Hoofdcategorieėn
Home » Tokio Hotel » Behind closed windows [5-shot] » Un
Behind closed windows [5-shot]
Un
“O, mama, het is echt wel een mooi huis!”¯roept Bill blij uit.
Zijn moeder lacht, blij dat haar jongste zoon zijn verdriet al een beetje is vergeten. Hij huppelt vrolijk naar boven, naar de kamer die, na de nodige inrichting, de zijne zal worden. Hij klapt vrolijk in zijn handjes.
Simone kijkt hem glimlachend na. De weemoed in haar ogen, alsof ze lang niet heeft geslapen en nu haar rust terugvindt, ontgaat hem. Hij is te jong om zulke dingen echt op te merken, nog maar zes.
Tom, zijn tweelingbroer en precies aan hem gelijk, staat met een iets grimmiger gezicht achter zijn moeder. Hij geeft een iets oudere indruk, die Simone nog altijd verbaast. Tom lijkt vaak meer dor te hebben van de wereld om hem heen. Zijn het die extra paar minuten die daarvoor hebben gezorgd? Ze vraagt het zich nog altijd af…
De scheiding met Jög lijkt hem ook meer gedaan te hebben, maar hij heeft Bill, die zijn verdriet kinderlijker uitte, er doorheen geholpen.
“Tom, wil je niet ook even je kamer bekijken?”¯ Het oudste jongetje zucht en rolt mijn zijn ogen, daarna loopt hij de trap op. Simone bijt op haar onderlip, ze wordt onzeker van Tom en ze kan er niets aan doen…
Dan richt ze haar ogen op het interieur van hun nieuwe huis, een vriend heeft al meegeholpen met het inrichten en nu is het voor het grootste deel al klaar. Gelukkig maar, ze had niet meer zoveel kracht in zich dat ze dit er bij had kunnen hebben, en het ziet er nog mooi uit ook. Rustig ingericht, neutrale kleuren, en vanuit het achterraam uitzicht op een net geharkte tuin. Terwijl Simone nog altijd het huis bewondert dat haar vriend zo liefdevol voor haar heeft ingericht, vinden Bill en Tom hun kamer.
Tom laat zich meteen op zijn bed vallen, staart naar het plafond en zucht diep. Hij haat dit alles, die scheiding. Hij haat zijn vader omdat hij niet zoveel om zijn moeder had gegeven. Hij haat zijn moeder omdat zij hem niet begrijpt, en hij haat Bill omdat hij dit alles niet serieus neemt.
Hij sluit zijn ogen, trekt zijn armen om zijn lichaam en fronst zijn wenkbrauwen. Diep nadenkend over waarom dit alles gebeurt valt hij ongewild in slaap.
In de kamer naast hem zit Bill, met grote ogen kijkt hij door zijn kamer. De onschuld is, in tegenstelling tot zijn oudere broer, op zijn gezicht te lezen.
Hij registreert de zacht blauwe muren, de laminaten vloer, posters die aan de muur hangen. Een zwart-wit foto van de skyline van Berlijn prijkt in een zilveren lijst. Bill slaat zijn ogen neer en loopt langzaam naar het raam.
Hij gooit de ramen open, en onthult zo de zomerlucht van Berlijn. Bijna direct tegenover hem, aan de overkant van de straat, ziet hij eenzelfde soort huis. Ook aan die kant staan de ramen open, een wit gordijn langs het glas. De stof is zo licht dat de wind haar meedraagt in zijn voorzichtige dans, bijna doorzichtig.
Bill buigt zich verder naar voren, tegengehouden door het smeedijzeren hekje dat moet voorkomen dat je naar beneden valt als de ramen open staan. De wind streelt liefkozend zijn vermoeide gezicht, en hij sluit zijn ogen, genietend van de geluiden van de grote stad die aan komen waaien.
Op de een of andere manier heeft het geluid van toeterende auto’s, scheldende mensen en muziek vanaf terrasjes een kalmerende werking op hem. Het brengt hem tot zichzelf, laat hem nadenken…
“Hey!”¯klinkt het plots, en het jongetje schrikt op uit zijn dagdromen. Tegenover hem, achter hetzelfde smeedijzeren hek in hetzelfde raam, staat een meisje. Net zo oud als hij zo te zien, lichte ogen die hem verbaasd opnemen en bruine haren, die tot bijna op haar middel krullen. Ze draagt een roomkleurig zomerjurkje en een witte strik in haar haar.
Vol eerbied kijkt Bill haar aan, ze ziet er uit als een van de engelen die je tegenkomt op de muurschilderingen in kerken.
“Hey, jij!”¯roept ze nu nog een keer, een kinderlijk stemmetje dat op en neer danst van verbazing. “Hoe heet jij?”¯ Hij kijkt haar bevreemd aan.
“Bill.”¯zegt hij, en ze knikt.
“Ik ben Ellen. Woon jij hier?”¯ Bill knikt.
“Ik ben hier net gekomen, met mijn moeder en mijn broer.”¯ Ellen knikt, laat haar blauwe ogen langs het huis glijden.
“Hoe oud ben jij?”¯vraagt ze dan.
“Zes.”¯antwoordt Bill. “En jij?”¯
“Zoveel!”¯ Ellen steekt zes vingers op en schenkt hem een glimlach, de typische glans van melktandjes komt hem tegemoet en hij kan niet anders dan teruglachen.
“Dan gaan we samen naar school.”¯meent ze, en ze legt peinzend een vinger op haar kin. Bill knikt.
“Misschien wel.”¯ Ze glimlacht, haar ogen fonkelen en hij kijkt haar verbaasd aan. Zelfs van deze afstand kan hij met haar praten alsof ze bij hem in de kamer staat.
Bill opent zijn ogen, nu, negen jaar later, nog altijd in hetzelfde kamertje in het huisje in Berlijn. Nog altijd dezelfde zacht blauwe muren, nog altijd de zwart-wit foto van Berlijn en de laminaten vloer.
Boven zijn bed, dat met hem mee gegroeid is door de jaren heen, hangt nu een poster van Nena, naast het hoofd van Billie Joe Armstrong. Zijn ogen staren vermoeid naar het vertrouwde beeld, en dan staat hij langzaam op van bed. Zijn voeten voelen koud als hij ze op de vloer zet. Hij heeft zoals altijd met het raam open geslapen, zodat het kamertje vervuld is met een frisse ochtendlucht.
“Hey! Slaapkop!”¯klinkt het plotseling, een bekende stem. Gretig staat hij op en rent bijna richting het open raam.
“Ellen!”¯roept hij uit, en ze glimlacht. Ze draagt een simpel blauw topje dat bij haar ogen past, haar bruine krullen hangen nog ongekamd langs haar wangen. Een witte skinnyjeans omhelst haar benen en ze glimlacht breed.
“Bill!”¯roept ze terug, en hij grijnst.
“Lekker geslapen?”¯vraagt ze, terwijl ze een voet door de spijlen van het hekje duwt. Zoals altijd, het maakt hem niet meer bang. Ze is te groot om te kunnen vallen, hij vertrouwt haar nu.
“Ik denk het wel.”¯antwoordt hij, en ze staart hem bevreemd aan.
“Je denkt het?”¯ Hij knikt, lacht voorzichtig.
“Ik droomde nogal vreemd.”¯ Ze fronst haar wenkbrauwen.
“Waarover dan?”¯ Hij haalt zijn schouders op.
“Toen ik voor het eerst hier voor het raam kwam staan, en toen we voor het eerst in gesprek raakten.”¯ Haar ogen lichten op bij de herinnering aan de eerste keer dat ze Bill had gezien. Hier staat hij dan voor haar, nog altijd. Gegroeid, nog steeds ongezond mager, een slobberig grijs T-shirt om zijn lichaam en zwart piekhaar om een bleek gezicht.
Ze schuift haar blote voeten nog wat verder door de spijlen van het hekje, de wind likt aan haar blote tenen en ze giechelt.
Bill lacht als hij het vertrouwde geluid hoort, boven de autotoeters uit. “Het is niet veel veranderd, hè?”¯zegt Ellen dan, en Bill knikt.
“Natuurlijk niet. Zelfs nu gaat meneer Oldenburger nog elke ochtend in zijn blauwe badjas naar buiten om de krant van de stoep te pakken.”¯ Ellen kijkt glimlachend naar beneden, en inderdaad komt de oude, kale man weer naar buiten en raapt de krant van vandaag van de stoep.
“Altijd stipt om tien uur ’s ochtends, vergeet dat niet.”¯voegt ze eraan toe, nadat ze een blik op de klok heeft geworpen, en Bill glimlacht.
“Of hoe de wind altijd van die kant lijkt te komen. En dat het geluid van Berlijn nog nooit iets veranderd is.”¯ Ellen knikt wijs.
“Ze spelen zelfs nu nog elke keer Regen und Meer van Juli in het café op de hoek.”¯
Als hij zijn oren scherpt, weet hij dat ze gelijk heeft. Hij kent de tekst uit zijn hoofd sinds hij het voor het eerst daar hoorde, het betekent veel voor hem.
Het past in het plaatje, Ellen in lichte zomerkleren achter het smeedijzeren hek.
Meneer Oldenburger met de krant. Getoeter van auto’s en lichte zomerwind, de gebarsten strepen op het midden van de weg.
De foto van de skyline aan zijn zacht blauwe muur en het gevoel van koud laminaat onder zijn voeten als hij ’s ochtends wakker wordt...
Reacties:
Er zijn nog geen reacties op dit verhaal.