Welkom op FanFic.nl

De Nederlandse website waar je fanfiction kunt lezen én schrijven.

Nu on-line: (0)

Home » Tokio Hotel » Anthem of the Angels » 9.

Anthem of the Angels

20 juli 2011 - 19:10

1830

2

406



9.

En na dat korte moment van die trillingen die zijn hand hadden gestreeld, lag hij loom op haar bed. Zijn ogen gesloten, en zij naast hem. Haar wang lag op zijn borst en brandde gaten van warmte door zijn T-shirt, haar adem kietelde over zijn armen en de glimlach die zijn mondhoeken omhoog trok leek permanent, alsof hij niet weg te wassen zou zijn in tijden van ongelooflijk verdriet.
De zomerwind was droog en koel, en waaide kalmpjes door het open raam, deed de witte gordijnen opbollen. Ragfijne stof, als witte spinnenwebben. Hij kon zich zo indenken hoe ze ’s ochtends bij die gordijnen stond, omdat die witte, ragfijne stof, zo breekbaar en sterk tegelijkertijd, deed denken aan hoe zij was.
Zo tenger dat je haar bijna over het hoofd zag, maar haar persoonlijkheid was dat allesbehalve. Niet in woorden te vangen, in alles wat een mens uniek maakte, leek zij nog unieker. Ze was anders, maar niet vreemd. Een beetje alsof het logisch was dat ze vreemd was, dat het niet anders kon.
Zijn hand lag op haar heup, aarzelend en voorzichtig maar ze glimlachte, om iets waarvan hij niet wist wat het was. Met haar ogen gesloten staarde ze naar iets wat hij niet kon zien en het deed haar lachen.
Hij staarde naar het plafond in gebroken wit en telde de vlekjes, omdat hij niet veel anders durfde te doen. Wanneer hij zou opstaan, om het even om wat te doen, zou hij Morag laten schrikken. In plaats van een plotselinge beweging te maken, vervlocht hij zijn vingers zachtjes met haar krullen, maar ze leek te ongeduldig om hem zijn gang te laten gaan.
Ze had lang genoeg op haar bed gelegen, zich waarschijnlijk iets bedacht, want hij dacht dat zij altijd moest denken. Aan wat dan ook.
Hij bleef liggen, op zijn rug en sloot zijn ogen. Probeerde haar te bevatten, te snappen hoe zij in elkaar stak en hij kon het nog steeds niet aan zichzelf uitleggen. Hij voelde sterk de neiging om het haar te vragen, hoewel dat belachelijk was…
Ze plofte opnieuw naast hem neer, en hij was niet meer verbaasd om het kladblok in haar handen te zien, het potlood in haar rechterhand. Haar vingers omklemden het houten voorwerp, lange, ranke vingers met smalle nagels. Die vingers schetsten, schreven een wereld, waren hem zoveel waard, hadden Morag aan hem voorgesteld.
“Mis je niemand? Ik weet dat je je horen mist, maar je leven? Mis je niet je ouders, je zus en je vrienden?”¯ vroeg ze, en haar directheid verbaasde hem, en op hetzelfde moment niet.
Dit had ze ooit moeten vragen, familie maakte wie je was, maar hij had elk gesprek dat kon uitlopen op het verschaffen van informatie over hen zorgvuldig een andere wending gegeven. Hij trok zijn schouders op, om zichzelf te beschermen tegen een plotselinge vlaag van emoties die niet onmogelijk zijn lichaam zou gaan verkennen.
Die bleef uit en hij zuchtte. Hij had zich in die jaren zo voorbereid op die emoties en woedeaanvallen dat het vreemd was om ze nu te missen.
“Ik mis ze,”¯ schreef hij, zijn vingers klemden zich krampachtig om het potlood, maar meer was het niet. “Maar ik durf ze niet op te zoeken. Ik durf ze niet onder ogen te komen na zo lang, ik ben er bang voor, denk ik.”¯
Ze fronste haar wenkbrauwen en pakte het potlood over. “Je doet nu zoveel meer dan eerder, dat het niet meer dan logisch is dan dit als volgende stap te zien,”¯ meende ze, maar hij schudde zijn hoofd.
Out of the question. Geen oude wonden openkrabben, hij wilde zichzelf niet confronteren met zijn verleden nu hij een toekomst leek te hebben, hoe schimmig die ook mocht zijn. “Misschien is die stap nog te groot,”¯ antwoordde hij, en zijn blik was zo grimmig dat hij zijn stem niet nodig had om zijn woorden kracht bij te zetten.
“Je leven kan niet afhankelijk zijn van één persoon, van wat één iemand doet. Ik wil niet jouw drug zijn, Gustav, dat werkt niet, en ik kan niet alles blijven goed doen in jouw ogen. Als ik een fout maak, mag jij niet voorbij zijn. Het spijt me.”¯
De woorden krasten gaten in het papier en in zijn hart. Begreep ze hem nu wel of begreep ze hem niet?
Het was half en half alsof ze zijn gedachten kon lezen, maar niet helemaal. Ze sloeg het gedeelte van zijn gedachten en gevoelens over wat zei dat ze werkelijk belangrijker voor hem was dan een drug. Zoveel meer dan pure verslaving.
De omslag in dit gesprek had hem onzeker gemaakt, wat als hij ruzie met haar kreeg? Hij kon haar niet verliezen, en niet omdat ze zijn drug was. Omdat het pijn deed om dingen te verliezen waarvan je hield, dat wist hij beter dan wat dan ook.
Hij sloeg zijn ogen neer, voelde de klamme stilte in de kamer toeslaan zelfs zonder dat hij die kon horen. Hij moest woorden vinden om het gesprek te redden, om haar te vertellen dat hij zich geen ruzie kon veroorloven. En misschien had ze gelijk, maar dat was een zorg voor later.
Hij beet op het puntje van zijn tong, om woorden te proeven, uit het niets te laten ontstaan en om ze op te schrijven. Het potlood glibberde bijna weg tussen zijn zwetende vingers, er schoten verschillende mogelijkheden door zijn hoofd en blijkbaar was het nodig om voor het opschrijven van die mogelijkheden de zenuwen door zijn lichaam te laten gieren.
Hij sloot zijn ogen, raakte het papier aan, en “Ik houd van je.”¯ Vier woorden, zo vaak uitgesproken, opgeschreven, gehoord, gelezen, geproefd en geroken.
Want die woorden hadden zoveel woorden, en het was onmogelijk om een leven te leiden waarin je ontkwam aan die woorden. Misschien was dat waarom hij had verwacht dat haar wenkbrauwen nog verder omhoog zouden vliegen, dat hij het niet logisch vond dat ze, na wat ze net gezegd had, haar handen om zijn gezicht vouwde en haar lippen proefde.
Het was allemaal idioot en het klopte van geen kant, maar dat deed het leven ook niet, en Morag niet. Het maakte hem niet meer uit.
Hij kuste terug.

Tom Kaulitz was zich nergens van bewust en stond met een uitgestreken gezicht tegenover de spiegel, zette zijn pet zwierig op zijn hoofd. Net voordat hij zijn hotelkamer wilde uitlopen, zag hij de deur tegen de muur knallen, het geluid van de koperen deurklink tegen perzikkleurige muur galmde snoeihard door de ruimte.
Hij zag Georgs verwilderde ogen in zijn richting staren, de bassist zwaaide met een tijdschrift alsof zijn leven ervan afhing en drukte vol van hyperactieve woede de witte letters van een artikel onder de neus van de gitarist.
“Rustig!”¯ riep die meteen uit, meer ter zelfverdediging dan dat hij hem echt wilde vermanen. “Hoe kan ik verdomme rustig zijn?”¯ beantwoordde Georg de uitroep, terwijl hij op het bed in de hotelkamer plaatsnam, weer opstond en weer ging zitten in minder dan tien seconden. “Heb je dit gezien? Ik durf te wedden dat hij dat niet eens met Dí¡vid overlegd heeft. Dit heeft hij zelf gedaan. Het boeit hem geen flikker, en het is niet eens zomaar iets. Het is belangrijk, en hij heeft alles verpest.”¯
Tom luisterde niet-begrijpend naar het geratel van de bassist, de zinnen leken niet samen te hangen, waren niet te begrijpen wanneer Georg zichzelf niet zou verduidelijken.
“Waar heb je het over?”¯ stamelde hij, en de langharige jongen tegenover hem keek hem bevreemd aan, midden in zijn tirade tot stilstand gekomen, verstoord.
“Over dí­t. Je gaat me toch niet vertellen dat niemand het je verteld heeft, Bill weet het toch al wel, hè?”¯
Tom had de neiging om zijn vingers in Georgs bovenarm te slaan en hem te laten schreeuwen van pijn, dit was zo ergerlijk. Dat hij ervanuit ging dat hij alles al wist, terwijl dat niet zo was en hij brandde van nieuwsgierigheid.
“Leg dit me uit,”¯ mompelde hij, en hij plofte op het bed neer, naast de jongen die nog altijd trilde van opgewondenheid.
“Kijk, de foto!”¯ zei die, en hij duwde Tom het artikel een tweede keer voor zijn gezicht. Dit keer zag hij waar het om draaide, en verloor hij zijn adem in een plotselinge zucht van onbegrip. Het was Gustav, teruggekeerd vanuit waar dan ook en het maakte ook niet uit want het was Gustav.
“Hoe?”¯ was het enige wat hij wist uit te brengen bij het zien van die foto. Hij was absoluut niets veranderd. Alleen vermagerd, en het meisje dat naast hem liep herkende hij ook niet.
Hij had een heel leven gehad waar zij allemaal niets van afwisten, of iets in die richting, maar Tom was al lang blij dat hij überhaupt nog een leven had, dat hij niet dood was.
“Geen idee, niemand snapt het. Opeens, verschenen. In Leipzig. En daar zou ik normaliter blij om zijn geweest, maar moet je dit zien,”¯ sputterde Georg verontwaardigd verder, en hij wees op een foto van hun huidige drummer.
“Wat doet Axel daar?”¯ vroeg Tom zich hardop af, en naast hem haalde Georg zijn schouders op.
“Dat vraag ik me ook af. Aandacht? Ik weet het echt niet, hij heeft het niet tegen David gezegd, tegen ons. En ik vraag me vooral af hoe hij zoveel meer weet dan wij?”¯
Tom beet op de piercing in zijn onderlip, zijn handelsmerk en bovendien was het net alsof hij dan beter kon nadenken. Of hij was het gewoon geworden dat te doen.
Hij gromde lichtjes, er waren zoveel oorzaken te bedenken. Waarschijnlijk was hij aangesproken door de pers, en omdat hij minder lang meeging in de muziekwereld en gewoon ontzettend mediageil was, was hij te zwak geweest om de kans op een interview voorbij te laten gaan. Alsof het hem kon schelen…
Hij sloeg geïrriteerd zijn hand voor zijn gezicht en blies zijn frustraties naar buiten, tegen zijn handpalm aan.
“Natuurlijk. Dat is zó logisch. Axel wil gewoon aandacht. Daar is de pers inmiddels ook wel achter, en dat is alles wat hieraan vooraf is gegaan,”¯ meende hij, en Georg knikte aarzelend. “Ik wilde het hem vragen. Hem ermee confronteren, maar hij is de stad in…”¯
Tom grijnsde, hij wist dat Georg Axel hiermee wilde confronteren, Axel net zo goed voor een vuurpeloton kon worden gezet.
“En David? Kunnen we het niet tegen David zeggen?”¯
Georg keek op van het artikel, opeens veel meer lust dan woede in zijn ogen en hij knikte. Tom wist dat hij bloed rook, na een streek als deze zou hij Axel zo graag iets willen aandoen dat zijn vingers jeukten om hem het liefst letterlijk de grond in te stampen. Sowieso mocht hij Axel niet erg, omdat hij zo goed met Gustav om kon gaan vroeger, en nu de nieuwe drummer dit deed had hij zo goed als zijn eigen dood over zichzelf afgeroepen.
Wat eerst alleen maar vonkjes waren geweest, was nu opgestookt tot laaiende vlammen felle ruzie.


Reacties:


xNadezhda zei op 1 aug 2011 - 20:55:
Ze was anders, maar niet vreemd. Een beetje alsof het logisch was dat ze vreemd was, dat het niet anders kon.
hij wilde zichzelf niet confronteren met zijn verleden nu hij een toekomst leek te hebben,
Omdat het pijn deed om dingen te verliezen waarvan je hield, dat wist hij beter dan wat dan ook.


Ik vind dat gesprek tussen Morag & Gustav zo mooi, zo realistisch. Die plotselinge onzekerheid - wat als ze ruzie krijgen - en dan die kus. Wunderschön.


LunANDROID
LunANDROID zei op 23 juli 2011 - 17:07:
Gaat dit verhaal eigenlijk nog wel verder?¿