Hoofdcategorieėn
Home » Twilight » Can you save me? » hoofdstuk 1
Can you save me?
hoofdstuk 1
Trillend sta ik voor de afgrond. Langzaam draai ik mijn hoofd zo dat ik recht naar beneden in de afgrond kan kijken. De diepte overweldigd me. Golven worden kapot gescheurd door de puntige rotsen ver beneden me. Tranen stromen over mijn wangen. De regen heeft me al geheel doorweekt.
“Hoe heeft het zo ver kunnen komen.”¯ Huil ik zachtjes tegen mezelf. Mijn ooit zo mooie witte jurkje is geheel kapot geknipt en gescheurd. Hij zit schots en scheef om mij heen. Van alles van mijn lichaam is te zien, voornamelijk bond en blauwe delen. Mijn make-up zit overal op mijn gezicht, maar voornamelijk op mijn wangen. Mijn spierwitte haar hangt in plakkerige, doorweekte slieren tegen mijn lichaam.
“Hoe heeft dit zover kunnen komen?”¯ Weer huil ik het zachtjes tegen mezelf. Wetend dat toch niemand het kan horen. Ik hel nog een beetje naar voren, maar veer gelijk weer terug. Ik durf het niet. ‘Kom op, je kunt het wel. Nu is niet de tijd om de angsthaas uit te hangen.’ Het stemmetje in mijn hoofd blijft het nog een aantal keer herhalen. Dat stemmetje heeft er ook voor gezorgd dat ik hier nu sta. Steeds weer veer ik op en neer. In mijn hoofd speelt af wat jullie tegen me zeiden.
“Je kunt weer gaan. We hebben van je wat we graag wilden.”¯ Niels’ stem, mijn broers stem, klonk helder en vol van zichzelf door de nacht. Hij vond zichzelf heel wat. Een zacht gilletje ontsnapt uit mijn keel als zijn laatste vriend uit mij komt en me aan de kant smijt. Mijn stem klonk hoog en rauw, het verdriet duidelijk hoorbaar. Pijn voelde ik over mijn hele lichaam. ‘Kom! Ga!’ Mijn vaders stem schreeuwde kwaad in mijn oren. Hij bevond zich nog een tien centimeter van hun. Ik was niet snel genoeg naar zijn zin. De afkeuring was van mijn broer en mijn vaders gezicht af te lezen. Hun vrienden stonden er maar een beetje grijnzen bij hun broek op te trekken, alsof ze een werelddaad hadden verricht.
Tranen lopen nu nog sneller over mijn gezicht. Ik hel weer iets verder naar voren. Alle spieren in mijn lichaam zijn aangespannen. Ik hou nog net mijn evenwicht. Als ik ze zou ontspannen, zou ik vallen. Zo staande wacht ik af. Mijn gedachten razen door mijn hoofd. Steeds gaan ze weer terug naar al die gebeurtenissen. Alles wat mijn vader me heeft aangedaan. Hoe mijn broer erbij kwam en later zijn vrienden. Maar vooral zie ik steeds voor me hoe mijn moeder overleed. ‘Wat als ik mijn moeder…’ Een steek haalt me uit mijn gedachten, maar ik negeer het. Snel gaan mijn gedachten weer verder. Weer van voor af aan. ‘De eerste keer, alleen mijn vader. Net nadat mijn moeder was overleden. Er zat nog geen twee dagen tussen.’ Weer een steek, weer negeer ik het. ‘Waarom moest mijn moeder nou dood?Waarom?’ Mijn tranen lopen nu nog sneller over mijn gezicht. Weer een steek, mijn spieren doen ontzettend veel pijn. Ze verzuren. ‘De tiende keer, mijn broer kwam erbij. Hij had gestommel gehoord en kwam kijken.’ Weer een steek, ik kan niet meer nadenken. Ik tel de seconden die ik nog sta.
“één, twee drie…”¯ Pijn overheerst mijn lichaam. Ik verwelkom het. Pijn is fijn, dat is mij geleerd.
“negen, tien, elf…”¯ Ik voel me iets verder naar voren vallen. Behendig draai ik me met mijn rug naar de afgrond. Ik wil niet zien hoe ik val. Ik wil niet zien naar welke rots ik val. Ik ontspan al mijn spieren. Pijn trekt door mijn lichaam. In slow-motion lijk ik achterover te vallen. Net voor ik geheel voorbij de rand van de rots ben, zie een glimp van een jongen. Hij kijkt me met grote, angstige ogen aan.
“Het spijt me mama, ik kan er niets aan doen. Ik het niet volhouden. Ik kom naar je toe.”¯ Na dit gezegd te hebben, sluit ik mijn ogen en laat me over aan het vallen.
Ik lijkt te zweven door de lucht. Geluk overspoelt me. ‘Eindelijk is het afgelopen. Eindelijk ben ik vrij.’ Toch heb ik het gevoel dat ik iets niet goed gedaan heb. Die jongen van net wil maar niet uit mijn hoofd. Steeds zie ik zijn gezicht. Zijn prachtige ogen zo groot en vol angst en ongeloof. ‘Zagen mijn ogen er ook zo uit na de eerste keer? Vol van angst en onbegrip?’ Onbewust open ik mijn ogen en kijk omhoog. Gelijk heb ik spijt. Ik knijp ze gelijk weer dicht voor de naderende rotsen. Ik val met een harde knal ik het water. Precies tussen de rotsen in. Als ik een reflex gaan mijn ogen weer open. Het zout van de zee bijt gelijk in mijn doorhuilde ogen. Ik voel het licht in mijn hoofd worden. Zwarte vlekken dansen voor mijn beeld. Nog net voor ik weg ben, voel ik twee warmen armen om me heen slaan. Iemand drukt zich stevig tegen me aan. Ik kijk omhoog, maar zie niet veel. Het enige wat ik kan zien zijn de prachtige ogen van hem. Heel in de verte denk ik ook nog mijn moeder te zien, met een glimlach op haar gezicht. Dan ben ik weg.
Reacties:
*zwijgt en knijpt ogen dicht*
Weetje meid, ik kan geen woord meer uitbrengen.
Dit is prachtig meer kan ik niet zeggen want het was gewoon té mooi voor mijn wooden.
x
Ik.... Ik... Wow...
Ik ben stil... Alweer...
Echt, ik weet niet wat iedereen hier heeft hoor de laatste tijd! ;o Het ene na het andere geweldige hoofdstuk wordt geschreven! ;o
Echt, heeeeel mooi geschreven liefje !
Snel weer verder!
xkus