. Tijd om naar de eetkamer te gaan.”¯
Ik slaak een diepe zucht en pak zijn arm vast in de veronderstelling dat we samen naar binnen zullen gaan. Lorenzo stopt enkele meters voor de openslaande deuren.
“Ga maar, ik kom zo.”¯
“Wat doe je nou?!”¯
“Jou de gelegenheid geven om het één en ander te ontdekken.”¯
Hij draait me aan mijn schouders richting de eetkamer en geeft me een zetje in de goede richting. Met een onzekere blik achterom ga ik op weg.
Met knikkende knieën loop ik naar binnen. Bobby is al aangeschoven en zit te lachen met Diana. Ook de anderen zijn allemaal in gesprek. Het liefst zou ik onzichtbaar op mijn stoel gaan zitten, want ik ben nog steeds een beetje bang voor de reacties van m’n collega’s.
“Hé, Vicky! Je bent er weer!”¯
Mijn hart slaat van schrik een keertje over en ik knijp m’n ogen dicht. Daar zul je het hebben. Als ik ze weer open pakt Randy me bij mijn bovenarmen vast en komen er steeds meer collega’s om me heen staan. Een kakofonie van stemmen die me allerlei vragen stellen bouwt zich als een muur om me heen.
“Mensen, dit gaat niet werken,”¯ zegt Randy die ziet dat ik op het punt sta dicht te klappen. “Laat Vicky even rustig gaan zitten.”¯
Hij begeleidt me naar de stoel waar ik vanavond verwacht werd, komt naast me zitten en legt zijn arm op mijn rugleuning. Het valt me op dat het muisstil is geworden in de eetkamer. Ik word er verlegen van. Randy neemt het woord om me af te leiden van alle nieuwsgierige blikken.
“Wie of wat heeft jou vanavond zo overstuur gemaakt dat je er vandoor bent gegaan? We zijn hier gebleven omdat we zo bezorgd waren.”¯
Als het tot me doordringt dat vanavond de hele farm op z’n kop heeft gestaan voel ik een brok in m’n keel. Met mijn blik strak op Randy gericht en met trillende stem vertel ik dat ik ontzettend ben geschrokken van iets dat ik tijdens het opruimen van Lorenzo’s post tegenkwam. Ik treed niet in details, maar maak wel duidelijk dat ik het gevoel had dat m’n wereld instortte en dat ik onderweg was naar huis. Van alle kanten klinken meelevende woorden die me enorm goed doen.
In m’n ooghoek verschijnt er iets donkers. Een blik voorbij Randy vertelt me dat Lorenzo met zijn armen over elkaar, leunend tegen de deurstijl, toe staat te kijken met een tevreden zie-je-nou-wel-blik. Ik voel een warme golf van blijdschap door me heen gaan en focus dan weer op mijn collega’s.
Zodra iemand zijn naam laat vallen stapt Lorenzo naar binnen. Hij kucht een keer en vraagt of iedereen aan tafel wil plaatsnemen.
“Hé baas, we vroegen ons al bijna af of we nu jou moesten gaan zoeken!”¯ begroet Mike hem.
“Je had niet verder hoeven gaan dan de keuken. Ik wou even checken of je nog iets voor me had overgelaten,”¯ kaatst hij terug.
Lachend zoekt iedereen zijn of haar stoel op. Als Lorenzo naast me komt zitten raakt hij me onopvallend aan en geeft me een knipoog.
“Sorry mensen voor het lange oponthoud van vanavond. Sorry Diana, dat we je soep hebben laten koud worden. Om jullie niet langer in het ongewisse te laten zal ik nu eerst vertellen waarvoor dit etentje bedoeld was.”¯
Lorenzo pakt een stuk papier uit een borstzak van z’n overhemd en vouwt het open.
Meteen herken ik de brief die vanavond m’n wereld op z’n kop zette. Als hij opzij kijkt
kruisen onze blikken elkaar.
“Een tijdje geleden ben ik naar de mogelijkheden gaan kijken om dit bedrijf helemaal over te nemen. Om geruchten te voorkomen heb ik dat stil gehouden. Aan onzekerheid heeft niemand iets. Vanmorgen kreeg ik bericht dat alle voorbereidingen geslaagd zijn en dat ik mijn handtekening kan komen zetten.”¯
Lorenzo kijkt de kring rond. Het is muisstil. Verwachtingsvolle ogen vragen hem om door te gaan. Ik heb moeite om m’n gezicht in de plooi te houden, want ik vind het heerlijk om hem dit nogmaals te horen vertellen. Van binnen juicht en jubelt het.
“Maar!”¯ Lorenzo legt de brief voor zich op tafel. “Die zet ik alleen als jullie het allemaal en helemaal zien zitten, omdat we ons voor een deel losmaken van de maatschap. Er zullen enkele veranderingen plaatsvinden in jullie contract, maar er staan voordelen tegenover.”¯
Geroezemoes vult de eetkamer.
“Klinkt goed, baas! Vertel eens wat meer!”¯ reageert Joseph opgewonden.
Z’n vrouw trekt hem terug op z’n stoel, ze schaamt zich wel eens voor de kritiek die haar man uit op de manier van werken van de maatschap. Hij probeert haar enthousiast te maken en kijkt verwachtingsvol naar de brief op tafel. Als Lorenzo opnieuw het woord neemt keert de rust terug.
“Ik stel voor dat jullie straks naar m’n kantoor komen. Op enkele grote vellen papier heb ik neergezet wat mijn concrete plannen zijn, wat de veranderingen en de voor- en nadelen zullen zijn. Aangezien ik zo langzamerhand een hapje wil eten, laat ik het hier even bij.”¯
Opgelucht dat Lorenzo niet meteen over ons begint begin ik een praatje met de vrouw van Randy die naast me zit. Ze vraagt of ik Lorenzo heb mogen helpen met de voorbereidingen tijdens onze administratieavonden.
“Geloof het of niet, voor mij is dit net zo’n grote verrassing als voor jullie,”¯ antwoord ik met een blik die zij nog niet zal kunnen plaatsen.
Plotseling voel ik twee handen op m’n schouders.
“Alles goed?”¯ vraagt Lorenzo met zijn gezicht naast het mijne.
Ik knik en ga recht zitten om hem aan te kunnen kijken. Hij pakt m’n handen en trekt me van de stoel.
“Dames en heren, mag ik nog heel even jullie aandacht? Vicky kreeg zojuist misschien te weinig tijd om helemaal uit de doeken te doen wat er vanavond allemaal is gebeurd, maar ik kan jullie vertellen dat het iets bijzonders is. ”¯
Lorenzo straalt en drukt m’n handen tegen zijn hart. Hij spreekt tegen de mensen aan tafel, maar kan zijn ogen niet van mij afhouden. Ik weet niet wat me overkomt. Met een brok in m’n keel probeer ik dit moment ten volle te beleven.
“Jullie weten allemaal dat Vicky en ik het vanaf onze kennismaking al goed met elkaar kunnen vinden. Vanavond werd ons duidelijk dat we sinds die dag aanmerkelijk meer voor elkaar zijn gaan voelen. Het is jullie ook bekend dat Vicky een heel moeilijke periode achter de rug heeft. Daarom is vanavond een bijzondere avond. De brief die haar deed vermoeden dat ik jullie ging verlaten deed haar eerst vluchten. Daarna zorgde hij ervoor dat ze uit haar schulp kroop. Wat is er nou fijner voor een tot over zijn oren verliefde bedrijfsleider dan horen dat de liefste vrouw ter wereld van je houdt.”¯
Terwijl Lorenzo spreekt lijkt de wereld om me heen te vervagen. Lorenzo’s mooie gezicht, zijn warme ogen, lieve woorden en aantrekkelijke mond zijn de enige dingen die nog voor me bestaan.
“Nou ja, om dus een lang verhaal kort te maken…”¯
Na een veelzeggende blik voor het glunderende gezelschap aan tafel gaat hij verder.
“en om het in begrijpelijke taal te zeggen: We hebben verkering.”¯
Iedereen springt blij op van zijn of haar stoel. Er wordt geapplaudisseerd, gejoeld en gefloten en tot slot geroepen om een kus. Lorenzo legt zijn handen om mijn gezicht en vraagt met zijn ogen of we aan hun verzoek zullen voldoen. M’n trillende mond geeft het antwoord. Vaag dringt het applaus tot me door. Met Lorenzo’s armen om me heen en zijn lippen op de mijne kan me niets meer gebeuren. Dit is mijn zevende hemel.
Als we elkaar loslaten komt Diana ons feliciteren.
“Hè, hè, eindelijk hoor! De laatste twee vrijgezellen hier hebben elkaar dan toch eindelijk gevonden,”¯ lacht ze. “Als jullie maar weten dat ik nooit meer soep opschep voor jullie allebei aan tafel zitten!”¯
Na het dessert met een extra feestelijk tintje en het overleg in het kantoor, verlaten al m’n collega’s Lorenzo’s huis en blijven Bobby en ik als enige gasten over. Lorenzo steekt de open haard aan en schuift er een makkelijke stoel naar toe.
“Voor jou. Ik laat Bobby even uit.”¯
De knappende en vonkende houtblokken verspreiden een aangename warmte. De vrienden lopen pratend naar de deur. Vanuit m’n stoel zie ik hoe ze elkaar omhelzen en gedag zeggen.
Lorenzo komt enkele minuten later zijn woonkamer binnen met twee bekers dampende chocolademelk.
“Champagne houdt je tegoed. Ik wil morgen helder zijn voor de reis,”¯ verklaart hij zijn traktatie, maar hij weet dat hij me hier ook een groot plezier mee doet.
Zittend op de brede armleuning slaat hij een arm om me heen. We hebben genoeg gepraat voor vandaag. We genieten van elkaars gezelschap zo lang het kan. Straks brengt hij me naar huis en zal ik hem een aantal dagen niet zien. Dat zal niet gemakkelijk zijn, maar ik ben niet bang meer.
Na een poosje knuffelen bij de haard haalt Lorenzo een reservehelm en een dik motorjack. Achterop de motor, met mijn armen om hem heen geslagen, verlaat ik voor de tweede keer vanavond het erf van de farm. Nu echter in opgewekte stemming.
“Het spijt me dat ik je nu alweer alleen moet laten,”¯ zegt Lorenzo als we voor m’n chaletje afscheid nemen.
“Alleen laten is iets heel anders dan in de steek laten en uit mijn leven verdwijnen. Dit kan ik aan. Ik zal je ontzettend missen, maar ik weet dat je terugkomt.”¯
Na een lange, hartstochtelijke zoen stapt hij op z’n motor. Met een hart vol liefde en vertrouwen blijf hem nakijken tot zijn achterlicht in het donker verdwijnt. M’n honden komen naast me zitten, met hun snuiten in de wind. Het lijkt alsof ze zien wat ik zie en voelen wat ik voel. Daar gaat de man die twee jaar geleden uit m’n dagdromen mijn leven binnenstapte. Die me liet zien dat er mannen zijn die vrouwen met respect behandelen. Die mijn hart ontdooide door warmte en liefde in m’n leven te brengen.
Ik hoef mijn hart niet langer achter slot en grendel te bewaren. Het wil weer liefhebben.
Ik hoef niet langer te vluchten, maar stap vol vertrouwen het leven tegemoet. Aan Lorenzo’s zijde, daar ligt mijn toekomst.
Sharey
Whew.
Je schrijft heel erg prettig, en het stukje heeft me op geen enkel moment laten vervelen.
Wel wil ik nog even zeggen dat je soms verleden en tegenwoordige tijd door elkaar mixt - meestal als je schrijft over hoe ze zich voelt, of waar ze op dat moment aan denkt -, en dan wordt het af en toe wat verwarrend.
Oh, en je gebruikt soms ook ineens hele... hoe zal ik het zeggen... moeilijke zinnen, afgewisseld door hele simpele zinnen, zodat het verschil heel erg groot is. Daardoor wordt het stukje soms een beetje opgehouden. (Ik ben echt niet goed in het uitleggen van sommige dingen, dus ik hoop dat ik dat een beetje begrijpelijk heb uitgelegd.)
Verder dan die twee kleine puntjes, vind ik het echt een leuk verhaal. :'