Hoofdcategorieėn
Home » Tokio Hotel » Drievoudig geheim. [2/2] » 1
Drievoudig geheim. [2/2]
1
Het is een sombere dag dat in ieders gedachten gegrift staat. Ik zou moeten huilen, me eenzaam voelen en niet weten wat te moeten doen, maar ik lijk het tegenovergestelde. Ik ben rustig, heb niet de drang om mijn tranen te laten gaan en de eenzaamheid, die voel ik wel een beetje.
Ik ben een persoon met een tweede helft, maar die heeft me verlaten. De persoon die al vanaf mijn geboorte naast mijn zijde stond, mij steunde door dik en dun en leek te begrijpen wat ik voelde, ligt daar op het podium. Verstopt in een witte kist met duizenden camara’s erop gericht. Kransen van bloemen die rondom liggen en één grote van mij en mijn moeder er bovenop.
Het is een dag waarop de één hard huilt, de ander zacht terwijl de andere personen zich groot proberen te houden. De mensen die via de televisie live naar de uitvaart kijken, weten hun tranen te verstoppen achter de doos tissues.
Ik blijf angstvallig stil, verstop mijn droevige ogen achter een grote zonnebril terwijl mijn oom zijn speech houdt. Mijn moeder snikt zacht terwijl ik vanuit mijn ooghoeken iets aan de zijkant van de zaal zie flitsen. Ik negeer het, vast een fototoestel dat iemand stiekem mee naar binnen heeft gesmokkeld.
“Er is een geheim!”¯ klinkt het plots jammerend door de zaal. Geschrokken veer ik omhoog en kijk ik rond en zie een meisje aan de zijkant van de zaal staan. Ze kijkt me doordringend aan. Vlug kijk ik de zaal rond, hopend dat meerdere mensen het hebben gehoord, maar iedereen staart naar het podium. Langzaam laat ik me terug in de houten bank vallen. Ik pers mijn lippen op elkaar terwijl ik naar de witte kist kijk, de kist met mijn broertje erin en doe alsof ik niks gehoord of gezien heb.
“Ik weet dat je me hebt gehoord!”¯ krijst de vrouwelijke stem weer door de zaal. Weer veer ik omhoog en kijk abrupt naar de zijkant van de zaal, maar ze is verdwenen. Angstig kijk ik rond, weer niemand die iets heeft gehoord. Zijn ze hier doof of begin ik gek te worden? Is dit mijn manier van verwerken?
“Je wordt niet gek... of misschien een beetje,”¯ klinkt haar hoge stem dicht bij mijn oor. Er wordt aan een vlechtje getrokken en snel kijk ik om, ontmoet de mooiste bruine ogen die ik ooit in mijn leven heb gezien. Het meisje leunt voorover op het houten bankje, haar handen ondersteunen haar hoofd terwijl er een teken van plezier op haar gezicht staat. Haar huid is bleek en haar lippen mooi zalm roze. Een gevlochten, lavendel kleurige haarband siert haar voorhoofd en verschillende soorten bladeren zijn eraan vast gemaakt. Haar lange bruine haren vallen over haar schouders en een zwart jurkje siert haar lichaam.
“Ga weg, laat me met rust!”¯ sis ik zacht en draai me van haar weg. Ik ben wit weggetrokken en zak onderuit in de bank. Mijn moeder kijkt me verontrust aan en fluistert zonder geluid of alles wel goed gaat. Ik knik met een flauw lachje, de bloemen op het podium lijken spannender te zijn geworden.
“Ik heb je hulp nodig!”¯ krijst ze door de zaal. Boos draai ik me om, om haar duidelijk te maken dat ze niet zo moet schreeuwen en een beetje respect moet tonen voor mijn broer, maar ze is verdwenen. Zoekend gaan mijn ogen de zaal af, maar ik zie haar nergens. Ik draai me weer om, wil dit alles vergeten tot mijn hart van schrik uit mijn borstkas wilt springen. Daar zweeft ze, nog geen meter van me verwijderd. Haar armen over elkaar geslagen en haar blik staat lichtelijk boos.
“Er is een geheim in jouw familie waardoor ik niet tot rust kan komen. Het moet opgelost worden zodat ik naar de andere wereld kan,”¯ verteld ze me met een krakende stem terwijl ze me dringend aankijkt. Ze bukt naar me toe en haar bruine ogen kijken me doordringend aan.
“Wat als ik het niet wil?”¯ probeer ik er onderuit te komen. Binnen een seconde is haar hoofd nog maar één centimeter van het mijne verwijdert. Ze kijkt me boos aan terwijl ze haar armen nog steeds over elkaar heeft geslagen en tegen haar maagstreek geklemd houdt.
“Wijs me niet af!”¯ schreeuwt ze luid door de zaal waardoor ik van schrik mezelf tegen de bank klem. Haar boze gezicht kijkt me minachtend aan. “Je hebt geen keuze,”¯ zegt ze vervolgens op normale toon en draait zich van me weg terwijl ze richting het podium zweeft.
“Tom, alles oké?”¯ fluistert mijn moeder die me bezorgd aankijkt. Haar warme hand ligt op mijn bovenarm terwijl ik ongecontroleert ademhaal. Mijn borstkas gaat als een gek tekeer. Ik word gek. Ik knik zacht terwijl mijn gedachten wat anders zeggen. Het bloed trekt weg uit mijn gezicht als ik zie hoe het meisje richting de witte kist van mijn tweelingbroertje zweeft. Haar lange haren lijken in kleine bewegingen achter haar aan te vliegen. Haar jurkje doet precies hetzelfde. Ze legt haar hand op de kist terwijl ze de tekst hardop leest, door het verhaal van mijn oom heen. Het zweet breekt me uit en snel spring ik op van het harde houten bankje.
“Nee! Blijf er vanaf!”¯ roep ik door de zaal zodra ze het boeket van de kist wilt oppakken. Ik draai me om naar de mensen achter me, die me verbaast aankijken. Zien ze haar dan niet staan? Ik draai me weer om en zie dat ze van het podium verdwenen is, zweeft richting mijn moeder en blaast zacht in haar nek waarop mijn moeder reageert en vlug in haar nek krabbelt.
“Lieverd ik denk dat je beter even kunt gaan zitten,”¯ zegt mijn moeder en trekt zacht aan mijn arm. Ik schud mijn hoofd en trek mijn arm zacht los.
“Ik heb frisse lucht nodig,”¯ fluister ik en volg het meisje naar buiten en met mijn ogen houd ik haar strak in de gaten. Iedereen kijkt me na, maar ik doe alsof ik het niet zie. Mijn adem stokt en even stop ik met lopen als ik zie hoe het meisje door de deur heen zweeft. Ik voel me duizelen en even moet ik me beet grijpen aan één van de bankjes naast mijn zijde. Het hele geestenwereldje heb ik altijd al eng gevonden.
“Waar blijf je nou? Ik moet je spreken!”¯ zeurt het meisje die weer terug door de deur naar binnen zweeft. Ik wil wat zeggen, maar pers mijn lippen op elkaar. Geen goed moment. Ik vervolg mijn weg, struikel bijna over mijn eigen voeten en met veel moeite krijg ik de grote kerkdeuren open. De zonnestralen warmen mijn bleke gezicht op.
“Waar ben je in vredesnaam mee bezig? Je verstroort de begrafenis van mijn broertje én je valt me lastig! Wie ben je eigenlijk?”¯ roep ik rond wanneer het onbekende meisje niet meer zie. Ik draai me rond, ga ieder hoekje van het plein af, kijk op het dak, maar ze is nergens meer te bekennen. “En loop niet steeds weg!”¯ schreeuw ik uit onmacht.
“Hier ben ik al,”¯ zegt ze vrolijk en verschijnt plots voor mijn neus. Ik schrik me rot en zet een aantal stappen achteruit.
“En stop met me steeds te laten schrikken,”¯ sis ik met fijngeknepen ogen. Het meisje haalt haar schouders op en zweeft rondjes om me heen. Ik volg en houd haar strak in de gaten zodat ik haar niet weer uit het oog verlies.
“Ik kan er niks aan doen dat jij een slecht geweten hebt,”¯ zegt ze en plots is haar gezicht dichtbij het mijne waardoor ik van schrik naar adem hap. “Waarom ben je bang voor me? Ik doe je niks hoor. Hoogstpersoonlijk zal ik je een beetje pijn doen als je niet naar me luistert.”¯ Ze slaat haar armen over elkaar en kijkt me triomfantelijk aan, vindt het overduidelijk leuk om me op de stang te jagen.
“Als je me bang maakt kan ik je niet helpen,”¯ zeg ik eigenwijs, iets wat ik beter niet had kunnen doen. Ze vliegt naar me toe en staat binnen een seconde voor me. De wind die ze maakt, voel ik over mijn gezicht trekken en haar neus lijkt het mijne op één millimeter net niet te raken. Ik hap naar adem, mijn ogen worden groot en van schrik struikel ik naar achter. Ze zweeft me achterna.
“Weet je wel wie ik ben?”¯ vraagt ze kattig en zweeft steeds meer naar me toe als ik een stap naar achter zet en mezelf klem loop. Ik schud mijn hoofd, breng geen woord uit. “Ik ben verdomme je drieling zusje! Je bent verplicht me te helpen én van me te houden. Net zoals je van Bill deed.”¯ Mijn ogen worden groter, lijken net knikkers die ieder moment uit mijn oogkassen kunnen stuiteren. Mijn keel wordt droog en mijn handen klam. Zeg dat het niet zo is. Ik wil het niet. Bill en ik zijn de enige.
“Ik ben WEL je drielingzusje!”¯ krijst ze luid in mijn gezicht. “En schep niet steeds zo op over dat je de oudste bent! Ik,”¯ zegt ze drukt met haar wijsvinger hard tegen mijn borstkas, “ben de oudste!”¯ Ze zweeft weg, haar armen beledigt over elkaar geslagen. De wind vliegt door haar bruine haar heen en haar ogen dwalen over het kerkhof.
“Maar waarom weet ik dit allemaal dan niet? Niemand heeft wat tegen mij verteld. Weet je zeker dat je mijn zusje bent?”¯ Mijn twijfel is duidelijk te horen en ik hobbel achter haar aan, wil nog meer vragen aan haar stellen. Het gebeurt sneller dan een camaraflits, in een seconde staat ze voor me, haar neus op één millimeter van het mijne verwijderd. De door haar veroorzaakte wind stuift door mijn vlechten heen, bezorgt me rillingen. Haar bruine ogen kijken me minachtend aan. Het lijkt wel of ik haar adem op mijn huid kan voelen branden. Ze pakt een vlecht tussen haar wijsvinger en duim en geeft er een harde ruk aan.
“Hoevaak denk je nog dat ik het ga uitleggen?”¯ Ik jammer als ze nog een ruk aan mijn vlecht geeft en vervolgens haar rug naar me toekeert. Ze zweeft weer weg, langzamer, in de richting van de begraafplaats. Haar ogen gaan iedere steen af, alsof ze iets of iemand zoekt. Het blijft lang still tussen ons beiden. Ik durf niks meer te zeggen, ik ben nog in lichte shock van haar snelle acties waarin ze binnen een flits voor mijn gezicht zweeft. Als ik zoiets op tv zie, krijg ik hartkloppingen, maar nu het bij mezelf gebeurt, krijg ik een hartstilstand.
“Zoek je iets?”¯
“Ja.”¯
“Wat dan? Misschien kan ik helpen?”¯
“Ik zoek onze vader.”¯
Reacties:
Er zijn nog geen reacties op dit verhaal.