Hoofdcategorieėn
Home » Overige » Cursed Gift » Het Huis van de Vijf Geesten
Cursed Gift
Het Huis van de Vijf Geesten
Vaag en ver weg hoorde ze stemmen praten, ook al leek het meer op fluisteren. Even probeerde ze de stemmen te verstaan, maar ze gaf het op. In plaats daarvan vroeg ze zich af waar ze was. Ze keek om zich heen, maar zag niets, slechts een vertrouwde en warme duisternis. Ze wou zich erin wikkelen, maar iets hield haar tegen. De stemmen werden steeds luider en ze kon vaag een vrouwen - en mannenstem onderscheiden, ook de lichte stem van een kind weerklonk soms. Waar ben ik? Niet meer op de campus. Onmiddellijk was ze alert en wakker. De pijn keerde weer terug en ze kreunde zacht. Toen ze dacht aan wat haar was overkomen, moest ze even rustig adem halen. Ze was verbaasd dat ze nog leefde, tot nu toe was er niemand geweest die nog iets kon vertellen, nadat Ayaname één van zijn spreuken op hem of haar had afgevuurd. Zodra dat ze haar hand op de plaat had gelegd, had ze de kracht van de moto gevoeld. Ze had meteen geweten dat het niet een gewone moto was, waarmee ze was gaan lopen. Zonder nadenken had ze een bevel geschreeuwd en wonderwel was het haar gelukt om voorbij de poorten van de campus te geraken. De spreuk was voor het merendeel op de moto in geslagen, maar ook zijzelf was er niet zonder kleerscheuren vanaf gekomen. Ze voelde hoe het duister langzaam in haar lichaam trok. Ze had echter niet gestopt en besloot dat het beter was dat ze zo ver mogelijk bij de militaire campus vandaan bleef. Onderweg begon ze het moeilijker te krijgen en het duisternis had haar omarmd. Het was haar te veel geworden en ze verloor het bewustzijn. Ze opende langzaam haar ogen en keek om zich heen. Het was een kleine kamer, ze lag op een aantal strozakken voor de brandende haard. Ze liet haar blik verder gaan en keek naar de stevige en oude muren. Ze draaide zich om en zag hoe een oudere vrouw in slaap was gevallen op de houten stoel aan tafel. Waar zijn die stemmen? Ze draaide haar hoofd en sloot onmiddellijk haar ogen, maar ze had genoeg gezien. Een jonge man en vrouw stonden in de kamer naast degene waar ze in lag, stil te praten. Af en toe keken ze naar haar en Teito had de ongeruste blik gezien. Ze zuchtte stil, bijna onhoorbaar en probeerde langzaam recht te komen. Verbaasd keek ze naar haar middel en borst. De ernstige wonden waren verzorgd en ze was gewassen. Ze hapte naar adem toen ze de duisternis in haar voelde vreten. Een gewoon mens kon het niet zien. Ze legde haar hand op haar hart en haalde diep adem. Ze greep een bloes trok dat vlug over haar al bebloede hemd aan en de broek, die niet veel verder lagen en greep een stuk krijt dat voor de oudere vrouw lag en schreef vlug in hanenpoten op het briefje dat ze hen dankbaar was vanuit het diepste van haar hart. Ze keek naar het koppel, neeg het hoofd en sloop naar buiten. Onderweg greep ze nog vlug een zwarte mantel beet en hier en daar een stuk fruit. Ze verontschuldigde zich in stilte en beet op haar lip. Ze keek nog één keer naar binnen en liep toen verder. De moto was bijna niet meer herkenbaar. Hij was te pletter geslaan, honderden meters naar het oosten. Ze keek op en haalde diep adem. Dan gaan we naar het westen. De wind was ijskoud en ze wikkelde zich helemaal in. De kap schoof ze tot heel diep over haar oren en ze begon te lopen. Ze vergat alles en iedereen en bleef gewoon lopen, met haar blik op de grond en de pijn negerend. De witte verbanden kleurden snel rood en haar ademhaling werd onregelmatig en toch stopte ze niet. Stap voor stap trok ze verder, de zon kwam op en daalde opnieuw en het enige moment dat ze stopte was om een stuk brood te nemen, dat ze in een zelfgemaakte tas had gestoken.
“Fay!”¯ riep Castor luid, maar de man op de moto hoorde niets door de wind die langs hem heen gierde. Hij genoot ervan en sloot even zijn ogen en liet zich verdrinken in het gevoel van immense vrijheid, hoog in de lucht. “Fay!”¯ Castor bleef het maar roepen en Labra, die naast hem reed haalde zijn schouders op. “Het heeft geen zin.”¯ zei hij rustig en Castor keek hem aan. “Ik heb niet alweer zin om hem onder de rotsblokken vandaan te halen.”¯ Castor keek met groeiende ergernis, naar hun vriend, die rakelings langs de klif scheurde en net niet het water van de opkomende zee raakte. Labra keek hem aan en glimlachte. “Het is net een klein kind.”¯ het klopt dan wel dat Fay, met zijn 26 de jongste van hen drie was, maar Castor had er geen medelijden mee. Hij probeerde Fay zo strikt mogelijk te laten leven, maar het lukte hem niet. Fay was een levenslustige jongeman, die ervan hield risico's te nemen. Fays lichte bruine haren zouden zo dadelijk alle kanten op staan en hij zou er niets aan doen, zijn groene ogen konden lachend en ontspannen staan, maar een ondoorgrondelijke blik was ook één van de vele blikken die hij vaak droeg. “Fay!”¯ riep Labra opeens en Fay keek op, hij zag de zilverwitte haren van Labra en keek om zich heen. Hij zag niets, haalde zijn schouders op en reed verder. Labra versnelde en Castor keek hem niet begrijpend aan. “Wat is er aan de hand?”¯ hij moest schreeuwen om boven het lawaai van de zee uit te komen. Labra reageerde niet en ging net als Fay dichter naar de rotsen toe. Castor vloekte, maar volgde ook. Hij keek naar de gespannen rug van Labra en kon toen de blik in zijn ogen opvangen. Die stonden wazig en het blauw in zijn ogen was donkerder. “Fay!”¯ riep hij uit en Fay keek geërgerd om. “Wat is er toch met jul...”¯ zijn stem stierf weg toen Labra langs hem door gierde en de leiding nam. “Dat is er dus aan de hand, Idioot.”¯ siste Castor en hij versnelde. Fay begreep er niets van en volgde zijn twee vrienden. “Heeft hij iets gezegd?”¯ Castor keek hem aan. “Jouw naam.”¯ Fay versnelde en keek verbaasd op toen hij zag dat Labra halt had gehouden. “Labra?”¯ Labra keek hen aan, zijn ogen waren opnieuw zoals gewoonlijk, een speciaal blauw dat net tussen licht en donker zweefde en de ogen dromerig, maar alert. “Ben jij nu ook al een deel hersens verloren!”¯ siste Castor, die zoals gewoonlijk weer moest bemoederen. Labra keek hen één voor een aan en wees toen naar een klein stipte. Het stipje bewoog langzaam over het rotserige landschap, hoog boven op de klif. “En dan? Er zijn wel vaker mensen die zo naar de vijf Geesten gaan. Wandelen maakt je leeg, zeggen ze toch altijd.”¯ mompelde Fay ongeïnteresseerd. Labra haalde zijn schouders op en vloog rustig naar het stipje toe, dat groeide langzaam en hij bekeek de wapperende zwarte mantel. De andere twee volgden ook en Castor spande zijn spieren toen hij zag hoe dicht de stip aan de kant wandelde. “Zo dadelijk breekt de grond onder haar voeten.”¯ fluisterde Labra en Fay vloekte. “Waarom zei je dat niet eerder?”¯ hij schoot op de stip af, maar met dat hij het deed, brokkelde de rotsen weg. Teito keek geschokt op en probeerde aan de kant te gaan, maar ze duizelde en viel neer. Nee! Ze probeerde recht te krabbelen en sprong. Ze voelde hoe haar handen net de rand konden beet grepen en hoe de aarde onder haar voeten verdwenen. Ze sloeg met haar lichaam tegen de harde rotsen en ze liet haar adem sissend ontsnappen. “Wie loopt er nu verdomme zo dicht bij de rand!”¯ snauwde een stem opeens en ze verstijfde. “Houdt vol, we komen u helpen.”¯ zei Castor met een beheerste stem en Labra bekeek ondertussen de persoon. “Laat me met rust.”¯ siste ze kil en ze trok zich langzaam op, waarmee ze de mannen versteld deed staan. Ze had haar bovenlichaam ingebonden en het nieuwe hemd viel ruim, maar was niet te groot. Ze trok de kap wat dieper en wandelde toen verder, weliswaar verder van de rand. Fay keek haar verbaasd aan. “Wat een onbeschoft kind.”¯ verbaasd bleef ze stil staan. “Kind?”¯ Labra keek haar verbaasd aan, hij zag de lichte blauwe ogen woedend schitteren. Teito bekeek hen en keek verlangend naar de moto's die in de lucht zweefde. Ze draaide zich om en liep rustig verder. Haar ademhaling was onregelmatig en Castor zag het. Hij ging naast haar vliegen en zag de glanzend zwarte haren, waarvan enkele lokken naar voren gevallen waren, de rest was in een staart gebonden. “Bent u ziek?”¯ ze snoof. “Dat gaat jullie niets aan, laat me met rust.”¯ haar stem klonk ijskoud en Labra rilde. “Als u ziek bent, is het onze taak om u te verzorgen.”¯ ze bleef door wandelen. “Dan ben ik niet ziek.”¯ Fay voelde zich met de minuut geïrriteerder worden en vloog dichter. “Stop met zo vervelend te doen en stap op die moto, kind!”¯ hij rukte de mantel af en ze spande haar spieren. Het lint loste haar haren en die werden meegenomen door de wind. Labra keek geschokt naar het bond en blauwe gezicht, dat hier en daar ook nog een bloederige schram droeg. Fay en Castors ogen gingen echter onmiddellijk naar de zware boeien. “Wat is er met u gebeurd?”¯ vroeg Castor zacht. “Laat me met rust.”¯ ze greep de mantel beet en wandelde verder. “Eén... twee...drie...”¯ mompelde Labra opeens en Fay keek verrast naar de persoon die hevig hijgend neerviel. Castor bukte langs haar heen. Hij legde zijn hand op haar voorhoofd en vloekte. “hij heeft hoge koorts.”¯ Labra was ook langs hen komen staan en zuchtte. “We kunnen niets voor hem doen, hij zal ons zelfs niet toelaten zijn kleren te verwisselen.”¯ Fay keek hem niet begrijpend aan. “Dat kind? Hij kan er zelfs niets tegen doen als ik nu zijn hemd uitdoe...”¯ hij trok vlug zijn hand terug, toen een schok door hem heen ging. Hij had de koorden willen lossen, maar iets verhinderde hem dat. “Ik zei het toch.”¯ mompelde Labra en hij tilde Teito op. “Het enige wat we kunnen doen is hem naar een droge en warme plek brengen.”¯ als Labra al verbaasd was door het lichte gewicht, liet hij dat niet merken. De mantel was doornat en Fay nam haar over. “Ik ben sneller.”¯ bromde hij en hij sprong op de moto. Hij legde haar voor hem en rolde met zijn ogen. “Wat we al niet moeten doen voor kleuters tegenwoordig.”¯
“Waar bleven jullie!”¯ brulde een oude machtige stem en Fay kreunde. Hij keek naar de man in habijt die dichter rende en hun allemaal hijgend aankeek. “Jullie hebben de mis gemist!”¯ Castor mompelde iets en het hoofd van de kerk keek hen aan. “Met welke reden waren jullie er niet?”¯ vroeg hij. Fay keek naar het oude gezicht en tilde Teito op. “Is dit voldoende?”¯ de man sperde zijn ogen open en keek naar de bebloede, gescheurde kleren en het zwetende gezicht van Teito. “Waar heb je hem vandaan?”¯ Labra duwde Fay naar de tuin en keek hem aan. “Van de rotsen, hij viel naar beneden.”¯ het hoofd keek hen aan en vloekte iets. “Genees hem en daarna spreek ik jullie!”¯ Castor kreunde zacht en rende vlug achter Fay en Teito aan. Fay had haar in het midden van de tuin in het zachte gras gelegd en keek hen aan. “Waarom duurde het zo lang?”¯ beet hij hen toe en hij keek naar Labra die hem negeerde en langs haar ging neerzitten. “Kun je iets doen?”¯ vroeg Castor. Labra keek niet op, maar liet zijn ogen over haar heen gaan. “Ik wou van wel, maar nee.”¯ hij legde zijn handen boven op haar en begon zacht spreuken te prevelen. Een lichtende bol verscheen in zijn handen en hij liet het over haar heen zweven, onmiddellijk kleurde het lichtende zwart. Het viel neer en verdween. “Duisternis.”¯ fluisterde hij geschokt en hij keek de twee ander aan. “Wat?”¯ vroeg Fay kil. “Had je het nog niet gevoeld?”¯ vroeg Labra. Fay keek weg. “Ayanames spreuk.”¯ mompelde hij en Labra knikte. “Niemand overleeft dat.”¯ zei Castor schril. Labra haalde zijn schouders op. “Hij blijkbaar wel.”¯ Castor keek met heel andere ogen naar Teito en schudde zijn hoofd. Labra ging recht staan en haalde diep adem. Hij liet zijn handen boven haar lichaam zweven en riep zijn Zaiphon op, hij begon op te lichten en liet dat licht naar Teito gaan, dat kaatste echter af en sloeg met vernietigende kracht in op de grond. Fay vloekte zacht, toen hij naar het gat keek en daarna naar Teito. “Bij de vijf Geesten.”¯ mompelde hij en Castor sperde zijn ogen open. “Wat...”¯ woorden stierven weg. Teito begon op te lichten en er verschenen woorden. Eerst lichtjes, maar niet veel later donkerder, ze liepen over haar huid heen en wikkelden haar in. Ze begon te zweven en Fay trok Labra aan de kant. Die keek Fay verbaasd aan en zag de geschokte blik in zijn ogen. “Wat?”¯ Labra onderbrak Castor en keek naar Fay, die zijn ogen over haar huid liet gaan. “Fay?”¯ vroeg Labra zacht. “Kun je het lezen?”¯ Fay knikte langzaam en sloot zijn ogen. “Welke taal is het?”¯ Fay tilde zijn hand op en keek naar de woorden die verdwenen en het licht minderde ook zacht. Teito lag nog steeds trillend in het gras, maar hier en daar waren kleine dingen verbeterd. “Het was geen taal. Het heet... het Oude geschrift”¯ mompelde hij zacht. “Het wordt toch niet gezien als een taal, eerder de bron waarvan onze Zaiphon komen.”¯ Castor keek hem aan. “Daar heb ik nog nooit over gelezen.”¯ Fay snoof. “Natuurlijk niet, niemand zou het kunnen opschrijven.”¯ Labra keek hem niet begrijpend aan. “Hoe komt het, dat jij het wel weet?”¯ Fay wreef door zijn haren. “Mijn voogd, eerder Hoofd van deze kerk, heeft het me verteld toen ik jong was.”¯ Castor sloeg zijn armen over elkaar en keek hem geïnteresseerd aan. “de drie Zaiphon, de helende, aanvallende en beschermende...”¯ hij zweeg even en dacht na hoe hij het beste kon verwoorden. “Velen denken dat hun Zaiphon door gegeven wordt van vader op zoon of moeder op dochter... grotere onzin heb ik nog nooit gehoord. De Zaiphon is iets wat we niet kunnen begrijpen. Het komt van een grotere macht. Soms kunnen de kinderen het niet hebben, maar hun kinderen wel ...”¯ hij wreef door zijn haren en zag de onbegrijpende blikken. “De Zaiphon, die wij bezitten zijn afkomstig van de taal die de vijf Geesten spraken.”¯ mompelde hij en Labra knipperde verbaasd met zijn ogen. “Een taal die niemand kan spreken, laat staan begrijpen.”¯ Castor keek op. “Je zei net dat je het kon lezen?”¯ Fay knikte. “Mijn voogd had één specifiek boek, waarin enkele tekens waren opgeschreven. Hij had me opgedragen dat ik ze zou leren.”¯ hij haalde zijn schouders op en Labra bekeek hem. “Wat stond er?”¯ Fay versomberde. “Veel begreep ik er niet van, vele tekens waren voor mij ook onbekend, maar wat er stond... De kleuter heeft de dodenspreuk van Ayaname over zich heen gehad en zijn lichaam is het aan het verwerken... hij weigert hulp van buitenaf.”¯ Fay snoof. “Hij wil dus langzaam aan een zeer pijnlijke dood sterven.”¯ Labra keek naar het gezicht, dat ontspannen was en wreef door zijn koper rode haren. “Breng hem naar de torenkamer. We zien wel wat er gaat gebeuren.”¯
Reacties:
Er zijn nog geen reacties op dit verhaal.