Hoofdcategorieën
Home » Overige » Strangers in Paradise » 2.
Strangers in Paradise
2.
Toen ze haar ogen opende was er weer kleur te zien, niet alleen het spierwitte van de dag daarvoor. Je kon nu de spleten en resten verf op de muur zien. Ze kon zich niet herinneren dat ze dat had gevoeld, net zo min als dat ze op een bed was gaan liggen.
'Je bent wakker.'
Een ijzeren stem drong in haar systeem door. Hoe anders hij ook klonk, ergens kon ze horen hoe hij ooit was. Hoe ze de stem kende. Het was zijn stem. River.
Ze durfde niet te kijken, de angst was te groot.
'Wat doe je hier.'
Het was niet echt een vraag, althans, zo werd hij niet gesteld. Haar angst voor het zien van zijn toestand veranderde meer in angst voor hém. Ze voelde rillingen langs haar rug en beefde even. Alsof er iemand over je graf heen loopt.
'Je bent niet van hier.'
'Nee,' ze was weer in staat om antwoorden te geven.
'Je kan weer praten, hm? Dus. Wat doe je hier?'
'Ik zocht je River.'
'Oh. Dorothy.'
Haar ogen sperde open van schrik. Dat was haar naam. Hij grinnikte even, en aan het gekraak te horen liep hij.
'Kijk naar me,' fluisterde hij. Ze rilde weer, nu omdat hij weer precies de oude leek te zijn. Omdat ze weer dat liefdesgevoel voelde. Ze keek. Hij glimlachte. Zij glimlachte.
Hij zag er helemaal niet erg uit, in tegendeel. Ze snapte het niet. Waarom was iedereen zo bang voor hem?
'Ik snap het niet,' zei hij. That makes two, dacht ze.
'Waarom zou je zoveel opgeven voor iemand die je niet kent. Voor iemand waarvan je - als je hem al zou kennen - niet eens weet of hij hetzelfde is gebleven.'
'Je snapt het inderdaad niet,' antwoordde ze, maar ze ging er verder niet op in. De speech die ze zo vaak had gehouden voor vrienden, leek nu zo onbenullig.
Ze waren beiden gaan zitten, River op de vloer tegen het bed aan, Dorothy op het bed tegen de muur aan. Allebei knieën opgetrokken en armen erover heen. Het was toen al wederzijdse liefde, maar geen van beide durfde toe te geven. Het is letterlijk onvoorstelbaar hoe ongelooflijk graag ze allebei elkaar wilden vasthouden, en nooit meer loslaten. Want waar altijd bestaat, bestaat ook nooit.
Na lang twijfelen besloot ze naast hem te gaan zitten. Hij keek even op, en ze hield zijn blik vast. Ze moest heel erg haar best doen niet te glimlachen, zo goed voelde ze zich, alleen door naar hem te kijken. En hij moest heel erg zijn best doen haar gezicht niet vast te pakken en te kussen. En toch gebeurde het geen van beide. Ze zaten alleen naast elkaar, zijn hand op de hare. Ze zeiden de hele dag bijna niets, te diep in gedachten verzonken, te bang om dit moment van geluk te verdrijven. Pas toen de dag voorbij was, en ze allebei begonnen te schemeren - dat deden ze eigenlijk al, want er was nauwelijks licht in het huis - kroop ze tegen hem aan.
'Ik ben bang dat ik je kwijtraak wanneer het licht komt,' antwoordde ze op de vraag die er niet was.
Ze had het niet gezien, maar hij glimlachte.
'Ik ben hier,' fluisterde hij, en hij sloot haar in met zijn armen. Ze nestelde zich nog iets beter tegen hem aan en sloot haar ogen. Hij legde zijn kin op haar kruin en keek voor zich uit. Zij viel in slaap, en hij bleef wakker. Omdat hij toch niet sliep, omdat hij wakker wilde blijven om bij haar te zijn, om de wacht te houden.
De volgende ochtend werd ze net zo verrast wakker als de dag ervoor. Ze merkte dat Rivers greep op haar niet verslapt was en draaide haar hoofd om.
'Heb je niet geslapen?' vroeg ze bezorgd. Even voelde het alsof ze al jaren getrouwd waren. River glimlachte en maakte haar haar in de war.
‘Wil je naar het strand?’ vroeg hij nadat ze allebei gedoucht en gekleed waren. In zijn kleding. Althans, zij had zijn overhemd aan, maar haar eigen versleten en gebleekte spijkerbroek. Schoenen droegen ze niet.
‘Is dat er?’ Vroeg ze verrast. Verheugd verrast.
‘Ja, het is hier zo slecht nog niet.’
Het is hier zo slecht nog niet. Nee, dacht ze, dat had ik ook niet verwacht.
Voor het eerst zag ze het huis in normaal licht. Het was van buiten net zo verwaarloosd als van binnen; ze kon best begrijpen dat mensen er niet graag kwamen.
Ze wilde iets zeggen over de verwaarlozing, maar ze wist niet wat, en zweeg. River greep haar hand en leidde haar naar zijn auto, die er precies hetzelfde uitzag als zijn truck in “The thing called love.”ť
Van het huis naar het strand ruim een uur rijden, al leek de tijd voor hen een stuk sneller te gaan door het interessante gesprek dat ze voerden over het feit of je wel of niet pindakaas met jam kon eten op een boterham. Hoe ze überhaupt op het hele onderwerp waren gekomen wisten ze zelf niet eens. Het kwam er op neer dat ze het uiteindelijk maar moesten uitproberen.
‘Holy apeshit,’ mompelde ze het moment dat ze de zee in zich opnam.
Het water was zo helder, zo blauw en zo stil dat het chemisch leek. Terwijl het waarschijnlijk onmogelijk natuurlijker kon. Ze had veel helderblauwe zeeën gezien, maar dit was nergens mee te vergelijken.
River sloeg grijnzend - hij was duidelijk trots - zijn arm om haar middel en trok haar tegen hem aan.
MIMIMIMIMIMIMI! o_o Heel veel "mimimi" aan jou en die quotes en dit hoofdstuk en awhhhh het is zo heel erg veel te mooi en lief en weird en awesome. Het is leuk hoe je het niet teveel probeert te beschrijven, dat maakt het allemaal nog veel echter. Alsof het heel normaal is om over "the afterlife" te schrijven en iedereen vast wel weet hoe het er daar uit ziet. En dan stel ik me ook geen vragen maar neem ik alles wat er staat aan als de waarheid.
This is exactly what heaven should be like.
You're the best and I totally love you. <3