Hoofdcategorieën
Home » Tokio Hotel » Anthem of the Angels » 1.
Anthem of the Angels
1.
Twee jaar later
Wakker worden ging niet als vroeger, en was een klein detail in zijn groots veranderde leven. Hij opende zijn ogen op het moment dat slapen niet langer nodig was, net als vandaag.
Zachte zonnestralen sijpelden binnen langs een rafelig rood gordijn, voor het raam van zijn bescheiden, bouwvallige appartement aan de rand van Leipzig. Ver genoeg weg van huis om niet daar te zijn en toch was de hele stad vervlochten met zijn verleden. Het feit dat ze beiden Oost-Duits waren maakte dat hij zich verbonden voelde met de stad, hoewel hij zich nooit in het bruisende nachtleven mengde. Hoe zou hij ook kunnen, zonder de mogelijkheid om geluiden te registreren?
Een zucht ontsnapte onwillekeurig aan zijn lippen, hij hoorde het toch niet meer en het maakte niet uit. Zijn voeten sloften richting de badkamer, en luidden een nieuwe dag in die hem niets dan stilte ging brengen die zijn vriend en vijand was geworden. Het enige wat hij had.
Hij onderhield geen sociale contacten meer, negeerde televisie en kranten om zich buiten te sluiten van wat ooit zijn leven was. Tokio Hotel was alleen nog in beeld wanneer hij geld nodig had, dat geld dat hij verdiend had met de tweeling en Georg. Voor de rest wist hij niets meer, of ze nog bestonden kon hij niet zeggen. Hij had er bewust voor gekozen alleen te zijn en zich af te zonderen als een kluizenaar.
Leven was niet meer hetzelfde, en hij was het levende bewijs van iets dat in twee jaar compleet veranderde. De wereld had iemand minder, hij was vergeten.
Verschwunden.
Hij wist dat zijn familie zat te achten op een klein plaatsje in de lokale krant. De zelfmoord van iemand die ooit zo geweldig was begonnen en die afgetakeld was tot zijn einde langs een rivier. In een klein krantenkopje, bescheiden en nauwelijks genoeg om aandacht te trekken. Nog een zucht, en ditmaal voelde hij de ademtocht langs zijn lippen, en het hete water van de douche die hij net had aangezet.
Druppels brandden op zijn huid en hij sloot zijn ogen. Gedachten waren er, plotseling opgedoken vanuit dat donker in zijn hoofd, en ze lieten hem zien hoe vroeger was. De gedachten hielden hem levend, lieten hem horen, ook al ging het om niets meer dan een schim, een zwakke afspiegeling van Metallica. Een herinnering.
Hij huiverde, geen moment kon hij afgeleid worden van de stilte die altijd heerste.
De klik van de dichtdraaiende douche werd door niemand herkend, en hij slofte richting de spiegel. Zijn koele adem toverde condens op het licht gebarsten glas, het slachtoffer geweest van een eerdere woede uitbarsting, machteloos. De littekens waren nog steeds te zien op zijn knokkels…
Het spiegelbeeld dat hem aanstaarde was onherkenbaar. Een vlassige, ietwat krullerige baard en een schouderlange, ruige haardos maakten zijn gezicht onherkenbaar.
Twee doffe ogen die ooit zo donker en onweerstaanbaar waren geweest leken gevangen in een blik van eeuwig leed. Spieren die er ooit geweest waren, waren verdwenen, hij was magerder en de inkttekeningen op zijn huid leken versleten. Maar waarom zou hij nog voor zichzelf zorgen? Een reden om zich te scheren of zijn haar te laten knippen was er niet als je niemand had om je voor te schamen. Woorden deden toch geen pijn meer, en zijn veel behaarde gezicht was alleen maar een voordeel, hoewel hij toch nooit rekende op herkenning door fans die nog altijd in het verleden leefden.
Hij liep terug naar zijn kamer, vond daar in de hoek een rood shirt en beige driekwartbroek. Een grom ontsnapte aan zijn lippen toen hij richting zijn kleine keukentje liep.
Het meest opmerkzame aan zijn hele appartement was dat elke vierkante centimeter van de meuren bedekt was met boeken, door de hele ruimte hing de geur van papier. Zijn persoonlijke bibliotheek bestond uit alles, wereldliteratuur, tot Harry Potter, tot flut romannetjes. Hij leek zonder voorkeur, en dat was hij ook. Lezen was het enige waar hij geen gehoor voor nodig leek te hebben, en het liefst sloot hij zich op in werelden die niet van hem waren. Urenlang, soms dagen waarop hij niest anders deed dan dat. Hij had tijd en geld. Hoefde nooit te werken vanwege zijn verleden als rockster, kon zich bijna alles veroorloven. Kocht boeken en las ze in een dag of twee uit. Meer had hij toch niet.
Hij maakte zijn ontbijt klaar en vond de vertrouwde bank, ingedeukt door het vele zitten. Zijn ogen gingen onmiddellijk naar het boek dat opengeslagen voor hem op de tafel lag. Stephen King, een pocketversie. Het liefst had hij pocketversies. Ze waren licht en roken apart, perfect om mee te nemen, waar dan ook naartoe…
Een plotselinge windvlaag deed hem beseffen dat het tijd was om te gaan. Hij raapte het boek van de tafel, een halflege zak chips en zijn fototoestel. Zomer betekende het meer.
Het meer in Leipzig, een recreatieplas, maar aan de overkant van de camping zag je zelden mensen, en vanaf waar hij woonde was het prima te bereiken. Zijn fiets stond nog altijd beneden in de hal van het appartement, en hoewel het niet verstandig was om zonder gehoor het verkeer binnen te gaan, het fietsen had hij nooit opgegeven.
Zijn voeten gingen zo snel van de trap af als hij kon, weergalmden in het trappenhuis en brachten hem naar zijn oude, verroeste fiets. Voor iemand hem gezien of gehaard had, was hij uit de met tl-buizen verlichte hal verdwenen.
De wind scheerde langs zijn gezicht, terwijl zijn rammelende voertuig hem voortduwde over het smeltende teer. Over de oude treinsporen, langs de drie stoplichten achter elkaar en het gebroken wegdek.
Leipzig was vervallen. Het viel niet op in de binnenstad, maar de buitenwijken waren zo goed als allemaal klaar voor de sloop. Vergane glorie, misschien wel de reden dat hij er zo van hield. Omdat hij zelf vergane glorie was…
Zijn haren waaierden uiteen op het moment dat hij langs de camping racete, en het gaf hem kracht om de warmte zich te laten omhelzen. Hij won aan snelheid, het gevoel dat hij vloog wakkerde aan en maakte hem zelfzekerder. Het stuk de heuvel op ging makkelijker dan ooit, en er weer af maakte dat hij slippend tot stilstand kwam in het zandpad.
Stof waaide om hem heen en bijna glimlachte hij. Niet echt, meer een nerveus trekken van zijn mondhoek.
Het was bijna alsof hij bang was dat, als hij weer zou glimlachen, zijn gezicht zou breken, dat het pijn zou doen. Hij wilde niet lachen zonder zichzelf te horen.
Hij zonk neer op zijn favoriete plekje langs het water. Het gras was niet anders maar precies daar leek alles zo perfect als het zijn kon in een leven als dat van hem.
Het leek absurd om te rijden, en dan in een zonovergoten stuk gras horror te lezen, met lichtvlekjes op het water en een zak paprikachips. En toch was het wat hij deed, hoe hij was. Horror en dat was naast elkaar een welkome afwisseling, en wanneer het hem teveel werd, liet hij zich in het water verdwijnen.
Hij schopte zijn sneakers uit, liet zijn tenen door het graas woelen en sloeg het kleine boekje open. Onmiddellijk vermengde de geur van versgedrukte inkt zich met dan van het water, en de scherpe geur van gras. Een handvol paprikachips toverde opnieuw een zweem van een glimlach op zijn gezicht, en hij werd volledig opgeslokt door de kleine lettertjes, bijna onleesbaar.
Vanaf de heuvel kwam een meisje, fragiel en inktzwarte krullen dansten op haar schouders. Haar lichtblauwe jurkje paste bij haar felle ogen, die hem aandachtig opnamen, maar hij hoorde of zag haar niet.
... adembenemend.
Er zitten een paar typfoutjes in dit stuk die je er makkelijk uithaalt als je het even doorleest, maar die zag ik eerlijk gezegd pas toen ik er voor de tweede keer doorheen ging om de quotes te kopiëren.
Ik ga het volgende hoofdstuk lezen. En het spijt me dat ik bij de proloog niet gereageerd heb - die is niet minder mooi dan dit stuk - maar ik wilde weten hoe het verder ging. (;
Werkelijk waar. Adembenemend.