Welkom op FanFic.nl

De Nederlandse website waar je fanfiction kunt lezen én schrijven.

Nu on-line: (0)

Home » Overige » One-shots » kom niet te dichtbij, anders ben ik weg

One-shots

9 maart 2012 - 15:59

3019

15

989



kom niet te dichtbij, anders ben ik weg

okey, dit is denk ik iets wat niet iedereen leuk gaat vinden.... please leave a comment.. hope you gonna like it... als het te lang of te eentonig is, zeg het dan even, alsjeblieft

Tranen lopen over mijn wangen. Toch ben in niet van plan om te blijven. Waarom moet het toch altijd mij overkomen? Stevig loop ik door, dwars door het bos. Ruw veeg ik met mijn rechterhand de tranen van mijn wangen. Het is het niet waard. Wat had je dan verwacht? Dat het eindelijk een keer goed zou gaan? Kom op zeg, weet je nu nog niet beter? Ergens weet ik dat die stem in mijn hoofd gelijk heeft, dat heeft hij altijd. Al mijn hele leven gaat het zo. Ik kom ergens. Ik ontmoet mensen. Ze raken bevriend met me, en dan… Dan gebeurt het. Iemand komt te dichtbij. Iemand komt achter mijn verleden. Confronteert me met mijn verleden. Mijn verleden dat ik heb begraven, ver achter me heb gelaten. Dat me op een of andere manier altijd weer inhaalt. Waarom zijn ze daar altijd zo geïnteresseerd in? Waarom kunnen ze het nou nooit laten bij het verhaal dat ik ze geef?

*

Zonder te beseffen waarom word ik wakker. Al word dat me snel wel duidelijk. Voetstappen. Niet op mijn kamertje, maar ernaast. Mijn ouders kamer. Er klinkt geschreeuw, gekreun en iets wat nieuw is voor me. Al komt het bekend voor. Lang om er over na te denken heb ik niet. Twee gedempte schoten. Twee gedempte schoten, zij verwoesten mijn leven. Zij maken me tot wat ik word.
De man die eerst bij mijn ouders is geweest, stormt mijn kamer in. Ruw trekt hij me overeind. Zonder enig medeleven trekt hij me langs de openstaande kamer van mijn ouders, waardoor ik vrij zicht heb op wat er met hun gebeurd is. Het is verschrikkelijk. Afschuwelijk.
Snel zijn we beneden. Vlug word ik in een auto geduwd, maar als ik wat beter om me heen kijk, is het meer een busje. Ergens ver achter in mijn hoofd weet ik al precies wat er op mij te wachten staat, ik weet al wat ik zal worden. De grijns op de man zijn gezicht als hij mij eens goed bekijkt, bevestigd dat alleen maar.


*

Behoedzaam kom ik het dorpje ingelopen. De naam doet er niet toe. Toch probeer ik hem te onthouden, Badon. Wat een rare naam eigenlijk? Ik heb al veel namen gezien, geen van allen onthouden, en geen één is zoals deze geweest. Misschien is dat een teken dat het goed zal gaan? Geloof je het zelf, dat zij je bij het rare van het vorige stadje ook. De stem in mijn hoofd duw ik zo ver mogelijk weg. Deze keer zal het geen gelijk hebben. Iets van hoop kruipt uit de diepte van mijn hart omhoog. Ik voel het verlangen door me heen gaan van de hoop dat het eindelijk een keer goed zal gaan. Met iets meer vertrouwen loop ik verder. Hier en daar staan wat routepaddenstoelen voor fietsers. Zoveel kilometer nog naar die stad, zoveel nog naar de andere stad. Aan de andere kant van de weg zie ik een verkeerspaal staan waarop dingen in het dorpje staan aangegeven. Mijn ogen schieten vluchtig over de weg om te kijken of er niets aankomt. De enige auto die eraan komt rijden is nog ver weg. Snel steek ik de weg over.
Het verkeersbord stelt me niet teleur. Er is een hostel in de beurt, én een park. Wat er voor de rest op het bord staat, laat me geheel koud. Ik draai me in de richting waarin het hostel hoort te zijn. Nog snel werp ik een blik rondom me, dan loop ik weer verder. Op weg naar het hostel. Nou maar hopen of ik er kan blijven slapen.

*

Bang kruip ik in een hoekje. Zo ver mogelijk vandaan van de onbekende man van mij. De grijns op zijn gezicht bezorgt me koude rillingen over mijn rug. Het liefst van al zou ik hier weg willen, maar ik zou niet weten hoe. Het touw om mijn enkels heen, een van de factoren waardoor ik niet zomaar wegkan, snijd pijnlijk in mijn benen bij iedere beweging die ik maak.
Nu de man eindelijk even weg is, probeer ik zo voorzichtig mogelijk het touw los te maken van mijn enkels. Het gaat niet gemakkelijk, maar al snel komt er beweging in. Net op het moment als het los is, komt de man weer binnen. Met grote ogen kijkt hij me aan. Wat hij in zijn handen heeft, valt er zo weer uit. Hij lijkt het niet in de gaten te hebben. Met grote stappen komt hij op me af. Ik zit bibberend van angst, nog altijd in het hoekje van de kamer. De verbazing op zijn gezichte maakt plaats voor een grijns die me de rillingen bezorgd als hij naar me toe loopt. Ruw trekt hij me overeind en sleept me achter zich aan, zonder ook maar te kijken of ik loop of niet. Ik zie het licht van buiten als we de kamer verlaten. Bijna lachend van plezier trekt hij me er verder vandaan, een andere kamer in. Mijn ogen worden groot als ik zie wat er allemaal in staat. Een gil van angst verlaat mijn mond.


*

Ik heb geluk gehad. Ik ben net op tijd geweest voor het laatste bed, degene die achter me stond is niet heel blij met me geweest. De vrouw die het hostel runt, rekent me er ook nog eens niets voor. Als dat geen mazzel hebben is. Gemakkelijk pak ik mijn spullen weer op, het is niet heel veel. Zwijgend loop ik in het begin achter haar aan, maar al zou ik willen praten, zou ik daar de kans toch niet voor krijgen. Vrolijk praat ze tegen me aan als ze me het bed laat zien waar ik mag slapen voorlopig. Kakelend van enthousiasme vertelt ze me de huisregels, enkele bezoekwaardige faciliteiten in de omgeving, zegt ze me waar je fietsen en auto’s kunt huren, en zo noemt ze nog veel meer dingen op die ik niet moet vergeten. Ik doe net of ik luister. Antwoord op de juiste momenten, echter zijn mijn gedachten geheel ergens anders.

*

Maanden gaan voorbij. Mijn leven gaat voorbij, maar dan zonder mij. Je kunt het zien in mijn ogen. Ze zijn leeg, emotieloos, levenloos. Ik heb geleerd te accepteren wat ze doen met me. Ik heb geleerd gewillig mee te werken, dat voorkomt de meeste pijn. Af en toe komt er een nieuwe bij, we zien dan met zijn allen wat wij ooit ook zijn geweest. Dan komt het verlangen naar vrij zijn weer heel even naar boven. Echter weten we wel beter. We zullen nooit meer vrij zijn. En daar hebben we ons al lang bij neergelegd. Er zou een wonder moeten gebeuren, mogen wij, of alleen al ik, ooit nog weg komen van hier. Van dit verschrikkelijke leven, wat het woord leven niet eens waardig is. Wat ik niet weet is dat dat wonder eerder gaat gebeuren dan ik me kan voorstellen.

*

Rustig zit ik op een bankje, in het park, voor me uit te staren. Ik geef mijn ogen goed de kost in het prachtige park. Overal staan de prachtigste bloemen in bloei, op veldjes in de verte zie ik ouders met hun kinderen spelen, picknicken en plezier maken. Een steek van verdriet trekt er door mijn heen. Dat hebben mijn ouders nooit met me kunnen doen.
In de verte zie ik een meisje van mijn leeftijd allen zitten. In mijn gedachten ben ik aan het bedenken wat ik tegen haar kan zeggen als ik naar haar toe zou gaan. Het moet anders zijn dan bij de andere. Als ik eindelijk genoeg moed, en de juiste woorden, heb verzameld, sta ik op. Na even te wachten, kijken of er niemand komt, dat blijkt niet te gaan gebeuren, loop ik naar haar toe. Toch wel een beetje zenuwachtig over hoe ze gaat reageren. Ik ben dan ook nog een wildvreemde voor haar. Bij haar zeg ik automatisch wat ik altijd zeg. Haar antwoord is precies wat al de andere voor haar ook hebben gezegd. Heel even, maar heel even, ben ik boos op mezelf dat ik niet heb gezegd wat ik heb willen zeggen tegen haar. Toch geloof ik nog steeds dat dit goed gaat.

*

Enkele jaren gaan voorbij. Het wonder is nog altijd niet gebeurd. Mijn leven is een sleur geworden. Opstaan, wassen, aankleden, eten, doen wat er van je gevraagd word, weer wassen en dan weer slapen. Ik kijk er niet eens meer van op wat er allemaal wel niet met me gebeurd is. Ik voel geen pijn meer. Ik voel niets meer. Lichamelijk. Geestelijk ben ik kapot. Iedere nacht droom ik van hoe dit begon. Iedere nacht zie ik mijn vermoorde ouders liggen. In een hoek die onmogelijk is om in te liggen. Gebroken, gebruikt. Nog altijd weet ik niet waarom. En na al die tijd, wil ik het ook niet meer weten.
Voor de zoveelste keer kleed ik me aan. Eet het bord pap dat voor me geschoven word. Ik proef de smaak niet eens meer. Zo eentonig is het geworden. Als ik het op heb, word ik ruw overeind getrokken. Als standaard procedure krijg ik een blinddoek om mijn ogen, en word ik naar buiten geleid. Ruw word ik in een busje geduwd. Al snel rijdt die aan. Echter zit ik deze keer langer in het busje dan ooit. Als we eindelijk stoppen en de blinddoek van mijn ogen word gehaald, zie ik dat we midden in het bos staan. Ik word uit het busje getrokken, en krijg een rugzak om. Even ben ik mijn evenwicht kwijt door het gewicht op mijn rug.
“De man die je gaat vermaken vandaag houdt van trekkers in het bos overvallen. Hij houdt van hun spullen gebruiken, en je zorgt maar dat hij plezier heeft. Hij brengt je vanavond terug.”¯ Ergens diep in me welt hoop op om te kunnen ontsnappen.


*

Enkele dagen gaan voorbij. Ze heeft me aan haar vrienden voorgesteld. Net als altijd verbaast het me hoe snel mensen mij in hun vriendengroep opnemen. Ryan, de langste jongen van de groep, is me letterlijk met een knuffel komen begroeten. Dat heeft nog nooit iemand gedaan. Alleen Alicia heeft wat meer moeite met me gehad. Al heb ik niets verkeerd gedaan tegen haar, denk ik zo.
Nu zitten we met zijn allen, we zijn met zessen, in het park. Iedereen heeft wat lekkers meegebracht. Pratend en lachten verdoen we onze tijd, zij hun tijd. Ik heb alle tijd van de wereld. Ik zal nooit iets moeten. Zij echter moeten naar school en huiswerk maken. Ongemakkelijk zegt Alicia dan ook na anderhalf uur dat ze naar huis moet. Ze heeft nog een hele stapel huiswerk liggen. Met haar vertrekt ook gelijk Bryan. Zo gaat iedereen weg, tot Ryan en ik alleen zijn. Ongemakkelijk schuif ik iets bij hem vandaan. Het bevalt me niet dat hij me maar aan blijft kijken.

*

Ik ren zo snel als ik kan door het bos. Ik heb geprobeerd geruisloos te zijn. Dat is alleen onmogelijk met al die takjes, blaadjes en alles wat nog meer kan kraken in het bos. Nog voor de man die me hierheen heeft gebracht, is gegaan, zei hij dat ik een uur krijg om door het bos te lopen en me te verstoppen. Dan vind de man die op mij gaat jagen leuker.
Ik probeer of ik in de verte een auto kan horen, maar alles wat ik hoor is geruis tussen de bladeren. Ik versnel mijn pas nog iets als ik merk dat ik weer langzamer ben gaan lopen. Biddend tot god dat ik op tijd weg kan komen voor de man mij vind.
Uren lijken voorbij te gaan. Nog steeds ben ik in het bos. Nog steeds heeft hij me niet gevonden. Het voelt zowel prettig als angstig. Ik heb geen idee waar ik heen moet. Hij kan ieder moment tevoorschijn komen. Dan is alles voorbij. En ja, daar komt hij. Ik probeer nog weg te komen, maar hij is veel sneller. Handig legt hij me op de grond. Vanaf daar laat ik alles over me heenkomen.


*

Angst overspoelt me. Vandaag hebben we weer afgesproken in het park. Vandaag moet ik Ryan weer onder ogen komen. Iets waar ik totaal geen zin in heb. Hij is anders. Anders dan alle andere die ooit achter mijn verleden zijn gegaan. Hij vraagt me niet botweg waar ik vandaan kom, maar doet het subtieler. Wat als hij ergens is achter gekomen? Zou hij het de rest vertellen? Ik hoop zo van niet.
Op het veld zit ik stiller dan normaal. Ik praat ook bijna niet. Af en toe werp ik een blik op Ryan. Hij lijkt heel vrolijk met de rest mee te doen, alsof er laatst niets is gebeurt. Toch kan ik het niet loslaten. Na twee uur in angst te hebben gezeten, sta ik op. Ik mompel iets in Lizet haar oor dat ik nog wat belangrijke dingen moet doen waar ik hun niet mee wil lastigvallen. Als ik net het pad heb bereikt dat me naar het einde van het park leid, voel ik een hand op mijn schouder. Ik verstijf van angst. Durf me niet te bewegen. Ik voel hoe ik omgedraaid word. Ik sluit mijn ogen, maar als ik ze open uit nieuwsgierigheid, kijk ik recht in de helderbruine ogen van Ryan.
*


gebroken lig ik in het busje van de man die ik moest vermaken. Geblinddoekt en vastgebonden. Naast me ligt de tas die ik al die tijd heb meegezeuld. Ik probeer de knoop waarmee ik vast zit langzaam los te wringen, maar het gaat niet makkelijk. Al heb ik het voordeel dat ik goed met touw om kan gaan, en dat ik gewend ben niets te zien. Ze zeggen dat als een zintuig van je afgepakt word, een ander zintuig beter gaat werken. Bij mij is dat mijn voelen geweest. Ik kan zonder te zien precies zien in mijn gedachten hoe iets eruitziet als ik het voel. Langzaam begin ik het dan ook los te peuteren. Al snel komt er wat beweging in. Mijn polsen krijgen meer ruimte. Als ik dan na nog zo’n vier knopen vrij ben, begin ik gelijk aan mijn enkels. Nu ik twee handen kan gebruiken, ben ik nog sneller klaar dan net. Ik knoop de blinddoek los achter mijn hoofd. Net op dat moment botsen we tegen de vangrails van de snelweg. Ik grijp me vast aan een stoel, duik ineen. Ik klem me om de tas van reisspullen heen. Pas na een paar minuten kijk ik op, maar dan sluit ik mijn ogen weer. In de verte hoor ik nog vaag een sirene voor ik wegval.

*

Ik kan niets uitbrengen. Ik kan alleen maar in zijn ogen kijken. In zijn ogen kijken en zwijgen. Ik kan bijna in zijn ogen lezen dat hij het weet. Hij heeft het opgezocht. Ik open mijn mond om iets te zeggen, maar er komt niets uit. Wat zou ik willen zeggen? Weet je het? Dat klinkt zo stom. Dan verlost hij me uit mijn lijden. Als vanzelfsprekend komen de woorden uit zijn mond.
“Ja, ik weet het.”¯ Zijn stem klinkt als honing, zo zoet. Er klinken emoties in door die ik niet ken. Emoties ver van haat en jaloezie af.
“Waarom heb je het me niet verteld?”¯ Het klinkt niet verwijtend, maar zo voelt het wel. Ik voel zijn armen om me heen slaan. Ik voel zijn warmte tegen mijn huid. Ik wend mijn hoofd af, maar voel hoe hij door zijn hand word terug geduwd om hem aan te kijken. Heel even voel ik zijn lippen op de mijne, maar dan breek ik los van hem. Angstig kijk ik hem aan. Zwijgend. Ik negeer alle gevoelens en emoties die door me heen schieten. Ze zeggen dat ik moet blijven. Dat kan ik niet. Ik ren weg van Ryan, met pijn in mijn hart. Toch zal er voor deze keer altijd een stukje van me hier blijven.

*

kreunend word ik wakker. Voorzichtig open ik mijn ogen, maar sluit ze gelijk. Zoveel licht! Waar komt het vandaan? Na even gewacht te hebben, open ik weer mijn ogen. Ik ben te nieuwsgierig naar waar ik ben. Weer overspoelt de hoeveelheid licht me, maar dwing mijn ogen om open te blijven. Als mij ogen geheel gewend zijn, zie ik pas waar ik ben, het ziekenhuis. Ik probeer mijn hoofd te draaien. Het lukt niet. Ik slaak een schreeuw van pijn. Gelijk stormen er een paar zusters binnen met achter hun aan een dokter.
“Zo, je bent wakker,”¯ zegt de dokter. Nieuwsgierig als ik ben, vraag ik gelijk wat er met me aan de hand is. Voorzichtig word me verteld dat ik een lichte hersenschudding heb gehad, maar dat die al weer over is. Ook word me verteld dat ik al drie dagen heb geslapen, en dat als ik zou willen zou ik morgen mogen gaan.
De volgende ochtend zit ik al vroeg aangekleed op mijn bed. Er wordt nog even een onderzoekje op me losgelaten of alles wel degelijk goed is, maar dan ben ik vrij om te gaan. Eindelijk vrij. De toekomst tegemoet. Nog geen idee hebbend wat dat met zich mee zal brengen. Zal mijn leven ooit goed gaan?


*

Tranen lopen over mijn wangen. Toch ben in niet van plan om te blijven. Ik kan niet blijven. Stevig loop ik door, dwars door het bos. Ruw veeg ik met mijn rechterhand de tranen van mijn wangen. Het is het niet waard, toch blijven ze komen. Wat had je dan verwacht? Dat het eindelijk een keer goed zou gaan? Kom op zeg, weet je nu nog niet beter? Ergens weet ik dat die stem in mijn hoofd gelijk heeft, dat heeft hij altijd. Al mijn hele leven gaat het zo. Ik kom ergens. Ik ontmoet mensen. Ze raken bevriend met me, en dan… Dan gebeurt het. Iemand komt te dichtbij. Iemand komt achter mijn verleden. Confronteert me met mijn verleden. Mijn verleden dat ik heb begraven, ver achter me heb gelaten. Dat me op een of andere manier altijd weer inhaalt. Waarom zijn ze daar altijd zo geïnteresseerd in? Waarom kunnen ze het nou nooit laten bij het verhaal dat ik ze geef? Waarom voelt het deze keer zo slecht om te gaan?


Reacties:

1 2 3

Kahlan
Kahlan zei op 30 aug 2011 - 14:40:
woaw heavy
wil met complimenten strooien over hoe goed dit geschreven is maar ben compleet spraakeloos door de inhoud.


Margootje
Margootje zei op 27 aug 2011 - 21:21:
...fantastisch!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!


justAgirl
justAgirl zei op 26 aug 2011 - 22:55:
sprakeloos dit is echt fantastisch geschreven
ik ben het echt totaal eens met Morbid echt je hebt dit heel goed geschreven!<3
xxxxxx


Nniinnoo
Nniinnoo zei op 26 aug 2011 - 20:18:
Dat laatste dan over je schrijf stijl hè.


Nniinnoo
Nniinnoo zei op 26 aug 2011 - 20:18:
Wow. Wow. Wow. Wow.
Deze had ik dus nog niet gelezen.
Wow. Wow. Wow. Wow.
Weet even niet meer wat ik moet zeggen.
*denkt diep na*
dit is gewoon SUPER awsome!!