Hoofdcategorieėn
Home » Tokio Hotel » Anthem of the Angels » 7.
Anthem of the Angels
7.
Waarom kon het zo goed voelen om gewoon in het gras te liggen? Hij lag op zijn rug, langs de oever van het meer.
Vandaag was het precies één week geleden sinds hij Morag voor het eerst had ontmoet, en alles was anders. Hij telde de dagen koesterend, omdat het een beetje als vroeger was om bij haar te zijn, te praten en te lachen en domme dingen te zeggen, en dat was geweldig.
Het lichte gevoel in zijn borst was niet één keer verdwenen sinds hij zich besefte hoe graag hij haar zag.
Met een glimlach staarde hij naar de strakblauwe lucht, voelde de koele wind op zijn wangen. Het was verbazingwekkend hoe het hem bijna geen moeite kostte om zijn doof zijn te accepteren, en dat had niets te maken met het feit dat, toen ze gisteren naast hem op de bank was geploft, had geschreven: “Phil Collins en Eric Clapton zijn ook doof.”¯
En zelfs toen hij besefte hoe lang geleden het zijn wens was ooit met Phil Collins te spelen, kon het niets verpesten. Er was alleen vrolijkheid…
Heel voorzichtig kwam ze aanlopen, omhem niet te laten schrikken, een geel zomerjurkje kleurde bij de paardenbloemen in het gras.
Ze droeg altijd zomerjurkjes, zodanig dat hij zich telkens afvroeg hoe ze zich in de winter zou kleden. Ze liet zich naast hem neervallen in het gras, hij zag haar fronsende wenkbrauwen en vloog geschrokken op.
Hij pakte het tekenblok uit haar handen voor ze hem gedag had kunnen zeggen.
“Wat is er?”¯ vroeg hij angstig.
Hij had Morgag nog nooit zo chagrijnig gezien, de letters op het papier kronkelden omdat zijn handen zo hadden getrild, en ze schudde haar hoofd.
Haar vingers frommelden een stukje Bravo tevoorschijn. Het tijdschrift dat hij zo goed kende, dat hen met zijn vieren zo vaak de grond in had geboord op opgehemeld.
“Gustav Schäfer, uit de dood opgestaan.”¯
Zijn tanden knarsten, een onheilspellend gevoel deed zijn borst gonzend samentrekken. De foto boven de rode tekst zei genoeg. Het was alsof hij van het cd-boekje van Zimmer 483 was gestapt en Morag daarbij had gehaald, hun vingers verstrengeld, een glimlach verstild op allebei hun gezicht.
“Na jaren waarin hij spoorloos verdwenen leek te zijn, is de ex-drummer van Tokio Hotel plotseling op straat gezien. Toen hij te kampen kreeg met een ziekte die zijn gehoord compleet vernietigde, werd hij door iedereen doodgewaand. Na zijn laatste concert verdween hij in het niets en niemand leek hem, noch zijn lichaam te kunnen vinden.
Nu is hij net zo plotseling als hij verdween, voor het eerst weer op straat gezien.”¯
Hij kneep zijn vingers verwoed om het papier, bijna alsof hij het wilde scheuren, en Morag legde kalmerend een hand op zijn arm, terwijl ze het tekenblok tevoorschijn haalde, maar Gustav pakte het opnieuw van haar af.
“We hadden dit niet moeten doen. Ik had mijn haar niet af moeten knippen. Iedereen weet het, ik wil geen aandacht meer krijgen nu ik niets kan.”¯
Zijn handen schokten, Morag zag het en schudde haar hoofd, beet op haar onderlip.
“Het is beter zo, Gustav. Je was zo gelukkig, niets leek je iets te kunnen doen. Het deed me glimlachen, je maakte míj gelukkig. Ik wil het niet anders… Ik had het je niet moeten laten zien.”¯
Hij haalde zijn schouders op en greep haar vingers vast.
“Het moest,”¯ schreef hij, en hij bleef haar vasthouden.
“Ik moet weten wat er over mij gezegd wordt, zelfs als is het vreselijk. En het is niet vreselijk, het is alleen zo dat ze mij hebben gezien.”¯
De aarzeling in haar ogen toen ze hem aankeek deed hem zijn wenkbrauwen fronsen, de angst dat er iets was dat hij over het hoofd had gezien deed pijn en prikte in zijn borst, zinderde door zijn hele lichaam.
Weg was de zomer en Morags gele zomerjurkje, er was alleen nog het verfrommelde stukje Bravo, en haar slanke vingers die hem de rest van het artikel aanwezen.
“Axel Kreiss,”¯ stond er, en een foto van een magere jongen die schouderophalend lachte, zijn ogen omlijnd met make-up en zijn haren zwart en warrig.
“Wie is dat?”¯ vroeg Gustav, en Morag beet op haar onderlip, niet-wetend of ze dit echt wilde zeggen of niet.
Ze wist het niet, en dat maakte hem onzeker. Hij moest weten waarom ze dit voor hem verzweeg, waarom ze dit niet wilde zeggen. Was het omdat ze hem pijn wilde besparen?
Hij ademde diep in, een teug van moed die zijn vingers deden kriebelen en haast zonder dat hij het doorhad trok hij het artikel nog eens naar zich toe. Blijkbaar was het een interview.
“Ik heb Gustav Schäfer nooit gekend,”¯ zei Axel Kreiss, en hij fronste zijn wenkbrauwen, begreep niet wat deze jongen met hemzelf te maken had.
“Maar ik gun hem dit. Ik weet dat hij depressief was op het moment dat hij alles verloor, en ik kan me niet voorstellen hoe pijnlijk het moet zijn voor iemand die zóveel passie voor muziek had, om zijn gehoor te verliezen, daarmee alles. Het zou mij evengoed kapot maken, zoals in eerste instantie ook met hem gebeurde.
Ik was vereerd om hem te mogen vervangen als drummer van een ambitieuze band als Tokio Hotel, hoewel ik niet weet of het ook voor hen ooit nog hetzelfde is. Natuurlijk is het zo dat er nog altijd het gevoel van verlies is, en ik kan niet iemand vervangen. Ik ben niet als Gustav en Gustav was niet als ik. Ik vind het een verschrikkelijk idee dat hij nooit meer zal kunnen horen wat Tokio Hotel heeft bereikt…”¯
Gustavs ogen verwijdden zich met elke letter, alsof hij ze na hoorde zinderen in zijn zo goed als lege hoofd. Een harde, duidelijk klinkende echo van vragen.
Wat had dit te betekenen? Waarom een interview met hem, die Gustavs plaats had ingenomen? Dit was pijnlijk.
Zijn ogen gleden nog langs de laatste letters van het artikel.
“We zijn zeer blij dat Axel tijd voor ons had. De andere leden van Tokio Hotel waren op het moment niet bereikbaar.”¯
Ze waren er nog, allemaal. Georg, Bill, en Tom.
Alle drie moesten ze er nog zijn, in de succesvolle band die Tokio Hotel geworden was. Zonder hem, zonder Gustav.
Hij sloot zijn ogen en liet zich niet begrijpend in het gras vallen. Natuurlijk waren ze er nog. Had hij nou werkelijk alleen maar zodanig aan zichzelf gedacht dat hij daar niet over na had gedacht? Had hij verwacht dat ze het op zouden geven, zich net zo zouden voelen als hij? Wat een oerstomme gedachte…
Hij kneep zijn ogen nog stijver dicht, alsof hij aan de werkelijkheid wilde ontsnappen, en uit angst voor een nieuwe vlaag pijn zoals aldoor, maar die bleef uit en opgelucht haalde hij adem. Hij wilde niet inzien wat dit betekende. Dat hij kans had hen te vinden, als hij dat wilde. Misschien was dat een idee, misschien moest hij hen zien. Zijn oude leven zo goed mogelijk opnieuw oppikken, maar hij wist het niet…
De schaduw die plotseling over hem heentrok was veel te klein om van een wolk te zijn en toen hij zijn ogen opende zag hij Morag.
Een klein symbool van verlichting in een geel zomerjurkje, met die inktzwarte haren en donkere ogen. Het enige wat hij had en de kí¡ns, de gedí¡chte aan meer. Maar hij moest de eerste stap zetten. Tokio Hotel kwam niet naar hem toe. Of zijn familie, zijn ouders, zijn zus…
Hoe was het met hen? Waarom stond er geen interview met hén in die Bravo? Zij stonden veel dichter bij hem dan Axel Kreiss, wiens naam hij voorheen zelfs nooit gehoord had… Morags handen kropen naar zijn wangen, de plotselinge koelte op zijn huid deed hem terug in het heden belandden, als een plotselinge schok die je krijgt wanneer je op het randje van slapen en wakker zijn wandelt en dan wordt gewekt. Hij keek haar weemoedig aan, er was niets te zeggen. Hij wist dat ze alles begreep.
“Gustav,”¯ fluisterden haar lippen. Haar lippen, woorden die hij niet kon horen maar de twee lettergrepen waren voor hem te lezen, het was duidelijk wat ze bedoelde.
Hij schudde zijn hoofd, maar haar handen gleden naar beneden, langs zijn borst en vonden zijn polsen. Wat was ze aan het doen?
Ze trok hem omhoog, zo goed als ze kon. Ze was veel minder sterk dan hij, en hij was groot, passief en lamlendig. Ze glimlachte lichtjes, een krul van haar mondhoek waarvan hij zijn ogen niet af kon houden.
En haar armen lagen om zijn middel, ze drukte haar smalle kin tegen zijn hals en hij snoof haar geur op die dichter bij was dan ooit. Hij wilde praten, als hij niet vergeten was hoe…
Dus legde hij zijn armen om haar hals, het enige wat hij kon doen om te spreken, haar te vertellen hoe dankbaar hij haar was en ze glimlachte nog steeds.
Haar vingers grepen het tekenblok en potlood, die bijna vergeten in het gras waren blijven liggen, maar ze waren nooit vergeten. Je kon iets niet vergeten wanneer het essentieel was, net zoals hij Morag niet vergeten wanneer hij ’s avonds alleen was, in zijn bed lag en in slaap probeerde te raken.
Ze liet hem los en haar vingers omhelsden de steel van een paardenbloem, terwijl ze licht tegen zijn borst leunde. Haar constante warmte tegen zich aan, vermengd met de zomerwarmte, felle zon en de geur van water en haar haren maakte hem duizelig.
Ze trok de paardenbloem los uit de grond en haalde een klein papiertje tevoorschijn uit haar borstzakje waar ze het kleine, gele bloemetje in opvouwde.
Toen pakte ze het tekenblok opnieuw en het potlood, haar eerst nog witte vingers waren nu lichtgeel vanwege het paardenbloemenveld.
“Ik ga hem drogen en plak hem in ons tekenblok. Ons tekenblok is onze herinnering,”¯ schreef ze, en daarna: “Ik houd van paardenbloemen. Niemand houdt van paardenbloemen, omdat het zo goed als onkruid is, maar ik niet. Want wanneer je ze ziet, in een veld van ver weg, en de zon schijnt, dan zijn het geen paardenbloemen meer, dan is het gewoon geel.
En dat vind ik veel mooier dan rozen, paardenbloemen zijn de allermooiste bloemen op de hele wereld.”¯
Hij glimlachte zachtjes terwijl hij toekeek hoe ze haar tekenblok dichtsloeg. Het was precies hoe Morag was, haar manier van doen en hoe ze dacht. Want voor haar was niets en niemand onkruid en in haar wereld was alles mooi en scheen de zon altijd, en misschien was dat wel waarom ze zo graag bij hem was.
Daar begon ik te huilen van ontroering.